Kleding
< Terug naar overzicht van thema'sOver het thema
Kleding gaat over de manier waarop we met kleding onze identiteit proberen uit te drukken en de gevolgen van het productieproces van kleding op mens en milieu. Onderscheidt de kleding die we dragen ons werkelijk van anderen of speelt de (sub)cultuur waartoe we willen behoren een grote rol in onze kledingkeuze? Waar komt onze kleding vandaan? En wat heeft onze vraag naar steeds nieuwe kleding voor consequenties voor mens en milieu?
In de boekenreeks 'Wetenschappelijke doorbraken de klas in!' laten we zien hoe je wetenschap in het basisonderwijs brengt via onderzoekend leren. Het thema Kleding wordt in hoofdstuk 2 behandeld in het achtste boek uit de reeks. Klik hier voor meer informatie over de boekenreeks en de mogelijkheid om het boek te bestellen.
Het project ‘Kleding’ is in het schooljaar 2017-2018 ontwikkeld door een team van onderzoekers van de Radboud Universiteit, basisschoolleraren en het WKRU. Het Radboud Science Team ‘Kleding’ bestond uit de volgende personen:
Onderzoekers Radboud Universiteit
Anneke Smelik, Lianne Toussaint, Jorien Simmelink en Maaike Tienhoven.
Scholen
De Wegwijzer in Tilburg: Mieke Paridaen, Verdyne de Windt en Bart van de Louw.
De Tragellijn in Lobith: Erik Jägers, Reinder Rijzewijk en Frank Hendriksen.
Verder lezen, kijken, luisteren
Filmpjes
Over het onderzoek van Anneke Smelik
- Persoonlijke website van Anneke Smelik met links naar toegankelijke artikelen/blogs over mode
- Interview met Anneke Smelik over onderzoek hedendaagse Nederlandse mode
- Radboud nieuwsbericht over het boek Dutch Blue to Denim Blue
- Engelstalige site over Anneke Smeliks onderzoek naar kleding en technologie
Kunstprojecten over kleding en identiteit
- Fotoseries over groepsdwang in onze kledingstijl: Exactitudes
- De foto’s van Hans Eijkelboom over onze ‘individuele’ identiteit en hoe we die in kleding tot uitdrukking proberen te brengen
- Interview met Hans Eijkelboom bij De Wereld Draait Door
- Switcheroo, een boek met foto’s van koppels die van kleding wisselen
Over kleding, kinderarbeid en duurzaamheid
- Informatie over duurzaamheid draad en stof
- Convenant duurzame kleding
- Tegenlichtaflevering China Blue over textielfabrieksarbeiders in China
- Video over modestudenten die het werk een kledingfabriek nabootsen
- Vierdelige VPRO-serie De slag om de klerewereld over verschillende aspecten van de kledingindustrie
- Serie van de EO: Genaaid!
- Engelse documentaire: Stacey Dooley investigates Fashion’s Dirty Secrets
- Engelstalige documentaire The True Cost of Fashion over de impact van de kledingindustrie op derdewereldlanden en het milieu (beschikbaar op Netflix)
- Greenpeace rapport Dirty Laundry over watervervuiling door de kledingindustrie
- Engelstalig Greenpeaceonderzoek Toxic Threads over het gebruik van giftige stoffen in de kledingindustrie
Activiteiten
Voor het thema Kleding zijn er een aantal activiteiten uitgewerkt. De activiteiten zijn concreet en in detail uitgewerkt, zodat ze makkelijk uit te voeren zijn in de klas. Hieronder kun je zien welke activiteiten er zijn en kun je meteen de materialen downloaden die je voor deze activiteit nodig hebt.
Introductieactiviteit: Kleren maken de leraar?
Tijdens deze activiteit verrast de leraar de leerlingen door eens iets heel anders aan te trekken dan zij van hem/haar gewend zijn. Op deze manier worden de leerlingen geprikkeld om na te denken wat de kleding die iemand draagt zegt over diens identiteit.
Doel
De leerlingen maken kennis met de vooroordelen die we hebben als we bepaalde kledingstukken zien en de aannames die we op basis daarvan maken over anderen.
Duur
15 minuten
Werkvorm
Klassikaal
Benodigdheden
Twee outfits waar gemakkelijk een oordeel over kan worden gevormd (bijvoorbeeld een trainingspak, een galajurk, een spijkerpak, volledig zwarte kleding, een carnavalsoutfit, etc.)
Voorbereiding
Denk van tevoren goed na welke outfit je kiest en welke indruk je met die kleding wilt wekken. Waar zouden de leerlingen enorm van opkijken? Wat lokt een reactie uit? Belangrijk voor het slagen van deze activiteit is dat de leerlingen nog niet weten dat het thema ‘Kleding’ is.
Activiteit
Ontvang de leerlingen aan het begin van de dag in een radicaal andere outfit dan je gewoonlijk zou dragen. Zeg er verder niks over. Als leerlingen naar je outfit vragen of er opmerkingen over maken, reageer je bijvoorbeeld met ‘Daar had ik vandaag gewoon zin in’. Kleed je in de pauze om en trek de tweede outfit aan die weer een heel andere indruk wekt.
Afronding
De activiteit is bedoeld om de leerlingen nieuwsgierig te maken naar het effect dat kleding heeft op wat we van iemands identiteit denken. Ga na afloop het gesprek aan over wat de leerlingen van je outfits vonden, waarom ze dachten dat je ze aan had, wat voor soort mensen dit soort kleding normaal gesproken aanhebben en of hun beeld over jou veranderde, toen ze je in die andere outfits zagen. Leg uit dat jullie de komende tijd gaan leren over kleding en identiteit, de arbeidsomstandigheden waaronder kleding geproduceerd wordt en welke impact het productieproces van kleding heeft op het milieu.
Verbinding met het thema
Wat we dragen zegt iets over wie we zijn: we proberen – bewust of onbewust – een bepaalde indruk te geven van wat we mooi en leuk vinden en bij welke groep we horen. Omgekeerd maken mensen automatisch aannames over een persoon op basis van de kleding die hij of zij draagt, omdat we ons ervan bewust zijn dat iemands kleding iets zegt over diens identiteit. Als je iemand beter kent, zal je geneigd zijn te denken dat bepaalde kleding bij iemand ‘past’ en andere kleding juist helemaal niet. Door met een radicaal andere outfit voor de klas te staan dan je normaal gesproken draagt, breng je de aannames die de leerlingen maken op grond van je kleding aan het licht. Je legt daarmee bloot welke identiteit je leerlingen dachten dat je had en waarom ze vinden dat een bepaalde outfit wel of juist helemaal niet bij je past.
Activiteit 1: De ideale wereld van de glossy
De leerlingen bestuderen hoe modefoto’s eruitzien. Ze worden zich ervan bewust dat modefoto’s niet alleen de kledingstukken die gedragen worden door de modellen willen tonen, maar dat ze ook een idealere wereld dan de werkelijkheid willen creëren.
Subthema
Kleding en identiteit
Doelen
- Leerlingen worden zich ervan bewust dat modefotografie niet alleen bedoeld is om kleding te tonen, maar ook om een ‘idealere’ wereld dan de werkelijkheid neer te zetten.
- Leerlingen leren wat de kenmerken zijn van een modefoto.
- Leerlingen leren dat foto’s worden nabewerkt.
Duur
45-60 minuten
Werkvorm
Individueel en in viertallen
Benodigdheden
- Tijdschriften en computers met toegang tot internet
- Werkblad ‘Inzoomen op modefoto’s’
- Video over beeldbewerking
Activiteit
Laat de leerlingen individueel modefoto’s verzamelen, bijvoorbeeld van mode-websites die ze kennen, populaire kledingmerken of andere rolmodellen/idolen. Het is belangrijk dat het duidelijk geposeerde foto’s zijn. Laat de leerlingen in viertallen de foto’s bespreken: wat vinden ze van de foto’s en waarom, wat valt op? Elk groepje maakt een top 3 van hun favoriete foto’s. Dit zijn foto’s die ze interessant vinden en waarover ze graag iets willen vertellen. Bekijk vervolgens klassikaal de video over het nabewerken van foto’s. Zou dat ook bij de door hen uitgekozen foto’s gebeurd zijn? Laat de groepjes vervolgens inzoomen op de foto’s met behulp van de vragen op het werkblad.
Afronding
Bespreek het ingevulde werkblad klassikaal na. Zijn er overeenkomsten tussen de modefoto’s? Waarin verschillen ze? Wat vinden de leerlingen opvallend aan de foto’s? Zou je hetgeen je op de foto ziet in het dagelijks leven kunnen tegenkomen of zijn de foto’s in scène gezet? Wat vinden de leerlingen ervan dat foto’s worden nabewerkt zodat de mensen op de foto dunner lijken of een minder vlekkerige huid krijgen? Vinden de leerlingen de foto’s mooi of juist niet?
Verbinding met het thema
Iedereen kent modefoto’s en veel jongeren kennen ook bekende topmodellen. Uit onderzoek blijkt dat kinderen voor foto’s op sociale media vaak poses nadoen uit de modefotografie. Ze doen dus eigenlijk topmodellen na. Kinderen verkleden zich graag en dat is eigenlijk wat je met mode ook doet. In deze les kunnen de leerlingen ideaalbeelden versus werkelijkheid onderzoeken en leren ze dat wat op de foto staat niet alleen gaat over het tonen van een kledingstuk, maar ook over het creëren van een idealere werkelijkheid.
Tip
Mochten de leerlingen het lastig vinden om zelf modeplaatjes te vinden dan kun je ook zelf materialen klaarleggen, bijvoorbeeld tijdschriften zoals: Elle, Vogue, Harper’s Bazaar, Libelle, Linda, etc.
Activiteit 2: Hoe zie jij je selfie?
De leerlingen maken selfies en delen deze in groepen in. Zo ontdekken ze in welke groepen de klas in te delen is op grond van kledingkenmerken en bij welke groep zij zelf horen.
Subthema
Kleding en identiteit
Doelen
- De leerlingen worden zich ervan bewust dat kleding een belangrijke rol kan spelen in hoe iemand op je overkomt.
- De leerlingen ervaren dat je kleding bewust kunt kiezen om je eigen individualiteit mee uit te drukken, maar dat kleding tegelijkertijd ook altijd kenmerken uitdrukt van de sociale groep waartoe je behoort.
Duur
45 minuten
Werkvorm
In drietallen
Benodigdheden
Per groepje:
- Computer
- Kijkopdracht ‘Exactitudes’
- Selfies van alle leerlingen uit de klas
Voorbereiding
Vraag de leerlingen een aantal dagen voor de activiteit om een selfie te maken in de kleding die ze het liefste dragen. Het is belangrijk dat de foto’s van de leerlingen een beetje op elkaar lijken: vraag daarom alle leerlingen goed rechtop te staan, met hun armen langs hun lichaam, voor een witte muur. Het is belangrijk dat de kleding goed te zien is op de foto. Het kan lastig zijn om de kleding goed op de foto te krijgen wanneer je een selfie maakt, daarom kunnen de leerlingen het beste de foto door iemand anders laten maken. Vraag de leerlingen om hun foto naar jou te mailen of appen. Druk alle foto’s in hetzelfde formaat af. De optimale hoeveelheid foto’s voor deze activiteit is 30 tot 35, maar zorg dat je er minimaal 20 hebt (bijvoorbeeld door aan te vullen met foto’s uit een parallelklas).
Activiteit
Vraag de groepjes om op de website www.exactitudes.com te kijken naar de groepen van twaalf foto’s die daarop zijn weergegeven. Geef ze de kijkopdracht om de foto’s met elkaar te bespreken. Geef vervolgens ieder groepje een set foto’s van alle leerlingen uit de klas. Laat de leerlingen hun eigen foto’s eruit pakken en apart leggen. Deze foto’s gebruiken ze pas later in de activiteit. De leerlingen proberen of ze met de foto’s van hun klasgenoten soortgelijke sets kunnen maken als ze op de Exactitudes website zagen. Benadruk dat ze op kledingkenmerken moeten letten en bijvoorbeeld niet vrienden bij elkaar moeten leggen.
Vraag ze goed na te denken over wat ervoor zorgt dat de foto’s bij elkaar horen. Laat de leerlingen sets maken van maximaal acht foto’s (minder mag ook; maak bij minder dan 27 kinderen in de klas sets van maximaal zes). Als sommige foto’s niet in een set passen is dat niet erg, leg die aan de kant. Als ze tevreden zijn met hun sets mogen de leerlingen voor elke Exactitude-set nog een titel bedenken, die iets zegt over de identiteit van de leerlingen in die set.
Afronding
Tot slot pakken de leerlingen hun eigen foto er weer bij. Is er een Exactitude-set waar ze bij passen of waar ze bij zouden willen horen? Laat de leerlingen door de klas lopen en het resultaat van de andere groepjes bekijken. Hebben zij dezelfde indeling gemaakt als hun eigen groepje? Zit bij de indeling die andere groepjes hebben gemaakt een set waar zijzelf bijpassen of bij zouden willen horen? Bij welke set hebben de andere groepjes hun selfie neergelegd? Vinden ze dit passen bij hun eigen identiteit of juist helemaal niet?
Verbinding met het thema
Het doel van deze activiteit is de leerlingen te laten ervaren dat er een zekere spanning zit tussen jezelf kleden als individu en de kenmerken die toch maken dat je bij een groep hoort. Bij de Exactitude-foto’s zie je hoezeer mensen door hun kledingkeuzes op elkaar kunnen gaan lijken. Dat botst met je eigen identiteit: je kiest je kleding omdat je vindt dat deze bij jou als uniek individu past, maar tegelijkertijd is deze keuze vaak geïnspireerd op de keuzes van anderen (bewust of onbewust).
Activiteit 3: Klassen-exactitude
In deze activiteit onderzoeken de leerlingen wat de gedeelde kenmerken zijn van de kleding die wordt gedragen in hun groep en ze maken op grond daarvan een eigen klassen-Exactitude.
Subthema
Kleding en identiteit
Doelen
- De leerlingen leren groepskenmerken vast te stellen.
- De leerlingen ontdekken dat je op basis van kleding een groepsidentiteit kunt vaststellen, en dat je via je eigen kleding kunt kiezen om daarin mee te gaan of om daarin juist anders te zijn.
Duur
30-45 minuten, verspreid over twee dagen
Werkvorm
Klassikaal
Benodigdheden
Camera
Activiteit
Ga met z’n allen in een kring staan en vraag de leerlingen om goed te kijken naar de kleding die gedragen wordt. Welke ‘kledingeigenschappen’ worden door de meeste leerlingen gedeeld? Denk bijvoorbeeld aan: welke kleur kleding hebben de meeste leerlingen aan? Dragen de meeste leerlingen een sweater of een t-shirt? Wat voor soort print komt het meest voor (bijv. all-over print, opdruk, teksten, effen, …)? Wat voor soort broek wordt het meest gedragen (jeans, katoen, …)? Schrijf de observaties op het bord en kies samen vier eigenschappen die jullie het meest bij de klas vinden passen. Vraag de leerlingen om de volgende projectdag kleding te dragen die het beste aan deze eigenschappen voldoet (dus alle leerlingen dragen bijvoorbeeld sneakers, jeans, een t-shirt met print, misschien ook wel van dezelfde kleur). Die dag maken leerlingen van iedere leerling een foto, zoals de makers van Exactitudes dat ook hebben gedaan: tegen dezelfde neutrale achtergrond en zo veel mogelijk in dezelfde houding. Voeg alle foto’s samen tot een klassen-Exactitude en bedenk er klassikaal een naam voor.
Afronding
Bespreek de activiteit na. Klopt de klassen-Exactitude met hoe de leerlingen zichzelf zien als groep? Wat vinden de leerlingen ervan dat je een groep maakt op basis van kleding? Op basis van welke andere kenmerken zou je groepen kunnen maken?
Verbinding met het thema
Voor kinderen is kleding belangrijk: om erbij te horen of om zich juist te onderscheiden. Dat is een eeuwige strijd tussen individu (wie ben ik) en groep (waar hoor ik bij). Kleding speelt een belangrijke rol in processen van insluiting en uitsluiting.Voor kinderen is dat dagelijkse gevecht herkenbaar: ze willen erbij horen, maar ook zichzelf zijn. Soms durf je anders te zijn, soms wil je graag in de groep opgaan. Deze activiteit brengt bewustzijn bij over eigen identiteit, groepsidentiteit en stereotypen.
Activiteit 4: Dagboek van een kledingstuk
De leerlingen beschrijven stap voor stap het ‘verhaal’ van hun favoriete kledingstuk door te achterhalen waar het kledingstuk al geweest is voordat het in hun bezit was, wat zijzelf met het kledingstuk hebben meegemaakt en wat het nog zal meemaken als ze het kledingstuk niet meer passen/niet meer willen dragen.
Subthema’s
- Kleding en identiteit
- Kleding en arbeidsomstandigheden
- Kleding en duurzaamheid
Doelen
- De leerlingen onderzoeken de oorsprong van een kledingstuk: waar komt het vandaan en door wie is het gemaakt.
- De leerlingen kunnen beschrijven en/of visualiseren welke herinneringen, ervaringen en verhalen er bij een specifiek kledingstuk horen.
- De leerlingen leren wat er gebeurt met dingen die we weggooien, bijvoorbeeld kledingstukken die we niet meer passen of niet meer mooi vinden.
Duur
45-60 minuten
Werkvorm
In tweetallen, tot slot individueel
Benodigdheden
- Kledingstuk van de leraar
- Per leerling een zelf meegebracht kledingstuk
- Materialen om een creatief dagboek te maken
Voorbereiding
Vraag iedere leerling om een kledingstuk mee te nemen (niet dragen!). Dit mag een lievelingskledingstuk zijn of een kledingstuk met een verhaal (op een speciale plaats gekocht, kwijt geweest, gedragen bij een speciale gebeurtenis, …). Neem zelf ook een kledingstuk mee waar je iets over wilt vertellen: waar/wanneer heb je het gekocht of gekregen, waar komt het oorspronkelijk vandaan, wat heeft je kledingstuk al meegemaakt, wat ga je ermee doen als je het niet meer wilt dragen? Bereid een kort verhaal over je eigen kledingstuk voor.
Activiteit
Vertel de leerlingen eerst het verhaal van jouw kledingstuk. Laat ze vervolgens in tweetallen met elkaar over hun eigen meegebrachte kledingstukken praten. Om de beurt vertellen ze aan de hand van onderstaande drie vragen over hun kledingstuk:
- Wat heeft het kledingstuk al meegemaakt voordat jij het bezat? Waar is het kledingstuk van gemaakt? Wat is de oorsprong van die materialen? In welk(e) land(en) is het gemaakt? Wie heeft het voor jou allemaal al in handen gehad (bijvoorbeeld een katoenplukker, kledingarbeider in de fabriek, de winkelbediende)? Heeft iemand het kledingstuk voor jou al gedragen?
Leerlingen gebruiken voor dit hoofdstuk de labels in het kledingstuk, eventueel een zoekmachine en hun eigen fantasie (waarbij het wel enigszins realistisch moet blijven). - Wat heb jijzelf al met het kledingstuk beleefd? Waar/wanneer is het kledingstuk gekocht of van wie heb je het gekregen? Hoe lang heb je het kledingstuk al? Heb je bijzondere herinneringen aan het kledingstuk? Wat hebben jullie samen meegemaakt?
- Wat zal het kledingstuk na jou nog beleven? Wat doe je met het kledingstuk als je het niet meer past of mooi vindt? Waar gaat het dan naartoe? Hoe ziet het einde van het leven van dit kledingstuk eruit?
Na de bespreking in tweetallen maken leerlingen de levensloop van het kledingstuk zichtbaar door middel van een ‘dagboek’. Dat kan met tekst, tekeningen en/of foto’s, in een schriftje of op een grote poster. Ook kunnen de leerlingen post-its met steekwoorden op hun kledingstuk plakken; zo wordt het kledingstuk zelf een soort dagboek.
Afronding
De leerlingen stellen hun ‘dagboek’ tentoon en bekijken elkaars dagboeken. Bespreek na afloop klassikaal na: Wat leerden ze over de historie van hun kleding? Wat zijn leerlingen via het kledingstuk te weten gekomen over wat de persoon die het kledingstuk draagt belangrijk vindt? Wat ontdekten ze over kleding die niet meer gebruikt wordt?
Verbinding met het thema
Door de verhalen die achter kleding schuilgaan te onderzoeken, leren leerlingen de menselijke en persoonlijke kant van kleding kennen. Door de gehele levensloop van het kledingstuk te bekijken wordt duidelijk waar kleding vandaan komt, wat kleding te maken heeft met identiteit (wat zeggen de dingen die ik met het kledingstuk heb meegemaakt over mij?) en wat kleding te maken heeft met het milieu (wat doe ik met kleding die ik niet meer gebruik, wat gebeurt er met kleding die ik weggooi, hoe vaak en hoe snel doe ik kleding weg?).
Tip
Op de website www.wornstories.com staat een groot aantal verhalen die verbonden zijn aan een kledingstuk. Deze site kan als inspiratie worden gebruikt. De site is wel in het Engels.
Activiteit 5: Stoffen ontrafeld!
De leerlingen onderzoeken de eigenschappen en duurzaamheid van verschillende stoffen.
Subthema
Kleding en milieu
Doelen
- Leerlingen verkennen de eigenschappen van verschillende stoffen/garens.
- Leerlingen maken kennis met gestructureerd onderzoek.
Duur
60-90 minuten
Werkvorm
In drie- of viertallen
Benodigdheden
Per groepje:
- Tenminste vijf verschillende soorten stof of garens, bijvoorbeeld leer, zijde, katoen, polyester, vilt, wol, jute, linnen, tule, etc.
- Vergrootglas of een microscoop
- Diverse onderzoeksmaterialen, zoals pincetten, waterbakjes, waxinelichtjes, schuurpapier, (staal) sponsjes, lucifers, zand, etc.
- Werkblad ‘Stoffen ontrafeld!'
Voorbereiding
Knip de stoffen in kleine lapjes. Zorg dat je van tevoren weet wat mogelijk gevaarlijke situaties op kan leveren (bijvoorbeeld polyester in vuur houden) en bepaal hoe je daarmee om wilt gaan.
Activiteit
De activiteit vindt plaats in twee ronden. In de eerste ronde krijgen de leerlingen de kans om aan te rommelen en de stoffen te ontdekken. In de tweede ronde onderzoeken ze de stoffen op een gestructureerde manier.
Ronde 1: Geef ieder groepje ten minste vijf verschillende stoffen en een aantal onderzoeksmaterialen. Laat de leerlingen de eigenschappen van de stoffen ontdekken. Hoe ze de materialen gebruiken, mogen ze zelf bepalen. Het is de bedoeling dat de leerlingen vrij gaan experimenteren. Bespreek kort na wat de leerlingen hebben ontdekt.
Ronde 2: In de tweede ronde gaan de groepjes systematisch te werk met het werkblad. Geef ieder groepje vijf verschillende stoffen en één bepaald onderzoeksmateriaal (bijvoorbeeld schuurpapier of water). De groepjes bedenken op welke manier ze hun onderzoeksmateriaal willen gebruiken om meer over de stoffen te leren (bijvoorbeeld: 10x over de stof schuren, de stof 3 seconden in water houden, …). Dit schrijven ze op het werkblad.
Vervolgens testen de leerlingen de stoffen. Eerst onderzoeken ze de stof met de hand: hoe voelt het? Dan bekijken ze de stof met het vergrootglas/de microscoop. Ze kunnen hun resultaten beschrijven of tekenen. Laat het groepje vervolgens zelf hypotheses opstellen over wat er met de stof gebeurt als ze het bewerken met het onderzoeksmateriaal. Vervolgens voeren ze de bewerking uit en schrijven ze op wat ze observeren. Dit herhalen ze voor al hun stoffen, zodat ze deze steeds op dezelfde manier onderzoeken.
Afronding
Elk groepje presenteert hun resultaten. Wat hebben ze ontdekt? Welke stoffen waren het meest duurzaam? Hoe komt dat? Als er meerdere groepjes zijn met hetzelfde onderzoeksmateriaal, bespreek hun resultaten dan direct na elkaar, zodat ze vergeleken kunnen worden.
Verbinding met het thema
Bij deze activiteit ontdekken leerlingen dat verschillende stoffen verschillende eigenschappen hebben. Stoffen die steviger zijn, kun je ‘duurzamer’ noemen omdat ze langer meegaan. Als je kleding koopt van minder stevig materiaal, dan moet je vaker nieuwe kleding kopen. Misschien vind je dat juist leuk, omdat je dan vaker kunt shoppen en vaker iets nieuws aan kunt. Maar voor het milieu is het minder goed, omdat het produceren van kleding veel van mens en milieu vraagt. Het kost bijvoorbeeld heel veel water om katoen te produceren, terwijl deze stof niet zo duurzaam is en je het vaak moet vervangen. In de kledingindustrie worden niet altijd de meest duurzame stoffen gekozen.
Voor de maker van een kledingstuk speelt meer mee dan duurzaamheid. Ook andere eigenschappen van de stof, denk bijvoorbeeld aan soepelheid, kosten en uitstraling, spelen een rol bij de keuze van een stof.
Tip
Je kunt op verschillende manieren aan stof komen, bijvoorbeeld:
- Vraag ouders naar oude kleding of zoek in tweedehandskledingwinkels. Neem de informatie op het etiket over, zodat je weet welke stof het is.
- Op de markt is vaak voor weinig geld stof te koop, maar niet in alle gevallen is duidelijk om wat voor stof het gaat. Vraag dit goed na bij de stofhandelaar.
- Een aantal stofproducenten, met name van interieurtextiel, biedt de optie om gratis stalen te bestellen.
Lees hier meer over de eigenschappen en duurzaamheid van verschillende stoffen
Activiteit 6: De prijs van kleding
In deze activiteit kijk je met de leerlingen naar de prijs van kleding en wat dit betekent voor de mensen die de kleding maken. Is dit een eerlijke prijs? In activiteit 7 (Kinderarbeid op een productielijn) ervaren leerlingen zelf een beetje hoe het is om arbeider in de mode-industrie te zijn. In de afronding van die activiteit mogen ze nog een keer oordelen of de prijs van kleding eerlijk is. Activiteit 6 en 7 horen dus bij elkaar.
Subthema
Kleding en arbeidsomstandigheden
Doel
De leerlingen krijgen inzicht in de prijs die mensen in andere landen betalen voor goedkope kleding in Nederland.
Duur
20 minuten
Werkvorm
In viertallen
Benodigdheden
Activiteit
Vraag aan de leerlingen of zij 5 euro een goede prijs vinden voor een t-shirt of dat het duurder zou moeten zijn. Inventariseer hun antwoorden door ze hun hand op te laten steken: hoeveel leerlingen vinden dat het t-shirt duurder zou moeten zijn dan 5 euro, hoeveel vinden dit een goede prijs en hoeveel vinden dat het eigenlijk nog wel goedkoper mag zijn? Noteer de aantallen voor jezelf. Laat de leerlingen nu per groepje 5 euro verdelen over de onderdelen van het productieproces: wat kost het meeste denk je? Gebruik hiervoor het werkblad.
Afronding
Laat met behulp van het antwoordmodel ‘De prijs van kleding’ zien hoe de prijs van een t-shirt van 5 euro werkelijk is verdeeld. Wat vinden de leerlingen nu van deze prijs? Inventariseer eerst opnieuw hoeveel leerlingen vijf euro een goede prijs vinden en hoeveel leerlingen vinden dat het duurder moet of goedkoper kan. Noteer dit wederom. Ga daarna in gesprek met de leerlingen. Wie is er van mening veranderd en waarom? Zouden we allemaal wat meer moeten betalen voor onze kleding zodat arbeiders wat meer verdienen? Waarom gebeurt dat dan niet gewoon?
Verbinding met het thema
Zie activiteit 7
Activiteit 7: Kinderarbeid op een productielijn
Deze activiteit bouwt voort op activiteit 6. De leerlingen vormen samen een productielijn. Zij proberen in twintig minuten zo veel mogelijk kussentjes te naaien om een heel klein beetje te ervaren hoe het zou zijn om als kind in een textielfabriek te werken.
Subthema
Kleding en arbeidsomstandigheden
Doelen
- De leerlingen krijgen door ervaring meer inzicht in de werkomstandigheden van werknemers in textielfabrieken in ontwikkelingslanden.
- De leerlingen kunnen hun ervaring koppelen aan de discussie over de sociale duurzaamheid van de kledingindustrie.
Duur
30 minuten
Werkvorm
In groepjes van zeven
Benodigdheden
Per groepje:
- 50-70 stukjes stof van 5x5 cm
- 25-35 knopen
- Vulling voor ongeveer 30 kussentjes
- Vijf naalden
- Draad
- Scharen
Voorbereiding
Als leerlingen geen ervaring hebben met naaien, kun je de klas ter voorbereiding een keer een volledig kussentje laten naaien.
Activiteit
Elk groepje neemt plaats aan een rij tafels in de klas. Vertel dat elk groepje straks twintig minuten de tijd krijgt om samen 35 kussentjes te maken. De groepjes die het lukt om 35 kussentjes te maken, mogen daarna iets leuks doen. De groepjes die dit niet lukt, ruimen de klas op. Iedere leerling in het groepje krijgt een eigen taak en mag alleen die taak uitvoeren. Ze mogen elkaar dus niet helpen! Geef vervolgens iedere leerling één van de opeenvolgende taken en benodigdheden:
Leerling | Taak | Benodigdheden |
---|---|---|
Leerling 1 | Knip een stuk draad van ongeveer 50 cm af en steek deze door de naald | 5 naalden Draad Schaar |
Leerling 2 | Naai een knoop midden op een lapje stof en knip de draad af |
Knopen |
Leerling 3 | Naai een tweede lapje stof aan één kant vast aan het eerste lapje | Lapjes stof |
Leerling 4 | Naai de tweede kant vast | |
Leerling 5 | Naai de derde kant vast | |
Leerling 6 | Vul het zo gevormde zakje | Vulling |
Leerling 7 | Naai het kussentje dicht en knip de draad af |
Schaar |
Het is de bedoeling dat elke leerling zijn/haar werk en de naald doorgeeft aan de volgende leerling. Leerling 7 bewaart de kussentjes en geeft de naald terug aan leerling 1. Zo vormt elk groepje een doorlopende productielijn.
Speel zelf de fabrieksopzichter en houd de werkzaamheden en de tijd streng in de gaten. De hoeveelheid kussentjes die gemaakt moet worden is bewust onrealistisch hoog. De bedoeling is dat leerlingen ervaren dat het werk van kinderarbeiders stressvol en monotoon is.
Afronding
Bespreek hoe de leerlingen de activiteit vonden. Is het gelukt om de 35 kussentjes af te krijgen? Zouden ze zelf in een textielfabriek willen werken? Voelden de leerlingen zich onder druk gezet? Zou dit voor kinderen die in een textielfabriek werken hetzelfde zijn? Vraag hoe een dag uit het leven van een kind dat in een textielfabriek werkt eruit zou kunnen zien, als je bedenkt dat ze vaak hele lange dagen werken. Zouden ze nog energie hebben om te spelen?
Grijp terug op activiteit 6 en inventariseer of er nog iets is veranderd: hoeveel leerlingen vinden 5 euro een goede prijs, hoeveel vinden dat het duurder moet en hoeveel dat het goedkoper kan? Vergelijk dit met de eerdere antwoorden. Hoe is het in de loop van de tijd veranderd? Wat vinden de leerlingen ervan dat kinderen dit werk moeten doen, zodat wij goedkope kleding kunnen kopen? Het afschaffen van kinderarbeid kan betekenen dat kleding duurder zou worden en dat we dus minder kleding kunnen kopen.
Verbinding met het thema
Mensen die in de kledingindustrie werken, ook kinderen, worden vaak uitgebuit. Ze doen dagenlang hetzelfde monotone werk onder hoge druk: het is haast niet haalbaar om het werk dat ze moeten verrichten af te krijgen in de tijd die ervoor staat. Als het werk wel afkomt, krijgen ze hiervoor vaak heel weinig betaald. De vraag van ons nieuwe onderzoek is dan ook: hoe kunnen we mode duurzamer maken zodat mens en milieu minder lijden bij het maken van de kleren die wij dagelijks dragen? Dat is nog niet zo gemakkelijk omdat het maken van kleding heel ingewikkeld is en consumenten graag goedkope kleren willen kopen.
Activiteit 8: Je bent wat je draagt
De leerlingen ervaren hoe je je voelt met andere kleding aan.
Subthema
Kleding en identiteit
Doelen
- Leerlingen ervaren dat je je anders kunt voelen of gedragen als je andere kleding aanhebt.
- Leerlingen ervaren dat je door anderen anders wordt beoordeeld als je andere kleding aanhebt.
- Leerlingen oefenen met het nauwkeurig observeren van elkaars kleding.
Duur
60 minuten
Werkvorm
In vijftallen
Benodigdheden
Voldoende verkleedkleding waarmee je stereotypes kunt uitbeelden: een kostuum, een lange jurk en hakken, een baseballpet, doktersjas, regenlaarzen, verkeershesje, etc.
Activiteit
Laat de groepjes een toneelstukje van maximaal twee minuten bedenken bij de verkleedkleding die ze tot hun beschikking hebben. Het is belangrijk dat ze kleding kiezen die bij hun rol past. Vervolgens kiezen ze ook een set kleding die helemaal niet bij hun rol past. Laat hen het toneelstukje vervolgens twee keer spelen: de ene keer dragen ze kleding die bij hun rol past en de andere keer dragen ze kleding die juist helemaal niet bij hun rol past.
Afronding
Bespreek het spel na met de leerlingen. Voelden de leerlingen zich anders in hun verkleedkleding? Was het moeilijker om in je rol te blijven als je kleding aanhad die helemaal niet bij je rol paste? Hoe kwam dat?
Verbinding met het thema
In deze activiteit ervaren de leerlingen hoe sterk het verband is tussen kleding en identiteit. Door het dragen van andere kleding of verkleedkleding kunnen we ons ook echt anders voelen en gedragen en zullen anderen ons mogelijk ook anders benaderen. Deze associatie is zelfs zo sterk dat wanneer we kleding aanhebben die niet past bij de rol die we spelen, dit er heel gek uitziet en het lastig is om in onze rol te blijven.
Activiteit 9: Hoeveel water zit er in je kledingkast?
De leerlingen rekenen uit hoeveel water er verbruikt wordt bij het maken van hun kleding.
Subthema
Kleding en milieu
Doelen
- Leerlingen leren over de textielindustrie als één van de meest vervuilende industrieën ter wereld.
- Leerlingen leren hoeveel water het kost om een kledingstuk te produceren.
- Leerlingen staan stil bij hoe onze behoefte aan ‘fast fashion’ bijdraagt aan de impact van de textielindustrie op het milieu.
Duur
30 minuten
Werkvorm
Individueel
Benodigdheden
Activiteit
Vraag de leerlingen thuis te tellen hoeveel (katoenen) t-shirts en spijkerbroeken zij in hun kast hebben liggen. Geef de leerlingen het werkblad mee om de aantallen op te schrijven. Op het werkblad staat aangegeven dat het ongeveer 2700 liter water heeft gekost om een t-shirt te maken en dat een spijkerbroek ongeveer 8000 liter water kostte. Laat de leerlingen uitrekenen hoeveel water ze dus ‘in hun kledingkast hebben liggen’. Mocht je minder nadruk willen leggen op de hoeveelheid kleding die kinderen hebben, dan kun je er ook voor kiezen de aantallen zelf te geven, ga er dan vanuit dat een gemiddeld kind drie spijkerbroeken heeft en ongeveer twaalf T-shirts.
Afronding
Als je ervan uitgaat dat je ongeveer twee liter water per dag drinkt, hoeveel dagen had je dan kunnen drinken van het water dat is gebruikt om je T-shirts te maken? En hoeveel jaren? Wat vind je daarvan?
Verbinding met het thema
Het dragen van kleding heeft ook te maken met het productieproces van kleding en de gevolgen hiervan voor mens en milieu. De kledingindustrie is heel vervuilend. Om katoen te kunnen produceren wordt veel water gebruikt en om de kleding te kunnen verven worden veel giftige stoffen geloosd in het milieu. Ook worden bij het maken van kleding mensen, en zelfs kinderen, onderbetaald en uitgebuit. De vraag van het nieuwe onderzoek van Anneke Smelik is dan ook: hoe kunnen we mode duurzamer maken zodat mens en milieu minder lijden bij het maken van de kleren die wij dagelijks dragen?
Onderzoekend leren met dit thema
Onderzoeksvragen
Hieronder staan drie voorbeelden van onderzoek dat is bedacht en uitgevoerd door leerlingen van basisschool De Wegwijzer in Tilburg en basisschool De Tragellijn in Lobith. Deze voorbeelden geven een beeld van de soort vragen die leerlingen over het thema ‘Kleding’ zouden kunnen stellen.
Houden meisjes in de leeftijd van 10-12 jaar zich aan de mode?
Subthema: Kleding en identiteit
Hoe weet je of iemand modebewust is of niet? Een onderzoeksgroepje van basisschool De Wegwijzer onderzocht dit door proefpersonen te vragen of zij kledingstukken die op dit moment in de mode zijn in hun kledingkast hebben. Om te weten welke kledingstukken in de mode zijn, hebben zij medewerkers van een kledingwinkel geïnterviewd. Met de resultaten van dit interview maakten ze een vragenlijst met daarop plaatjes van de geselecteerde kledingstukken. Vervolgens vroegen ze de meisjes in groep 7 aan te kruisen of zij deze kledingstukken in hun bezit hadden. Uit het onderzoek bleek dat 60% van de leerlingen een kledingstuk bezat dat op dat moment in de mode was. Daarom concludeerden ze dat meisjes van 10-12 jaar zich aan de mode houden.
Is een joggingbroek of een spijkerbroek geschikter voor kleuters om in buiten te spelen?
Subthema: Kleding en duurzaamheid
Een onderzoeksgroepje van basisschool De Wegwijzer heeft allereerst een vooronderzoek gedaan om te ontdekken wat kinderen uit groep 1 en 2 doen als ze buitenspelen. Door hen in de pauze te observeren, kwamen ze erachter dat kleuters vaak in de modder spelen, vaak nat worden en vaak vallen. De hypothese was dat de joggingbroek geschikter zou zijn voor deze activiteiten omdat het groepje dacht dat er heel gauw gaten in een spijkerbroek komen. De leerlingen testten dit door zelf zowel met een spijkerbroek als met een joggingbroek hetzelfde aantal keren op de knie te vallen en door beide broeken op dezelfde manier in de modder te wrijven en nat te maken. In de joggingbroek kwamen al snel gaten, terwijl de spijkerbroek heel bleef. De joggingbroek was wel geschikter om nat te worden of in de modder te spelen, omdat deze sneller droogde. Zo concludeerden de leerlingen dat wat voor kleuters het meest geschikt was om in buiten te spelen afhankelijk was van welke activiteiten ze die dag zouden doen.
Is er een verschil tussen wat kinderen nu dragen en wat opa’s en oma’s droegen toen zij jong
waren?
Subthema: Kleding en identiteit
Leerlingen van de Tragellijn wilden graag weten hoe de mode van nu is veranderd in vergelijking met de tijd van hun opa’s en oma’s. Daarom bedachten ze een interview waarin ze hun opa’s en oma’s vragen wilden stellen als: wat droeg jij vroeger toen je jong was? Was er bepaalde kleding die je als kind niet mocht dragen (bijvoorbeeld broeken voor meisjes)? Wat vind je van de hedendaagse mode? Een mogelijke hypothese bij dit onderzoek zou kunnen zijn dat wat opa’s en oma’s vroeger droegen er heel anders uitziet dan nu.
Leidraad Onderzoekend leren
Ga je aan de slag met een thema dan is het goed om de leidraad onderzoekend leren eerst te lezen. Aan de hand van de zeven stappen van onderzoekend leren laten we je zien hoe je een project in de klas kunt vormgeven. Daarnaast vind je in de leidraad ook hulpmiddelen die je helpen om de activiteiten uit te voeren in de klas.
< Terug naar overzicht van thema's