Gedachte-experimenten
< Terug naar overzicht van thema'sOver het thema
In het hoofdstuk Gedachte-experimenten ontdek je hoe je experimenten kunt uitvoeren door te redeneren en wat je hiervan kunt leren.
In de boekenreeks 'Wetenschappelijke doorbraken de klas in!' laten we zien hoe je wetenschap in het basisonderwijs brengt via onderzoekend leren. Het thema Gedachte-experimenten wordt in hoofdstuk 3 behandeld in het tiende boek uit de reeks. Klik hier voor meer informatie over de boekenreeks en de mogelijkheid om het boek te bestellen.
Verder lezen, kijken, luisteren
Filmpjes
Meer informatie over gedachte-experimenten
- Een toegankelijke filosofische blogpost over het Trolleyprobleem en zelfrijdende auto’s
- Een toegankelijke filosofische blogpost (in het Engels) over het schip van Theseus en het probleem van persoonlijke identiteit. Hierin wordt verwezen naar een scene uit de film The Wizard of Oz, die eventueel aan de kinderen kan worden getoond.
- In dit krantenartikel wordt het Trolleyprobleem aangehaald ter illustratie van de moeilijke overwegingen die moeten worden gemaakt in de Coronacrisis
- Dit boek gaat op een humoristische manier om met gedachtenexperimenten door serieuze wetenschappelijke antwoorden te geven op absurde hypothetische vragen
Prijswinnende wetenschappelijke publicaties waarop het project is geïnspireerd:
- Palmerino, C.R. (2018). Discussing What Would Happen: The Role of Thought Experiments in Galileo’s Dialogues. Philosophy of Science, 85 (5), 906-918.
- Palmerino, C.R. (2018). Space, Imagination and the Cosmos in the Leibniz-Clarke Correspondence. In F. Bakker, D. Bellis & C. Palmerino (Eds.), Space, Imagination and the Cosmos from Antiquity to the Early Modern Period (Studies in History and Philosophy of Science, 48) (pp. 261-283).
Activiteiten
Voor het thema Gedachte-experimenten zijn er een aantal activiteiten uitgewerkt. De activiteiten zijn concreet en in detail uitgewerkt, zodat ze makkelijk uit te voeren zijn in de klas. Hieronder kun je zien welke activiteiten er zijn en kun je meteen de materialen downloaden die je voor deze activiteit nodig hebt.
Introductieactiviteit: In de ban van de ring
Leerlingen doen een gedachte-experiment.
Doel
- De leerlingen maken kennis met gedachte-experimenten.
- De leerlingen kunnen over hun ideeën met elkaar in discussie gaan.
Duur
15 minuten
Werkvorm
Klassikaal en in drietallen
Benodigdheden
Activiteit
Laat het filmpje van Lord of the Rings zien. Laat vervolgens een ring zien en zeg: “Stel dat je onzichtbaar zou worden als je deze ring omdoet, wat zou je dan doen?”. Laat de leerlingen in stilte nadenken over dit gedachte-experiment. Vraag vervolgens klassikaal wat leerlingen zouden doen wanneer ze de ring omhebben.
Vraag de leerlingen om na te denken wat een politieagent aan zo’n ring zou hebben. Wat zouden
agenten doen als ze deze ring om hebben? Laat de leerlingen opnieuw eerst in stilte nadenken en
vervolgens in groepjes ideeën uitwisselen. Stimuleer de leerlingen om elkaar vragen te stellen zodat
de ideeën zo duidelijk mogelijk naar voren komen.
Herhaal dit voor verschillende beroepen/rollen (bijvoorbeeld minister-president, gevangene, de
kapper etc.). Betrek de leerlingen bij het kiezen welke beroepen/rollen.
Afronding
Vertel dat de leerlingen in deze activiteit hebben geoefend met gedachte-experimenten. In een
gedachte-experiment onderzoek je een idee. Je maakt er in gedachten een situatie of experiment
van, maakt vervolgens een voorstelling van de verschillende mogelijkheden of oplossingen, en
tenslotte bespreek je je ideeën met anderen.
Bespreek met de leerlingen of ze denken dat onzichtbaar worden echt mogelijk is. Laat ze vervolgens
het filmpje zien van Quantum Stealth. Dit is een actueel onderzoek naar manieren om dingen
onzichtbaar te maken door middel van technologie. Dit is een voorbeeld van een gedachte-experiment
dat vroeger onmogelijk uitgevoerd kon worden, maar nu door verbeterde technologie (bijna)
mogelijk wordt.
Verbinding met het thema
Deze activiteit is bedoeld om de leerlingen nieuwsgierig te maken naar gedachte-experimenten.
Activiteit 1: Een luchtballon, een droom en een tunnel
Leerlingen denken na over drie verschillende gedachte-experimenten en geven argumenten voor hun antwoorden.
Subthema
- Soorten gedachte-experimenten
- Verschillende meningen
Doelen
- De leerlingen raken bekend met drie verschillende soorten gedachte-experimenten die in de filosofie en de wetenschap worden gebruikt.
- De leerlingen leren dat de eigen intuïtie bij gedachte-experimenten niet altijd overeen hoeft te komen met de intuïtie van anderen.
- De leerlingen leren argumenten te gebruiken om hun manier van denken te onderbouwen.
Duur
45-60 minuten
Werkvorm
In tweetallen en klassikaal
Benodigdheden
Presentatie met voorbeelden van gedachte-experimenten
Activiteit
Presenteer de drie voorbeelden van gedachte-experimenten aan de leerlingen. Ieder gedachteexperiment eindigt met een vraag. Laat de leerlingen eerst in tweetallen kort discussiëren op basis van deze vraag en stel de vraag vervolgens klassikaal. Vraag de leerlingen zich te verspreiden over de klas bij het maken van een keuze. Bijvoorbeeld bij het kiezen tussen twee opties: ga aan de ene kant
van de klas staan voor optie A, en aan de andere kant voor optie B. Of leerlingen kunnen zich verspreiden over de vier hoeken van het klaslokaal, naar de hoek waarvan zij denken dat het goede antwoord is. Vraag verschillende leerlingen om te beargumenteren waarom ze op deze plek zijn gaan
staan. Probeer de discussie te leiden door vervolgvragen te stellen. Belangrijk is dat de leerlingen
hun antwoorden beargumenteren: het gaat er daarbij niet om tot het ‘goede’ antwoord te komen
(vaak bestaat dat ook helemaal niet), maar juist om verschillende opties grondig te bespreken.
Afronding
Reflecteer hoe de leerlingen dit vonden. Was het moeilijk om je eigen gedachte of intuïtie op overtuigende manier aan anderen te presenteren? Hoe komt dat? En wat zegt het dat er (waarschijnlijk)
veel verschillende antwoorden zijn gegeven? Bespreek vervolgens de overeenkomsten en verschillen
tussen de drie gedachte-experimenten. Leg uit dat de voorbeelden in deze activiteit van drie
verschillende gedachte-experimenten zijn, waar ook ieder een ander soort vraag bij hoort. Je kunt
bij de uitleg de tabel hieronder gebruiken.
Soort | Uitleg | Vraag | Voorbeeld |
Ethisch/evaluatief | Hierbij vraag je je af wat goed of slecht is om te doen. |
Wat zou je in de situatie moeten doen? | Luchtballon |
Conceptueel | Hierbij vraag je je af wat een woord of situatie betekent. | Hoe moeten we de situatie begrijpen? |
Droom-argument |
Beschrijvend/ wetenschappelijk |
Hierbij vraag je je af wat er wetenschappelijk gezien waar is. | Wat denk je dat er zal gebeuren? | Tunnel door de aarde |
Verbinding met het thema
Het doel van deze activiteit is om de leerlingen bekend te maken met verschillende soorten
gedachte-experimenten, en de verschillende manieren waarop gedachte-experimenten in de
filosofie en de wetenschap kunnen worden gebruikt. Bovendien denken de leerlingen zelf na over
mogelijke antwoorden op deze experimenten, waardoor ze kunnen ervaren hoe gedachte-experimenten
kunnen helpen om bepaalde intuïties of aannames inzichtelijk te krijgen en aan anderen
te communiceren. In haar onderzoek besteedt Carla Rita Palmerino aandacht aan de didactische
waarde van gedachte-experimenten. Ze laat zien dat Galilei gedachte-experimenten gebruikte om
wetenschappelijke vraagstukken inzichtelijk te maken en om zijn lezers te stimuleren om over deze
vraagstukken na te denken.
Activiteit 2: Lastige vragen
Leerlingen bedenken zelf een passend gedachte-experiment bij een abstracte vraag, en beoordelen welke gedachte-experimenten goed en minder goed werken.
Subthema
Onderliggende vraag
Doelen
- De leerlingen leren om een abstracte, onderliggende vraag te vertalen naar een concrete denkbeeldige situatie.
- De leerlingen krijgen inzicht in hoe een gedachte-experiment kan helpen bij het begrijpen van
een moeilijke vraag.
Duur
30-40 minuten
Werkvorm
Klassikaal en in vier- of vijftallen
Benodigdheden
- Pen en papier
- Overzicht van de drie vragen
Activiteit
Leg de volgende vraag voor: “Zou je je altijd goed gedragen als je zou weten dat je nooit gestraft
wordt?” Laat de leerlingen even over de vraag discussiëren en verwijs dan terug naar het gedachteexperiment van de ring die je onzichtbaar maakt (introductieactiviteit). De vraag in deze activiteit is namelijk de onderliggende vraag die je beantwoordt met het gedachte-experiment met de
ring. Helpt het gedachte-experiment over de ring om de onderliggende vraag beter te begrijpen Waarom? Verdeel de leerlingen vervolgens in groepjes en geef elk groepje één van de drie onderstaande onderliggende vragen. Je kunt de vragen op het bord projecteren. Laat de groepjes bij hun vraag zelf een concreet gedachte-experiment bedenken, waarmee ze de vraag zouden kunnen beantwoorden. Het gedachte-experiment is een kort verhaaltje, dat eindigt met een vraag. Het verhaaltje moet een concrete situatie schetsen die leerlingen zich levendig voor kunnen stellen. Stuur bij als de leerlingen er niet uit komen, of geef eventueel een voorbeeld om de leerlingen op weg te helpen.
Vragen:
- Moet je onder alle omstandigheden loyaal blijven aan je vriend?
Voorbeeld: Stel dat je met een goede vriend hebt afgesproken elkaar altijd trouw te blijven, en elkaar nooit te verraden. Maar nu kom je erachter dat je vriend iets heeft gestolen. Moet je in dat geval loyaal blijven aan je vriend? - Moet je altijd de waarheid spreken?
Voorbeeld: Stel dat je beste vriendin een nieuwe jurk heeft gekocht waar ze superblij mee is. Jij vindt deze echt niet mooi. Je vriendin vraagt wat je ervan vindt. Wat zeg je? - Moet je je altijd aan de wet houden?
Voorbeeld: Stel dat je vriend is gevallen tijdens het skaten. Hij heeft een flinke hoofdwond en moet zo snel mogelijk naar een dokter. Je rent weg om hulp te halen maar het stoplicht springt net op rood. Wat doe je?
Afronding
Laat elk groepje hun gedachte-experiment vertellen en toelichten in de klas. Begin met alle groepjes
die een gedachte-experiment bij vraag één hebben bedacht en laat de klas die met elkaar vergelijken.
Doe vervolgens hetzelfde bij de andere twee vragen. Welke gedachte-experimenten helpen
beter om de onderliggende vraag te beantwoorden, en welke minder goed? Hoe komt dat?
Verbinding met het thema
In de vorige activiteiten hebben de leerlingen geleerd dat gedachte-experimenten bedoeld zijn om
een antwoord te vinden op een theoretische vraag. Door zelf creatief aan de slag te gaan en een
theoretische vraag te vertalen naar een gedachte-experiment, kunnen leerlingen ontdekken welke
gedachte-experimenten goed en welke minder goed werken om de onderliggende (theoretische)
vraag te beantwoorden.
Activiteit 3: Wat is het verschil?
Leerlingen krijgen een gedachte-experiment aangereikt en proberen de onderliggende filosofische of wetenschappelijke boodschap uit het experiment af te leiden. Vervolgens presenteren ze hun bevindingen op een creatieve manier aan de klas.
Subthema’s
Onderliggende vraag
Doelen
- Leerlingen leren dat achter het oppervlak van een gedachte-experiment vaak een diepere filosofische of wetenschappelijke vraag zit.
- Leerlingen leren hoe ze een onderliggende vraag uit een gedachte-experiment kunnen afleiden.
- Leerlingen leren hoe een gedachte-experiment kan helpen om over moeilijke filosofische of wetenschappelijke vraagstukken na te denken.
Duur
60-90 minuten
Werkvorm
Eerst klassikaal, vervolgens in viertallen
Benodigdheden
- Animatie gedachte-experiment ‘Kind in nood’
- Beschrijving van drie gedachte-experimenten (één gedachte-experiment per viertal)
- Beschrijving gedachte-experimenten met onderliggend idee (voor de leraar)
- Materiaal en techniek voor de creatieve verbeelding (bijvoorbeeld: camera, knutselspullen, lego, verkleedkleren, etc.)
Activiteit
Bekijk klassikaal de animatie waarin een gedachte-experiment wordt uitgebeeld. Zet de animatie
stil op 1m59s, voordat de uitleg over de onderliggende vraag begint. Wat is de overeenkomst tussen
de twee situaties? Waarom voelt de ene situatie toch anders dan de andere? Kunnen leerlingen
bedenken wat de onderliggende vraag van beide gedachte-experimenten is? Speel vervolgens de
rest van de animatie af, en reflecteer met de klas op de onderliggende filosofische vraag zoals dat in
de animatie wordt uitgelegd, namelijk: hoever moet je gaan om anderen te helpen? En welke criteria
gebruik je om te bepalen wie je wel, en wie je niet helpt?
Deel daarna de klas op in viertallen, en geef ieder groepje één van de gedachte-experimenten
op papier. De groepjes bespreken eerst het gedachte-experiment en het verschil tussen de twee
varianten. Vervolgens verzinnen ze een creatieve manier om de twee varianten van het gedachteexperiment aan de rest van de klas te presenteren. Dit kan bijvoorbeeld met een filmpje, een
toneelstuk of een cartoon; laat de leerlingen zelf bedenken wat het beste past.
Afronding
Alle groepjes presenteren op creatieve wijze de twee varianten van hun gedachte-experiment.
Bespreek na elke presentatie wat het verschil is tussen de twee varianten. Waarom voelt de ene
situatie anders dan de andere? Kunnen de leerlingen bedenken wat de onderliggende boodschap
is die je uit het experiment kunt halen? Dit kan voor leerlingen erg lastig zijn, zorg dus dat je dit
goed begeleidt en voldoende hulp biedt bij het ontdekken van de onderliggende boodschap. Op
welke manier helpt een gedachte-experiment om na te denken over een onderliggend filosofisch
vraagstuk?
Verbinding met het thema
Gedachte-experimenten zijn vooral interessant omdat ze een bepaald licht schijnen op een groter,
onderliggend vraagstuk. De theoretische vraag die ten grondslag ligt aan een gedachte-experiment
wordt echter niet altijd expliciet geformuleerd, maar moet soms worden gereconstrueerd. In haar
onderzoek probeert Carla Rita Palmerino het doel en functie van gedachte-experimenten uit de
geschiedenis van de wetenschap en de filosofie te achterhalen door ze in een bredere theoretische
en historische context te plaatsen. Door een creatieve manier te bedenken om een gedachteexperiment
te verbeelden en toe te lichten raken de leerlingen op interactieve wijze bekend met de theoretische en historische dimensie van filosofische en wetenschappelijke gedachte-experimenten.
Tijdens de bespreking van de drie gedachte-experimenten kun je als leraar benadrukken dat het
gedachte-experiment van het schip van Theseus 2000 jaar oud is en dat de vraag naar persoonlijke
identiteit een van de oudste filosofische vragen is. De Turing-test, die veel recenter is, heeft ook te
maken met identiteit, maar in een andere betekenis van het woord. Hier is de vraag namelijk wat
mensen tot mensen maakt. Het kan tenslotte worden genoemd dat het Trolley-probleem heel actueel
is geworden nu men bezig is met het ontwikkelen van zelfrijdende auto’s. Bij het programmeren
van zulke auto’s moet men namelijk rekening houden met zeldzame situaties.
Ieder gedachte-experiment in deze activiteit kent twee varianten. Dit heeft als doel om te laten zien
dat een kleine verandering in een scenario ook een verandering in onze intuïtie veroorzaakt. Door
het reflecteren op de verschillen tussen de twee varianten kunnen we onze intuïtie en onze argumentatie verhelderen en daarmee ook de onderliggende vraag.
Tips
Aanvullende bronnen:
- Een toegankelijke filosofische blogpost over het Trolley-probleem en zelfrijdende auto’s
- Een toegankelijke filosofische blogpost (in het Engels) over het schip van Theseus en het probleem van persoonlijke identiteit. Hierin wordt verwezen naar een scene uit de film The Wizard of Oz, die eventueel aan de leerlingen kan worden getoond.
Activiteit 4: Leerzame meningen
Leerlingen leggen een gedachte-experiment voor aan een aantal proefpersonen. Ze vragen hen de “Wat als…” vraag te beantwoorden en hun antwoord te motiveren.
Subthema
Verschillende meningen
Doelen
- Leerlingen worden bewust van overeenkomsten en verschillen tussen mensen in manieren waarop ze een gedachte-experiment oplossen.
- De leerlingen leren goed te luisteren naar de antwoorden van de persoon en dit goed op te schrijven.
Duur
50 minuten
Werkvorm
In drietallen
Benodigdheden
Pen en papier (per groepje)
Activiteit
Vertel de leerlingen dat ze gaan onderzoeken hoe verschillende mensen denken over hetzelfde
gedachte-experiment. Elk groepje kiest eerst een gedachte-experiment. Dit mag een gedachteexperiment zijn uit één van de eerdere activiteiten, een zelfbedacht gedachte-experiment of zelf gevonden gedachte-experimenten, bijvoorbeeld op internet (zie ‘Tips’). Het zou mooi zijn als de
verschillende soorten gedachte-experimenten daarbij aan bod komen. Geef de leerlingen tijd
om hun mini-onderzoek voor te bereiden. Wie gaan ze vragen als proefpersoon? Hoe gaan ze het
gedachte-experiment uitleggen aan hun proefpersonen? Stimuleer ze hierin om creatief te zijn: ze
kunnen het bijvoorbeeld uitschrijven, een filmpje laten zien of het beschrijven aan de hand van een
afbeelding.
Laat het groepje onderling rollen verdelen: één leerling legt het gedachte-experiment uit; één leerling
vraagt naar de oplossing van het gedachte-experiment en de reden waarom de proefpersoon
dit denkt; één leerling schrijft de antwoorden op. Ieder groepje voert het onderzoek uit bij minstens
vier proefpersonen. Na afloop bekijken de leerlingen de oplossingen en de argumenten. Dacht
iedereen hetzelfde over de oplossing of niet? Hoe zou dit kunnen komen? Welke redenen werden er
gegeven?
Afronding
Bespreek de activiteit met de klas na. Wat zijn de ervaringen van de groepjes: gaf iedereen dezelfde
antwoorden? Hoe zou dit kunnen komen? Kan het invloed hebben wie ze hebben gevraagd (bijvoorbeeld kinderen en/of volwassenen)? Wat kan nog meer een rol spelen?
Verbinding met het thema
In het werk van Galilei spelen gedachte-experimenten een belangrijke rol. Carla Rita Palmerino heeft
ze in kaart gebracht en aandachtig bestudeerd. Ze ontdekte dat één van de redenen dat Galilei ze
gebruikte was om goed te kunnen laten zien dat verschillende mensen verschillend kunnen denken
over hetzelfde vraagstuk. Dit komt omdat gedachte-experimenten anders werken dan echte experimenten.
In een gedachte-experiment ben jij degene die beslist wat de uitkomst is. En de uitkomst
die je bedenkt, wordt bepaald door je opgedane ideeën, ervaring en kennis. Galilei wil bovendien
laten zien dat het leerzaam kan zijn om van mening te verschillen. Want dan kunnen we met elkaar
in discussie gaan en daardoor elkaar en de wereld beter leren kennen.
Tips
Aanvullende bronnen met gedachte-experimenten:
Activiteit 5: Het schip van Galilei
Leerlingen denken na over een bekend gedachte-experiment en onderzoeken tot welke uitkomst ze komen wanneer ze het experiment echt uitvoeren.
Subthema
Gedachte-experimenten verifiëren
Doelen
- Leerlingen worden bewust dat mensen verschillend kunnen denken over wat de uitkomst is van gedachte-experimenten.
- Leerlingen leren dat je sommige gedachte-experimenten kunt testen door ze uit te voeren.
- Leerlingen ervaren het verschil tussen gedachte-experimenten en experimenten die je in werkelijkheid uitvoert.
- Leerlingen raken spelenderwijs bekend met een van Galilei’s belangrijkste ontdekkingen: het beginsel van relativiteit.
Duur
30 minuten
Werkvorm
In drietallen (zonder camera) of viertallen (met camera)
Benodigdheden
Per groepje:
Materialen om het experiment uit te voeren. In het voorbeeld in deze activiteit:
- Fiets
- Stoepkrijt of tape om een lijn mee te maken
- Verschillende voorwerpen die variëren in gewicht en die niet rollen of stuiteren: bijvoorbeeld een pittenzakje (sok gevuld met rijst of zand), een steentje, een krijtje, een leeg doosje, een blad van een boom, …. Of je kunt als alternatief ieder groepje een sok/zakje geven en een hoeveelheid rijst/zand, waarmee ze zelf het gewicht kunnen aanpassen.
- Indien mogelijk: (telefoon)camera
Activiteit
Vraag de leerlingen te voorspellen wat er gebeurt als je een bal van een mast van een varende
zeilboot gooit. Denken ze dat de bal (a) aan de voet van de mast valt of (b) erachter valt? Laat ter
illustratie de animatie zien. Waarom kiezen de leerlingen voor a of voor b? Denken ze dat er een
manier is om dit gedachte-experiment op te lossen? Zouden ze dit zelf kunnen uittesten? Kijk of er
ideeën komen vanuit de leerlingen. Als daar geen bruikbaar plan uit voortkomt, kun je onderstaand
plan uitvoeren.
Eén van de mogelijke manieren om dichterbij de oplossing van dit gedachte-experiment te komen,
is door hen met enige snelheid recht op een lijn af te laten fietsen, en ter hoogte van de lijn een voorwerp te laten vallen. Vervolgens bekijken ze waar het voorwerp landt: op, voor of achter de streep.
Laat de leerlingen dit in groepjes uittesten. Eén leerling zit op de fiets en laat het voorwerp vallen.
De tweede leerling observeert van de zijlijn wat er gebeurt met het voorwerp en let daarbij goed op
of de fietser het voorwerp loslaat precies boven de lijn. De derde leerling noteert wat er gebeurt. De
vierde leerling maakt opnamen met de camera, waarbij hij de camera zo stil mogelijk houdt. Maakt
het nog uit of ze sneller of langzamer fietsen? Maakt het uit of ze een lichter of zwaarder voorwerp
laten vallen? Zorg dat de leerlingen hun experiment minstens vijf keer herhalen en de uitkomsten en
bijzonderheden opschrijven.
Afronding
Bespreek de activiteit na. Wat was de uitkomst van het experiment? Hoe lijkt het experiment op het
gedachte-experiment van de zeilboot? Bedenk dat bij de zeilboot de bal op het schip of in zee valt.
Bij de nabootsing met de fiets komt het eerste overeen met voorbij de lijn en het tweede met op de
lijn. Zijn er leerlingen van gedachten veranderd over de oplossing van het gedachte-experiment?
Waarom wel, waarom niet? Wat is betrouwbaarder, de uitkomst van het gedachte-experiment of die
van het experiment? Hoe weten ze of de uitkomst van het experiment betrouwbaar is? Hoe kunnen
ze ervoor zorgen dat ze het zo betrouwbaar mogelijk uittesten?
Verbinding met het thema
Carla Rita Palmerino heeft in haar onderzoek de functie van het gedachte-experiment in het werk
van Galilei bestudeerd. In deze activiteit maken leerlingen kennis met één van zijn meest aangehaalde
gedachte-experimenten: ‘Het schip van Galilei’. In tegenstelling tot andere gedachte-experimenten,
die onmogelijke scenario’s beschrijven, kan dit gedachte-experiment worden uitgevoerd
en werd ook daadwerkelijk uitgevoerd in Frankrijk vlak na de dood van Galilei. Galilei gebruikte dit
gedachte-experiment om een argument tegen de beweging van de aarde te ontkrachten. Volgens de heliocentrische theorie, die Galilei verdedigde, draait de aarde in 24 uur om haar as en in een jaar
om de zon. De tegenstanders van deze theorie beweerden dat als de aarde oostwaarts om haar as
zou draaien, je dat toch zou moeten merken. Een steen die vanuit een hoge toren losgelaten zou
worden, zou namelijk niet aan de voeten van de toren landen, maar honderden meters naar het
westen toe. Volgens Galilei’s relativiteitsprincipe is dit echter niet het geval. Als een object met een
constante snelheid beweegt, maar relatief ten opzichte van een waarnemer stil lijkt te staan (omdat
de waarnemer zelf ook meebeweegt), dan voelt het voor de waarnemer precies hetzelfde als wanneer
het object en de waarnemer beide stil zouden staan. Dit kan je duidelijk merken in een rijdende
trein: als je met een constante snelheid voortraast, dan kan je een balletje in de lucht gooien zonder
dat het balletje direct naar achteren vliegt. De wetten van de mechanica blijven hetzelfde, ongeacht
met welke constante snelheid je gezamenlijk beweegt. Een steen die vanuit de top van de mast
van een schip wordt losgelaten, belandt daarom gewoon aan de voeten van de mast, ongeacht of
het schip in rust is of met constante snelheid vaart. In het tweede geval blijft de steen namelijk met
het schip mee bewegen terwijl hij naar beneden valt. Hetzelfde geldt voor een bewegende aarde: tijdens
de val blijft de steen met de aarde meedraaien en komt dus aan de voeten van de toren terecht.
Onderzoekend leren met dit thema
Onderzoeksvragen
Hieronder staan drie voorbeelden van onderzoeksvragen die zijn bedacht door leraren van basisschool
de Gazelle in Arnhem. Deze voorbeelden geven een beeld van de soort vragen die leerlingen
over het thema ‘Gedachte-experimenten’ zouden kunnen stellen. Als gevolg van de sluiting van
scholen door COVID-19 zijn de leerlingen er zelf niet aan toegekomen om vragen te bedenken.
Verandert je mening door een gedachte-experiment?
Subthema’s: Onderliggende vraag en Soorten gedachte-experimenten
De leerlingen hebben geleerd dat een gedachte-experiment kan helpen bij het beantwoorden
van een ingewikkeld vraagstuk zoals een ethisch dilemma. Met die kennis zouden ze zich kunnen
afvragen of leerlingen een ethische vraag inderdaad anders zullen beantwoorden na het doen van
een gedachte-experiment. Om dit te onderzoeken kunnen de leerlingen eerst aan proefpersonen
vragen of ze vinden dat je je altijd aan de wet moet houden. Vervolgens laten ze de proefpersoon
het gedachte-experiment doen over je vriend die is gevallen bij het skaten uit activiteit 2. Hierna
vragen ze opnieuw of de proefpersoon vindt dat je je altijd aan de wet moet houden. Ze noteren
vervolgens of iemand twee keer hetzelfde antwoord gaf, of juist twee verschillende antwoorden.
Zijn er inderdaad proefpersonen van mening veranderd door het gedachte-experiment?
Speelt groepsdruk een rol bij het beantwoorden van een gedachte-experiment?
Subthema’s: Verschillende meningen en Soorten gedachte-experimenten
Bij activiteit 1 hebben de leerlingen geleerd dat een ethisch gedachte-experiment niet altijd één
juist antwoord heeft. Hoe kies je dan een antwoord? Zou je mening beïnvloed worden door je
klasgenoten? Om dit te ontdekken kunnen leerlingen het effect van groepsdruk onderzoeken. Dit
kunnen ze testen door proefpersonen in twee gelijke groepen te verdelen. Beide groepen krijgen de
vraag over de nieuwe jurk van je beste vriendin uit activiteit 2: ‘Zeg je eerlijk dat je de jurk niet mooi
vindt, of zou je liegen?’. Bij de eerste groep stellen ze de vraag aan iedereen tegelijk. De leerlingen
die eerlijk zouden zeggen dat ze de jurk lelijk vinden gaan aan de ene kant van de klas staan, de
leerlingen die zouden liegen aan de andere kant. De tweede groep proefpersonen vragen ze om
één-voor-één plaats te nemen in een afgesloten ruimte met een ‘stembox’ waar ze het antwoord op
dezelfde vraag anoniem op een blaadje schrijven. Is er een verschil tussen de twee groepen? Is er bij
de groep die zich over de klas verspreidde inderdaad minder variatie in de antwoorden?
Wordt de uitkomst van een gedachte-experiment beïnvloed door wie het aan je vraagt?
Subthema: Verschillende meningen
De leerlingen hebben bij activiteit 3 ontdekt dat verschillende varianten van hetzelfde gedachteexperiment kunnen helpen om iemand tot een ander inzicht te laten komen. In dit experiment
onderzoeken leerlingen of iemands antwoord op een gedachte-experiment ook kan worden
beïnvloed wanneer hetzelfde gedachte-experiment wordt voorgelegd door twee verschillende
personen. Het zou voor de reactie van een leerling bijvoorbeeld best uit kunnen maken of een
gedachte-experiment wordt voorgelegd door de leraar of door een klasgenoot. Om deze voorspelling
te onderzoeken kan een onderzoeksgroepje twee groepen leerlingen dezelfde ‘wat als’-vraag
voorleggen: ‘Stel je voor dat je een klasgenoot hebt zien spieken, zou je dit tegen de leraar zeggen?’.
Proefpersonen van de eerste groep worden bevraagd door mede-leerlingen van het onderzoeksgroepje.
Bij de tweede groep stelt de leraar de vraag aan iedere proefpersoon. Geven leerlingen andere antwoorden als het gedachte-experiment wordt voorgelegd door hun leraar?
Leidraad Onderzoekend leren
Ga je aan de slag met een thema dan is het goed om de leidraad onderzoekend leren eerst te lezen. Aan de hand van de zeven stappen van onderzoekend leren laten we je zien hoe je een project in de klas kunt vormgeven. Daarnaast vind je in de leidraad ook hulpmiddelen die je helpen om de activiteiten uit te voeren in de klas.
< Terug naar overzicht van thema's