Slaap en Geheugen

Ontdek welke rol slaap speelt bij het opslaan van nieuwe informatie in ons geheugen en hoe onderzoekers hier onderzoek naar doen.

Hier staan verschillende activiteiten beschreven om op een onderzoekende manier met het thema aan de slag te gaan. Alle activiteiten staan ook beschreven in het boekhoofdstuk dat je via de knop kunt downloaden en eventueel kunt printen. In het boekhoofdstuk staat bovendien een inhoudelijke paragraaf, waarin het onderzoek naar dit thema uitgebreid wordt beschreven.

Tijdsduur: zie activiteiten

Videoportret van de onderzoeker

Lezing voor kinderen

Lezing voor leraren

Deze activiteit bestaat uit drie deelactiviteiten. In het eerste en laatste deel doen leerlingen mee aan een geheugenonderzoekje zonder dat ze dit weten. Ze ontdekken dat je nieuwe kennis makkelijker onthoudt als je het kunt koppelen aan iets wat je al weet. In het tweede deel denken de leerlingen na over hun eigen herinneringen en maken ze een geheugenoverzicht met verschillende soorten geheugen.

Subthema
Geheugen

Doelen

  • Leerlingen leren wat het verschil is tussen het herinneren van vaardigheden (procedureel) en van informatie (declaratief).
  • Leerlingen leren dat informatieve herinneringen kunnen worden onderverdeeld in gebeurtenissen (episodisch) en kennis van de wereld (semantisch).
  • Leerlingen ervaren hoe opgebouwde kennis helpt om nieuwe dingen te leren.

Duur
25 minuten

Werkvorm
Individueel, in twee- of drietallen en klassikaal

Benodigdheden

Per leerling:

Voorbereiding
Regel een plattegrond van jullie schoolplein. Voeg de plattegrond toe aan dia’s 2, 3 en 4 van de PowerPointpresentatie. Markeer op dia 4 een plek waar een nieuw klimrek geplaatst zou kunnen worden. Print voor iedere leerling zowel de ongemarkeerde plattegrond van jullie schoolplein als de ongemarkeerde onbekende plattegrond op dia 1. Hang een groot vel op een centrale plaats in het lokaal en verdeel deze in drie gemarkeerde kolommen: vaardigheden, gebeurtenissen en kennis.

Activiteit
Deel 1: Een nieuw klimrek op het schoolplein
Vertel de klas dat je een korte mededeling hebt. Laat op het digibord de plattegrond van het schoolplein van een andere school zien (dia 1 van de PowerPointpresentatie) en wijs de plek aan waar een nieuw speelrek zal worden geplaatst. Daarna leg je uit dat jullie school ook een klimrek op jullie eigen schoolplein wil plaatsen en wijs je de plek hiervan aan op jullie eigen schoolplein (dia 2). Geef vervolgens aan dat er morgen meer tijd is om het hierover te hebben, maar dat je het alvast even wilde laten weten aan de klas. Dit is belangrijk, omdat de leerlingen in dit stadium nog niet mogen weten dat deze mededeling al onderdeel is van de activiteit.

Deel 2: Verschillende soorten geheugen
Vervolgens start je de ‘echte’ activiteit. Vraag de leerlingen om één of meerdere herinneringen op te schrijven op post-its. Als alle leerlingen iets hebben opgeschreven, leg je uit dat er verschillende soorten herinneringen zijn, waaronder herinneringen over vaardigheden, gebeurtenissen en kennis. Geef van iedere soort herinnering een voorbeeld, bijvoorbeeld hoe je moet bellenblazen (vaardigheid), een herinnering aan je verjaardagsfeestje (gebeurtenis) en weten wat je huisnummer is (kennis). Verdeel de klas in twee- of drietallen en laat de leerlingen met hun groepje bepalen in welke categorie hun herinneringen vallen. Als de leerlingen alle post-its van hun groepje hebben besproken, plakken ze deze op de juiste plek op het grote vel voorin de klas, waarop het geheugenoverzicht wordt gemaakt. Waarschijnlijk hebben de meeste leerlingen voorbeelden opgeschreven van gebeurtenissen, omdat we dit soort herinneringen van nature als het schoolvoorbeeld van herinneringen zien. Leg uit dat alle kennis en feiten in ons hoofd ook herinneringen zijn, zelfs als we niet meer weten wanneer we iets precies geleerd hebben. Hetzelfde geldt voor vaardigheden, zoals springen of rennen. Vraag de leerlingen om samen met hun groepje ook een herinnering te bedenken voor de andere twee categorieën. Deze schrijven ze ook op een post-it en hangen ze op het geheugenoverzicht.

Deel 3: Wat hebben de leerlingen onthouden?
Zorg dat er minstens een uur is verstreken sinds de mededeling over het schoolplein. Geef dan iedere leerling de plattegronden van het onbekende en eigen schoolplein op papier en vraag of ze zich nog herinneren waar de klimrekken geplaatst gaan worden op beide schoolpleinen. Toon nu dia 3 van de PowerPointpresentatie en zet voor iedere leerling een stip op ieder schoolplein op de plek die zij zich herinneren.

Afronding
Vraag de leerlingen hoeveel vertrouwen ze hebben in hun antwoorden op de vraag over het klimrek. Is er verschil tussen hoe zeker ze zijn over hun antwoord voor het onbekende en eigen schoolplein? Laat nu de laatste dia zien. Hadden de leerlingen het goed onthouden? Hoe zou dat komen? Op basis van hoe het geheugen werkt, is te verwachten dat leerlingen de locatie op hun eigen schoolplein beter hebben onthouden dan die op het onbekende schoolplein. Ook zal er meer spreiding zitten tussen de stippen op het onbekende schoolplein en zullen de leerlingen minder vertrouwen hebben in dit antwoord. Vraag de leerlingen waarom dit zou kunnen zijn. Leg uit dat het niet toevallig is als ze de plek van het klimrek op jullie eigen schoolplein beter hebben onthouden. Wanneer je iets compleet nieuws moet leren, kan dit erg lastig zijn. Maar als je het kunt koppelen aan voorkennis, dan wordt het leren van nieuwe informatie stukken makkelijker. Dit wordt ook wel het schema-effect genoemd. Vraag de leerlingen welke soorten geheugen ze hebben gebruikt in het onderzoekje over het schoolplein. Leg uit dat dit valt in de categorie kennis. Voeg een post-it met dit voorbeeld toe aan het geheugenoverzicht.

Verbinding met het thema
Verschillende soorten geheugen
Ons geheugen kun je opdelen in het procedureel geheugen en declaratief geheugen. De procedurele herinneringen worden in de activiteit vaardigheden genoemd, hieronder vallen bijvoorbeeld motorische vaardigheden en gewoontes. De declaratieve herinneringen bestaan uit alle informatie in ons geheugen. Hierbij wordt nog onderscheid gemaakt tussen twee categorieën. De eerste categorie is het episodische geheugen, dit zijn herinneringen aan gebeurtenissen in je leven. Een voorbeeld hiervan is dat je je kan herinneren waar en wanneer je gisteren lunch at en ook nog wat je gegeten hebt en met wie. De tweede categorie is het semantische geheugen. Dit is alle kennis die we hebben van de wereld om ons heen, bijvoorbeeld welke kleuren de Nederlandse vlag heeft. We kunnen ons bij deze feiten alleen niet meer herinneren wanneer we het precies geleerd hebben.

Het schema-effect
Het schema-effect is het fenomeen dat we dingen sneller leren als het past bij iets wat we al weten. Ons brein kan dan gebruikmaken van voorkennis, in deze activiteit het semantisch geheugen van het schoolplein, waaraan de nieuwe informatie gekoppeld kan worden, in dit geval de locatie van het nieuwe klimrek. Als er geen koppeling te maken is met eerder opgeslagen informatie, zoals bij het leren van compleet nieuwe informatie, dan is het opslaan van deze kennis een stuk lastiger. Het toevoegen van nieuwe herinneringen aan ons semantische geheugen wordt ook wel consolidatie genoemd, oftewel het vormen van het langetermijngeheugen.

Met de ‘vingertik-test’ ontdekken leerlingen dat slaap een grote rol speelt bij het aanleren van nieuwe vaardigheden.

Subthema’s

  • Slaap
  • Geheugen

Doelen

  • Leerlingen leren de resultaten van twee groepen proefpersonen met elkaar te vergelijken.
  • Leerlingen maken kennis met een experiment waarin proefpersonen willekeurig zijn ingedeeld.
  • Leerlingen leren wat nodig is om een onderzoek eerlijk te maken.
  • Leerlingen ontdekken dat slaap effect heeft op een aangeleerde vaardigheid.
  • Leerlingen leren dat je slaap bestaat uit verschillende fases.

Duur
90 minuten

Werkvorm
In twee- of drietallen en individueel

Benodigdheden

Per leerling:

Per twee- of drietal:

Voorbereiding
Download het programma en zet deze klaar op de laptops of computers. Loop met behulp van het werkblad alvast het programma een keer door. Het programma werkt alleen als de laptop of computer een losse ‘+’-toets heeft. Zorg dat je ook test of het programma werkt op de laptops of computers van de leerlingen. De naam die je invult in het veld ‘Proband’ wordt na de test gebruikt om de resultaten op te slaan in de map ‘Auswertungen’. Zorg daarom dat hetzelfde twee- of drietal leerlingen steeds dezelfde laptop gebruikt, zodat ze achteraf gemakkelijk hun eigen testresultaten terug kunnen vinden.

Activiteit
Deel 1: De ’vingertik-test’
Leg uit dat jullie vandaag met de klas een experiment gaan doen, hiervoor doet iedere leerling een ‘vingertik-test’. Verdeel de groep in twee- of drietallen, zodat iedereen de kans krijgt om de test te doen. Geef iedere leerling een werkblad. Hiermee openen ze het programma en vullen ze de juiste gegevens in. Benadruk dat alle leerlingen “test naam_leerling” invullen in het bovenste veld, zodat de resultaten van het experiment opgeslagen worden. Let op bij leerlingen die dezelfde naam hebben: als je twee keer het programma draait met dezelfde naam, dan worden de vorige resultaten overschreven. Zorg er dus voor dat deze leerlingen ieder een unieke naam invoeren.

Tijdens de test moeten de leerlingen de reeks 4-1-3-2-4 tikken met de vingers van hun niet-schrijfhand. De uitdaging is om dit zo snel en zo vaak mogelijk te doen. De test bestaat uit 12 blokken van 30 seconden, met steeds 20 seconden pauze tussendoor. Vertel de leerlingen nog niet dat ze op een later moment nog een keer getest gaan worden! Als alle leerlingen het programma hebben voltooid, vervolg je de lesdag zoals gepland. Zorg dat je minstens één andere activiteit doet voor je met deel 2 verder gaat. We raden aan om een back-up te maken van de resultaten van de leerlingen, zodat deze niet per ongeluk overschreven worden in de volgende rondes.

Deel 2: Testfase voor groep A
Vervolg het experiment aan het einde van de dag. Vertel de klas dat het voor het experiment nodig is dat de helft van de groep de test die ze eerder hebben gedaan herhaalt, en de andere helft van de leerlingen juist niet. Verdeel de groep willekeurig in tweeën (A en B), bijvoorbeeld met behulp van namen op ijsstokjes. Alle leerlingen in groep A zullen de test nog een keer doen. Als de leerlingen doorvragen over de reden, zeg dan dat je morgen meer uitleg zult geven over het experiment. De leerlingen van groep B worden op een later moment getest, maar zorg ervoor dat ze dat op dit moment nog niet weten.

Deze keer doen de leerlingen maar drie rondes in plaats van twaalf. Ook nu moeten de leerlingen zo correct en zo vaak mogelijk de reeks intikken. Deel de werkbladen uit en benoem dat de leerlingen voor het starten de 12 in het onderste veld moeten veranderen in een 3. Zorg ook dat ze deze keer juist “middag naam_leerling” invullen in het bovenste veld, zodat hun vorige testresultaten niet worden overschreven. Als alle leerlingen de test hebben gedaan, bespreek deze dan kort na. Vonden de leerlingen het deze keer makkelijker dan eerder op de dag? Voelde het anders?

Deel 3: Testfase voor groep B en verwerken resultaten
Bij de start van de volgende schooldag vertel je dat de leerlingen in groep B ook de vingertik-test nog een keer zullen doen. Deel de werkbladen uit. Zorg dat ze “ochtend naam_leerling” in het bovenste veld invullen en een 3 invullen in het onderste veld. Hoe voelde het voor de leerlingen om de test te doen? Voelde het makkelijker dan gisteren? Waarom wel of niet?

Bespreek nu met de leerlingen de opzet van het experiment. Gisteren heeft iedereen het vingertikken eerst geoefend. Daarna heeft de helft van de leerlingen (groep A) de test diezelfde middag opnieuw gedaan. Groep B heeft juist eerst een nacht geslapen en daarna de test opnieuw gedaan. Welke groep zou het beter gedaan hebben volgens de leerlingen? Waarom denken ze dat? Daar gaan jullie nu achter komen! Laat de leerlingen in twee- of drietallen hun testresultaten opzoeken en verwerken. Ze openen hiervoor de twee Excel-bestanden met hun eigen testresultaten in de map ‘Auswertungen’. Bij de resultaten van de eerste test ‘test [voornaam]’ tellen ze het aantal correct ingevoerde reeksen van de laatste drie trainingsrondes bij elkaar op (in kolom C). Voor de tweede test (in de middag of in de ochtend) ‘middag/ochtend [voornaam]’ tellen ze het totaal aantal correct ingevoerde reeksen van de drie rondes bij elkaar op. Als alle leerlingen hun eigen scores berekend hebben, bereken je klassikaal met de leerlingen samen het gemiddelde van de drie groepen: de gemiddelde score voor de hele klas bij de eerste testronde, de gemiddelde score van groep A (middag) bij de tweede test en de gemiddelde testscore van groep B (ochtend) bij de tweede test. Hier zou uit moeten komen dat de scores van groep B gemiddeld beter zijn dan die van groep A.

Afronding
Bespreek de resultaten met de leerlingen. Zit er inderdaad een verschil tussen de scores van groep A en groep B? Komt dit overeen met de verwachting van de leerlingen? Waarom wel/niet? Leg uit dat slaap een belangrijke rol speelt bij het opslaan en verwerken van dingen die je overdag geleerd hebt.

Onze herinneringen en vaardigheden kunnen hierdoor worden versterkt, dat heet consolideren. Als je een nieuwe vaardigheid hebt geleerd, kun je dus merken dat het na een nachtje slaap opeens een stuk beter gaat. Zorg dus altijd dat je genoeg geslapen hebt voor een belangrijke toets! Bespreek ook de opzet van het experiment met de leerlingen. Benoem dat je de groep willekeurig in tweeën hebt gesplitst. Waarom zou dat zijn? Leg uit dat het bijvoorbeeld niet eerlijk vergelijken is als net alle leerlingen die al piano kunnen spelen in de ene groep zitten. Zeg ook dat je expres verborgen hebt gehouden dat de leerlingen een tweede keer getest zouden worden, zodat ze niet speciaal gingen oefenen op de reeks. Op deze manier krijg je een eerlijker resultaat van het experiment. Laat als afsluiting (een deel van) een video van De Buitendienst zien over verschillende slaapstadia en de functie van slaap (van 4:23 tot en met 6:58). Vertel dat je met behulp van een fitbit of een ander sporthorloge ook de verschillende slaapstadia kunt meten. Daarbij is het wel belangrijk om te noemen dat een polsmeting niet heel betrouwbaar is en dat deze onderschat hoeveel je echt slaapt.

Verbinding met het thema
Het is heel erg verrassend dat we zo weinig weten over slaap, terwijl we 30% van ons leven slapend doorbrengen. Wel weten we dat slaap bestaat uit verschillende slaapstadia die zich door de nacht heen herhalen. Slaap kan opgedeeld worden in REM- en non-REM-slaap (NREM-slaap). REM staat voor Rapid Eye Movements, oftewel snelle oogbewegingen. Non-REM slaap kan verder verdeeld worden in lichte slaap (stadia 1 en 2) en diepe slaap (stadia 3 en 4, ook wel langzame-golfslaap genoemd). Als we in slaap vallen, beginnen we altijd met non-REM-slaap, van lichte slaap naar diepe slaap (dus stadia 1, 2, 3, 4), dan gaan we terug naar lichte slaap stadium 2 alvorens we overschakelen naar REM-slaap. REM-slaap is speciaal, omdat we dan volledig slappe spieren hebben, terwijl onze ogen juist heel veel bewegen. Dit is ook het slaapstadium waarin we vreemde dromen kunnen hebben, maar over het algemeen bevatten alle slaapstadia dromen. Samengenomen vormen non-REM- en REM-slaap dus een slaapcyclus. Zo’n cyclus is ongeveer 90 minuten lang en wordt over de nacht heen drie tot vijf keer herhaald. Vroeg in de nacht bevat de cyclus meer diepe slaap dan REM-slaap, terwijl het tegen het einde van de nacht meer REM-slaap dan diepe slaap bevat. Als je met een uitgeslapen gevoel wakker wilt worden, dan kan je het beste wakker worden uit een licht slaapstadium in plaats van een diep of REM-slaapstadium. We weten inmiddels dat slaap belangrijk is en verschillende functies heeft. Toch is er nog veel onderzoek nodig naar hoe de verschillende slaapstadia en de breinsignalen tijdens slaap een rol hebben in deze functies.

Tip
De afleveringen ‘Memory’ en ‘Dreams’ van de Netflix documentaire ‘The mind explained’ zijn een mooie aanvulling op deze activiteit.

Leerlingen onderzoeken of mensen van verschillende leeftijden andere slaapvoorkeuren hebben.

Subthema
Slaap

Doelen

  • Leerlingen ontdekken dat de tijden waarop we slapen afhangen van hoe oud we zijn.
  • Leerlingen maken kennis met het doen van een klein experiment.

Duur
45 minuten, daarnaast tijd om de vragenlijst af te nemen bij proefpersonen

Werkvorm
Individueel, in viertallen en klassikaal

Benodigdheden
Per leerling: printblad ‘Vragenlijst’

Voorbereiding
Verdiep je alvast in het uitlegblad, zodat je de leerlingen kunt helpen met het uitwerken van de resultaten van hun onderzoek.

Activiteit
Vraag de leerlingen hoe laat ze het liefst gaan slapen, als ze de keuze hadden. Wil iedereen het liefst even laat naar bed, of zijn er juist verschillen in de klas? En hoe zit dat met opstaan, verschilt dat veel van elkaar? Vraag de leerlingen of ze denken dat slaapvoorkeuren afhangen van hoe oud iemand is. Waarom wel of niet? Vertel dat jullie dat met de klas gaan onderzoeken. Deel de vragenlijsten uit en geef iedere leerling de opdracht om op zoek te gaan naar ongeveer vijftien proefpersonen in hun omgeving. Ze kunnen verschillende familieleden, buren, leraren en/of mensen op straat vragen, zolang ze ervoor zorgen dat ze uiteindelijk in elke leeftijdscategorie (0 tot 15 jaar, 16 tot 30 jaar, 31 tot 50 jaar en ouder dan 50) een aantal proefpersonen hebben.

Als alle leerlingen de kans hebben gehad om antwoorden van hun proefpersonen te verzamelen, verdeel je de klas in viertallen. Ieder viertal voegt hun vragenlijsten samen en verwerken met elkaar de antwoorden. Laat hierna de leerlingen per leeftijdscategorie zowel de gemiddelde tijd van naar bed gaan als de gemiddelde tijd van opstaan uitrekenen. Het is hierbij handig om de tijden na 24 uur ’s nachts door te tellen. Dus 1 uur ’s nachts wordt 25 uur, 2 uur ’s nachts wordt 26 uur, en zo verder. Hierna verwerkt het groepje hun data in twee grafieken: gewenste tijd van naar bed gaan en tijd van opstaan.

Afronding
Bespreek klassikaal de grafieken van de verschillende groepjes. Zit er een verschil tussen de leeftijden in hoe laat ze graag naar bed gaan? En is er verschil in hoe laat ze op zouden willen staan? Hebben de groepjes dezelfde gemiddelden, of is er juist verschil tussen de groepjes? Hoe zou dat kunnen komen? Vertel dat onderzoekers hebben ontdekt dat onze slaaptijden veranderen in de loop van ons leven. Jonge kinderen gaan eerder naar bed dan oudere kinderen en jongvolwassenen. Het is dus niet gek als een tiener tot het begin van de middag slaapt, dit is namelijk zijn/haar natuurlijke slaaptijd.

Verbinding met het thema
Het krijgen van genoeg slaap is belangrijk voor ons geheugen. Maar wanneer we slapen kan nogal verschillen. Sommige mensen gaan graag vroeg naar bed en staan vroeg op, terwijl andere juist liever laat gaan slapen en laat opstaan. Wanneer we slapen is onder andere afhankelijk van je chronotype, oftewel het natuurlijke dag- en nachtritme van je lichaam. Als klein kind hebben we allemaal een erg vroeg chronotype, maar dit chronotype wordt steeds later naarmate we de pubertijd bereiken. Het meest late slaaptype in ons leven bereiken we dan ook als we tussen de 18-22 jaar oud zijn, waarna ons chronotype weer terugkeert naar een vroeger type. Rond de tijd dat we met pensioen gaan, bereiken we dan weer het chronotype dat we hadden toen we een klein kind waren. In onderzoek naar chronotype is het belangrijk dat er van iedere leeftijd genoeg proefpersonen meedoen, zodat de resultaten representatief zijn voor de populatie die wordt onderzocht. Toch is dat vaak een uitdaging voor onderzoekers. Omdat veel mensen tussen de 25 en 65 druk zijn met hun werk, heeft een (slaap)onderzoek vaak een scheef verdeelde dataset.

Tips

  • Bij jongere leerlingen kun je ervoor kiezen om de resultaten zelf te analyseren en daarna klassikaal te bespreken.
  • Als uitbreiding zouden de leerlingen ook kunnen kijken naar verschillen tussen geslachten, omdat bekend is dat vrouwen over het algemeen een vroeger chronotype hebben dan mannen.
  • Door de resultaten van de verschillende groepjes te printen en op te hangen, ontstaat de mogelijkheid om het te hebben over replicatie (herhaling van het onderzoek). Leg uit dat verschillende onderzoekers vaak hetzelfde experiment doen om uit te vinden of de resultaten elke keer hetzelfde zijn en dus of de conclusie van het onderzoek klopt.

Leerlingen vormen met de werkvorm ‘beweegredeneren’ een standpunt over proefdieronderzoek en gaan hierover met elkaar in gesprek. Ze onderzoeken of hun mening gebaseerd is op een argument of een gevoel.

Subthema
Proefdieronderzoek

Doelen

  • Leerlingen denken na over het gebruik van proefdieren in onderzoek.
  • Leerlingen leren een mening te formuleren over proefdieronderzoek.
  • Leerlingen leren om argumenten te formuleren, een standpunt te verdedigen, naar elkaar te luisteren en zich in te leven in het standpunt van een ander.
  • Leerlingen reflecteren op welke beweegredenen ze hebben bij een standpunt.

Duur
45 minuten

Werkvorm
Klassikaal

Benodigdheden

Voorbereiding
Als voorbereiding op deze activiteit is het mogelijk om als school een bezoek te brengen aan een dierenlaboratorium. Bij ‘Ervaringen in de klas’ kun je contactgegevens vinden van dierenlabs in Nederland die openstaan voor schoolbezoeken.

Deel de ruimte in vier vakken met twee assen: voor (denkargument), voor (gevoelsargument), tegen (denkargument) en tegen (gevoelsargument). Markeer ieder vak met één van de geprinte afbeeldingen ‘Vier vakken’.

Activiteit
In de vorige activiteiten hebben de leerlingen kennisgemaakt met hoe je onderzoek kunt doen naar slaap en geheugen. Om meer te ontdekken over hoe we nieuwe dingen leren of hoe slaap helpt bij het vormen van ons geheugen, is het ook nodig om te onderzoeken wat er precies in de hersenen gebeurt. Vertel dat er bij dit soort onderzoek vaak gebruikt wordt gemaakt van proefdieren, zoals ratten of muizen. Onderzoekers moeten zich bij het uitvoeren van dierproeven aan hele strenge regels houden. Ze moeten eerst bewijzen dat er echt geen andere manier is om aan deze kennis te komen. Ook moet er goed voor de dieren gezorgd worden, onder andere door te zorgen dat de dieren geen stress of pijn ervaren. Daarnaast zijn er overheidsinstanties die regelmatig in de gaten houden of onderzoekers in dierenlaboratoria zich aan alle regels houden. Benoem ook dat het testen van make-up op dieren verboden is in Nederland. Laat hierna de video van De Buitendienst zien over het doen van onderzoek op proefdieren.

Laat de leerlingen plaatsnemen in het midden van de ruimte (lokaal of buitenruimte). Leg uit dat je de ruimte in vier vakken hebt verdeeld: voor (denken), voor (voelen), tegen (denken) en tegen (voelen). Toon nu één voor één de stellingen in de PowerPointpresentatie of lees ze voor. De leerlingen bedenken bij iedere stelling of ze voor of tegen de stelling zijn, en gaan aan de bijbehorende kant van het lokaal staan. Vraag vervolgens aan de leerlingen of ze op deze mening zijn gekomen door te denken of te voelen, en vraag ze om naar het bijbehorende vak te lopen.

De leerlingen staan nu verdeeld op vier plaatsen in het lokaal. Vraag aan enkele leerlingen uit verschillende vakken waarom ze daar zijn gaan staan. Waarom denk je dit? Welke ervaringen hebben je hiertoe gebracht? Maakt het voor je uit om welke reden er onderzoek gedaan wordt op dieren? Hangt je mening ook af van hoe erg de dieren lijden tijdens het onderzoek? Kun je het nog verder toelichten? Let op: het gaat er bij deze activiteit om dat leerlingen hun mening ontwikkelen. Het is daarom geen debat waarin argumenten tegenover elkaar worden gezet, maar een ruimte waar verschillende meningen en bijbehorende argumenten naast elkaar mogen bestaan. Een belangrijke spelregel is daarom dat elk argument mag. Rem de leerlingen dan ook wanneer zij elkaar proberen te overtuigen of de ander geen ruimte geven voor de eigen mening.

Nu de leerlingen wat van elkaars argumenten hebben gehoord, vraag je ze om naar een ander vak te lopen en dus een positie in te nemen die niet hun eigen positie is. De leerlingen bedenken een nieuw argument bij deze nieuwe positie. Als de leerlingen nog niet veel ervaring hebben met het maken van argumenten, kun je ze in groepjes laten overleggen. Vraag nogmaals enkele leerlingen welk(e) argument(en) ze hebben bedacht voor hun nieuwe positie. Hoe is het voor ze om bij een ander vak te staan? Herhaal deze stappen voor alle stellingen.

Afronding
Bespreek de stellingen na met de klas. Zijn er leerlingen van mening veranderd naar aanleiding van wat anderen gezegd hebben? Waarom wel/niet? En heeft het zien van het filmpje, of eventueel het bezoek aan een laboratorium, invloed gehad op hun mening? Waarom wel/niet?

Verbinding met het thema
Lisa Genzel doet met haar team onderzoek naar geheugen en hoe slaap daar een rol in speelt. Het gedeelte van het brein dat belangrijk is voor dit proces, de hippocampus, ligt diep in het menselijke brein. Bij mensen kunnen ze niet makkelijk de hersenactiviteit in dit gebied meten, onder andere omdat de imaging technieken nog niet ver genoeg zijn. Lisa Genzel en haar collega’s maken daarom gebruik van proefdieren in hun onderzoek. Ze gebruiken knaagdieren (ratten en muizen), omdat ze bij deze dieren kleine opname-elektroden in het brein kunnen plaatsen om in detail de hersenactiviteit te meten. Ook kunnen ze ervoor zorgen dat sommige hersengebieden tijdelijk niet werken, om zo uit te vinden hoe belangrijk de hippocampus eigenlijk is.

Tips
Mocht dit mogelijk zijn, dan raden wij aan om de klas voor deze activiteit in twee groepen te verdelen. Dit brengt meer rust in het gesprek en geeft meer leerlingen de kans om hun argumenten te verwoorden.

Het is mogelijk met je klas een dierenlaboratorium te bezoeken in Nijmegen, Maastricht of Amsterdam. Kijk bij ‘Ervaringen in de klas’ voor contactgegevens.

 

Aangepast van de oorspronkelijke activiteit door Paul van der Zande:
Zande, P. van der (2017): ‘Beweegredeneren, een werkvorm bij dilemma’s in de klas’.

Hieronder vertelt Koen Sibbel, leraar van basisschool de Laarakker in Arnhem, over zijn ervaringen in de klas.

“Het was heel interessant om met het thema Slaap en geheugen aan de slag te gaan en ook de leerlingen sprak het erg aan. Ze worden uitgedaagd om op een andere manier met de stof om te gaan dan dat ze gewend zijn. Het is ook een onderwerp dat erg geschikt is om met onderzoekend leren aan de slag te gaan. Deze manier van onderwijs is een onderdeel van onze visie als school en dat is ook waarom we meedoen met dit project. Het zorgt ervoor dat het leren echt vanuit de leerlingen zelf komt. Zo leren zij zelf vragen te stellen en ontdekken zij zelf wat zij nodig hebben om tot een antwoord te komen.”

Leerlingen van basisschool de Laarakker krijgen een kijkje achter de schermen in het dierenlab van dr. med. Lisa Genzel. (Foto: Jimmy Israël)

“Het meest bijzondere aan dit project is dat de leerlingen werken aan een onderwerp waar ze normaal gesproken niet zo snel stil bij staan. Zo zullen zij niet uit zichzelf ‘slaap’ en ‘geheugen’ aan elkaar koppelen en er in de klas mee aan de slag gaan. Als leraar is de toegevoegde waarde dat wij zelf weer worden uitgedaagd om de verdieping te zoeken om de leerlingen goed te begeleiden.”

“De leukste activiteit voor de leerlingen was activiteit 2 ‘Waarom slapen we?’, waarbij zij zo snel mogelijk een cijfercombinatie in moesten tikken. Daarbij zagen wij ook de grootste betrokkenheid. De activiteit laat heel goed het effect van slaap op je geheugen zien en dat je jezelf kan trainen.”

“De activiteiten die in dit boek staan, bieden ook ruimte om creatief te zijn en zelf invulling te geven aan de opdrachten. Zo worden er bij activiteit 3 ‘Wanneer slapen we?’ vragenlijsten afgenomen door de leerlingen over slaapgewoontes. Eén van onze leraren heeft de leerlingen de opdracht gegeven om thuis en in de eigen omgeving proefpersonen te ondervragen. Een andere leraar is met de leerlingen naar een winkelcentrum in de stad geweest om daar de mensen te bevragen. Op die manier kun je er je eigen draai aan geven. Ze werkten allemaal naar hetzelfde doel toe, maar de route die je kunt nemen varieert.”

Naast de activiteiten in de klas, bezochten leerlingen van de Laarakker en de Laarhorst het Centraal Dierenlaboratorium van het Radboudumc in Nijmegen. Onderzoeker Lisa Genzel liet aan de hand van vier demonstraties de leerlingen kennismaken met haar proefdieronderzoek. Koen vult aan: “Wat je in het dierenlab ziet gebeuren, is dat de leerlingen uit hun eigen vertrouwde omgeving komen en dat ze daardoor enthousiast raken. Daarnaast belanden ze in feite ook in de directe wereld van de onderzoeker. Door op locatie mee te doen aan de demonstraties, kunnen ze proeven aan het onderwerp.”

“Er zijn verschillende competenties die de leerlingen gebruiken en ontwikkelen tijdens het doorlopen van de activiteiten. Eén belangrijke is toch wel het ontdekken. Daarnaast zijn samenwerkenoverleggen en projectmatig werken ook prominente competenties die aan bod komen. Tot slot werken zij ook aan hun digitale vaardigheden.”

“Als tip wil ik meegeven om je goed te verdiepen in de achtergrond van het thema. Als leraar krijg je vragen waar je misschien niet meteen het antwoord op kunt geven. Er zijn momenten geweest dat ik op de vraag terug moest komen om zelf eerst uit te zoeken hoe het nou echt zit. Het mooie daarvan is dat je zo het proces echt samen doorloopt met je leerlingen. En dan ontdek je ook dat we heel veel dingen nog niet weten als het gaat om verbanden tussen slaap en geheugen.”

Wil je zelf ook met je klas een dierenlaboratorium bezoeken? Dat kan in Nijmegen, Maastricht of Amsterdam. Neem via onderstaande gegevens contact op om een bezoek af te stemmen:

  • Nijmegen: Centraal Dierenlaboratorium Radboud Universiteit
    Lisa Genzel: l.genzel@donders.ru.nl
  • Maastricht: Centrale Proefdiervoorzieningen (CPV) van Maastricht University
    Andreas Teubner: a.teubner@maastrichtuniversity.nl
  • Amsterdam: Animal Research Institute AMC (ARIA)
    Cindy Schlosser: c.m.schlosser@amsterdamumc.nl

Ga je aan de slag met een thema dan is het goed om de leidraad onderzoekend leren eerst te lezen. Aan de hand van de zeven stappen van onderzoekend leren laten we je zien hoe je een project in de klas kunt vormgeven. Daarnaast vind je in de leidraad ook hulpmiddelen die je helpen om de activiteiten uit te voeren in de klas.

Ontwikkeld door

Het project ‘Slaap en geheugen’ is in het schooljaar 2022-2023 ontwikkeld door een team van onderzoekers van de Radboud Universiteit, basisschoolleraren en het WKRU.

Onderzoekers Radboud Universiteit
Lisa Genzel en Jacqueline van der Meij.

Scholen
Basisschool de Laarakker in Arnhem: Juliëtte Geijselaers en Koen Sibbel.
Basisschool de Laarhorst in Arnhem: Franca Corstiaensen.

Vanuit het Wetenschapsknooppunt hebben meegewerkt
Hanne Kause, Jan van Baren-Nawrocka & Sanne Dekker.

Ontdek ons nieuwste lesmateriaal

Verhalen uit de slavenregisters

Met behulp van dit lespakket gaan leerlingen uit groep 7 en 8 zelf op speurtocht…

Meer lezen

Herinneringen aan de honger

Tijdens deze twee lessen kruipen leerlingen van groep 7 en 8 in de huid van…

Meer lezen

Taalboekje
’Spelen met taal’

Ontdek hoe leuk taal kan zijn! Kinderen kunnen met dit taalboekje zelfstandig aan de slag…

Meer lezen

Veelgestelde vragen

Voor wie zijn de lesmaterialen?

De lesmaterialen zijn geschikt voor alle leerlingen in groep 6, 7 en 8 van het basisonderwijs. Ze kunnen ook ingezet worden bij plusklassen. In sommige thema’s zit wat meer uitdaging. Soms vermelden wij op het lesmateriaal dat het meer voor groep 6/7 of juist groep 7/8 geschikt is. Kijk het materiaal eerst goed door, dan kun je vaak zelf goed inschatten of het aansluit bij het niveau van je klas.

Is het lesmateriaal alleen online beschikbaar?

Al ons lesmateriaal is gratis online beschikbaar. Je kunt dit downloaden en zelf printen. Bekijk hier welke materialen ook fysiek te bestellen zijn, zolang de voorraad strekt.

Hoe kan ik de kritische en onderzoekende houding van mijn leerlingen stimuleren?

Wil je leerlingen uitdagen om hun onderzoeksvaardigheden te ontwikkelen? Bekijk dan hier al onze informatie en hulpmiddelen voor leraren. In onze uitgebreide leidraad ontdek je welke stappen leerlingen doorlopen bij het opzetten van een eigen onderzoek. Ook laten we zien hoe je dit als leraar praktisch kunt begeleiden. We raden aan om altijd klein te beginnen en de nieuwsgierigheid van leerlingen centraal te stellen. Wil je je inhoudelijk verder verdiepen in onderzoekend leren? Duik dan vooral in onze rijke database van publicaties en hulpmiddelen! Deze helpen je om zowel inhoudelijk als praktisch goed voorbereid te zijn.

 

Hoe breng ik wetenschap de klas in?

Al onze lesmaterialen voor het basisonderwijs zijn op deze website te vinden. Bij elk thema is duidelijk uitgelegd hoe je het thema praktisch de klas in kunt brengen. Soms zijn het projecten die uit een aantal lessen bestaan. Deze projecten kun je heel goed gebruiken om leerlingen eigen onderzoek te laten doen. Voorbeelden van eigen onderzoek door leerlingen zijn in dat geval te vinden in het lesmateriaal. Heb je minder tijd beschikbaar? Kijk dan eens naar de lespakketten ‘Herinneringen aan de honger’, ‘Verhalen uit de slavenregisters’, of het boekje ‘Spelen met taal’. Deze lessen zijn in slechts een paar uur uit te voeren. Bovendien kosten ze jou als leraar heel weinig voorbereidingstijd.

 

Hebben jullie ook kindercolleges over wetenschap?

Ja, bekijk hier al onze kindercolleges (~10 min) van topwetenschappers van de Radboud Universiteit. Je kunt uit een heleboel onderwerpen kiezen, variërend van kunstgeschiedenis tot het Higgsdeeltje. Ook kun je samen met je leerlingen videoportretten van wetenschappers bekijken. Daarin worden prijswinnende onderzoekers geïnterviewd door basisschoolleerlingen, waardoor zij hen persoonlijk leren kennen. Deze video’s zijn perfect om het stereotype beeld van wetenschappers te doorbreken en de afstand tot wetenschappers te verkleinen.

Waarom is al jullie lesmateriaal gratis?

Het lesmateriaal van het Wetenschapsknooppunt is ontwikkeld met geld vanuit de Radboud Universiteit, het Radboudumc en diverse subsidieverstrekkers zoals NWO. Zij vinden het belangrijk om de nieuwsgierigheid en onderzoekende houding van kinderen al op jonge leeftijd te stimuleren. Door het lesmateriaal gratis aan te bieden, kan iedereen er gebruik van maken en wordt wetenschap iets van iedereen.

Nieuwsbrief

Samen met leraren en wetenschappers hebben we sinds 2009 een schat aan kennis verzameld die we graag met je delen. Je vindt ons lesmateriaal en alle verdiepende informatie over onderzoekend leren op deze website. Wil je weten wanneer er nieuw lesmateriaal beschikbaar komt? Of wanneer er activiteiten plaatsvinden waar je aan kunt deelnemen? Schrijf je dan in voor onze nieuwsbrief!