De leerlingen maken kennis met het nieuwe thema door een geheugentest te doen waarbij ze 15 plaatjes moeten onthouden. De helft van de groep krijgt een beloning en de andere helft een straf per goed of fout onthouden plaatje. Zo ervaren de leerlingen hoe straf of beloning hun gedrag beïnvloedt.
Fase van onderzoekend leren
Fase 1: Introductie
Doelen
- De leerlingen nieuwsgierig maken naar het thema gedrag
- De leerlingen raken bekend met het doen van een onderzoek(je)
- De leerlingen leren dat gedrag (in dit geval iets onthouden) beïnvloed kan worden door beloning of straf
Duur
Introductie 20 minuten, afronding 30 minuten
Werkvorm
Klassikaal en individueel
Benodigdheden
Voorbereiding
Maak een PowerPointpresentatie met 15 plaatjes die de leerlingen moeten onthouden.
Zet voordat de leerlingen het klaslokaal binnenkomen voor ieder kind een bekertje met spekjes neer en leg er een briefje met de opdracht naast. Vouw het briefje met de opdracht dubbel en schrijf duidelijk op de zichtbare kant ‘meteen lezen!’. Zie bijlage 1 voor de tekst van de twee verschillende briefjes.
Zet de geheugentest klaar en de formulieren waarop de resultaten van de leerlingen bijgehouden kunnen worden (bijlage 2)
*Let op: om zo eerlijk mogelijk onderzoek te doen is het van belang dat de beide groepen (1 en 2) zoveel mogelijk op elkaar lijken. Dus in beide groepen een gelijke verdeling meisjes/jongens en in het geval van een combinatieklas gelijke verdeling van bv. groep 7 en groep 8 leerlingen.
Activiteit
Laat de kinderen bij binnenkomst (aan het begin van de dag of na de pauze) naar hun plek lopen zoals ze dat gewend zijn. Voor ieder kind staat er een bekertje spekjes en ligt er een briefje met opdracht klaar. Zeg de kinderen dat ze de inhoud van het briefje niet aan de andere leerlingen mogen laten lezen, en dat ze het bekertje met spekjes met rust moeten laten. Zodra alle kinderen de opdracht hebben gelezen, leg je nog niet direct uit wat de bedoeling is. De kinderen gaan nu eerst 15 minuten stillezen. Start hierna de geheugentest, laat de 15 plaatjes zien die de kinderen moeten onthouden. Vertel erbij dat ze geen hulpmiddelen mogen gebruiken, ze moeten het echt uit het hoofd doen. Laat elk plaatje ongeveer 5 seconden staan. Vertel er niet bij wanneer je gaat vragen hoeveel en welke plaatjes de kinderen hebben onthouden. Houd er rekening mee dat sommige kinderen dit erg spannend vinden! Neem aan het einde van de test de bekertjes met spekjes weer in, de kans is anders klein dat er nog spekjes over zijn als je aan het uitdelen van de scores toekomt.
Pas later op de dag (in ieder geval een uur later) mogen de kinderen individueel op het formulier (zie Bijlage 2) invullen welke plaatjes ze zich nog herinneren. Ze hoeven dat niet in dezelfde volgorde als in de presentatie te doen.
Let op: geef aan de groep kinderen die briefje 1 kregen invulformulier 1 en aan groep 2 invulformulier 2! Dit is belangrijk om een duidelijk beeld te krijgen welke groep het meest heeft onthouden, de groep die een beloning dan wel een straf kan krijgen.
Neem de invulformulieren na 5 minuten in. Vul op het scoreformulier (bijlage 3) op iedere regel een score aan goede antwoorden in, de namen zijn niet van belang.
Tel de antwoorden van groep 1 bij elkaar op en deel door het leerlingen uit die groep, doe hetzelfde met de uitslag van groep 2. Wie hebben er meer goede antwoorden, groep 1 of 2? Dus welke groep heeft meer onthouden de ‘gestrafte’ of de ‘beloonde’?
Afronding
Laat het scoreformulier klassikaal zien, wat valt de kinderen op? Laat ze eerst vrij antwoorden. Zijn er conclusies te trekken? Welke groep deed het beter, de groep die werd beloond bij goede antwoorden of die werd gestraft bij foute? Waar zou dit mee te maken kunnen hebben? Hebben ze dit weleens eerder meegemaakt? Wanneer doe je beter je best, bij beloning of bij straf?
Verbinding met het thema
We zien vaak dat tieners veel meer risico nemen dan volwassenen. Een tiener zal bijvoorbeeld veel makkelijker gevaarlijke trucs doen met zijn skateboard, terwijl volwassenen veel voorzichtiger zijn. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat verschillende hersengebieden zich niet even snel ontwikkelen. Het gebied dat reageert op emoties (bijvoorbeeld ergens een kick van krijgen) is al goed ontwikkeld, maar het gebied dat gedrag controleert (nadenken voordat je iets doet) ontwikkelt zich pas later. Dus als tieners ergens iets leuks zien, gaan ze er meteen op af, zonder dat ze goed nadenken over de consequenties en gevaren. (“Misschien moet ik nu niet op mijn skateboard van deze rand afspringen, want wie weet breek ik mijn been dan.”) Komt dit nu doordat tieners heel erg sterk reageren op beloningen (de kick die je krijgt wanneer je een gevaarlijke truc doet), of omdat ze minder gevoelig zijn voor straffen (het gevaar van je been breken)?
Uit onderzoek waarin werd gekeken of de deelnemers (tussen de 10 en 25 jaar oud) beter leerden van straf of beloning, bleek dat er grote verschillen zijn naarmate de leeftijd omhoog gaat. Jonge kinderen (10- en 11-jarigen) leren beter door straf dan door beloning, maar naarmate de deelnemers ouder waren draaide dit om en bleek beloning juist betere leerresultaten op te leveren.