Malaria
< Terug naar overzicht van thema'sOver het thema
Malaria gaat over de manier waarop mensen besmet raken met de malariaparasiet, en methoden om besmetting met malaria te voorkomen. Hierbij is kennis van het gedrag en de levensloop van de malariamug heel erg belangrijk. Op welke manieren kan je besmet worden met malaria? En wat is de beste manier om een besmetting te voorkomen?
In de boekenreeks 'Wetenschappelijke doorbraken de klas in!' laten we zien hoe je wetenschap in het basisonderwijs brengt via onderzoekend leren. Het thema Malaria wordt in hoofdstuk 3 behandeld in het zevende boek uit de reeks. Klik hier voor meer informatie over de boekenreeks en de mogelijkheid om het boek te bestellen.
Dit hoofdstuk is gebaseerd op een project dat is vormgegeven door een projectteam waarin onderzoekers van het Radboudumc samenwerken met basisscholen en het WKRU. Het projectteam ‘Malaria’ werkte samen in het schooljaar 2016-2017 en bestond uit de volgende mensen:
Onderzoekers Radboudumc
Teun Bousema, Alma Tostmann, Isaïe Reuling en Guido Bastiaens.
Scholen
De Wegwijzer, Tilburg: Dagmar Eskens en Mieke Paridaen.
Dolfijn Plusklassen: Trudi Janssen en Petri Wissink.
Verder lezen, kijken, luisteren
Filmpjes
Video's en informatie over malaria
- Filmpje jonge academie over Teun Bousema
- Klokhuisfragment over malaria
- Clipphanger: wat is malaria
- SchoolTVfragment 'Malaria: een groot probleem'
- SchoolTVfragment 'Hoe word je besmet met malaria'
- Pagina RIVM over malaria
- Artsen zonder grenzen bestrijdt malaria
Malaria-items van NOS en Jeugdjournaal
Deze NOS-items bevatten geen video (meer) maar wel geschreven informatie over malaria
Overige lesideeën
Activiteiten
Voor het thema Malaria zijn er een aantal activiteiten uitgewerkt. De activiteiten zijn concreet en in detail uitgewerkt, zodat ze makkelijk uit te voeren zijn in de klas. Hieronder kun je zien welke activiteiten er zijn en kun je meteen de materialen downloaden die je voor deze activiteit nodig hebt.
Introductieactiviteit: Klamboe
De leerlingen worden verrast door een klamboe in de klas en bedenken waar je een klamboe voor gebruikt.
Doelen
- De nieuwsgierigheid prikkelen naar het gebruik van een klamboe.
- Leerlingen hun gedachten hardop laten uitspreken over waar een klamboe goed voor is.
Duur
15-20 minuten
Werkvorm
Klassikaal
Benodigdheden
Een klamboe
Activiteit
Het doel van deze activiteit is de nieuwsgierigheid van de leerlingen op te wekken voor het thema door ze een voorwerp te laten bestuderen en bespreken: de klamboe. Hang de klamboe op in de klas voor de kinderen binnenkomen. Benoem de klamboe niet en open niet onmiddellijk het gesprek over de klamboe, maar start eerst met de orde van de dag; de klamboe is wel aanwezig en prikkelt de eerste nieuwsgierigheid naar het waarom.
Afsluiting
Start naar eigen inschatting na enige tijd het gesprek over de klamboe, waarbij je open vragen stelt:
wat is dit? Waarvoor dient het? Waarom kan het belangrijk zijn? En voor wie is het vooral belangrijk?
Probeer de leerlingen zo veel mogelijk hardop aan het nadenken te krijgen.
Activiteit 1: Hoe verspreidt Malaria zich?
Door een simulatiespel leren leerlingen waarom malaria zich zoveel sneller verspreidt dan veel andere infectieziekten.
Subthema’s
- Verspreiding van infectieziektes
- Muggen
Doelen
- Leerlingen maken kennis met belangrijke begrippen uit onderzoek naar infectieziekten.
- Leerlingen leren waarom malaria zich zoveel sneller verspreidt dan veel andere infectieziekten.
- Leerlingen leren over verschillende manieren waarop ziekten zich verspreiden.
Duur
30 minuten
Werkvorm
Klassikaal
Benodigdheden
- Witte plastic bekers (voor ieder kind twee)
- Rode plastic bekers (één per ongeveer zeven kinderen)
- Magere melk (per leerling is ongeveer 80 milliliter melk nodig [2x 40 ml], dus voor een klas van dertig leerlingen is ongeveer drie liter melk nodig om twee rondes te kunnen spelen)
- Grote fles, 120 ml, jodium (Betadine)
- Pakje aardappelzetmeel
- Eetlepel
- Per leerling twee roerstaafjes
Voorbereiding
De activiteit bestaat uit twee onderdelen. Het is handig om alles voor beide delen vooraf klaar te zetten.
Deel 1:
- Vul voor iedere leerling een witte plastic beker voor een kwart met magere melk.
- Voeg aan ongeveer één op de zes bekers één eetlepel zetmeel toe en roer goed.
Deel 2:
- Zet voor elke leerling een beker klaar: voor één op de zeven leerlingen een rode beker, voor de overige leerlingen een witte beker.
- Vul alle bekers voor een kwart met magere melk.
- Voeg aan ongeveer één op de zes witte bekers één eetlepel zetmeel toe en roer goed. Let op: voeg geen zetmeel toe aan de rode bekers!
Activiteit
Deel 1: Geef iedere leerling een beker en een roerstaafje, zonder bekend te maken welke bekers zetmeel bevatten. Vertel de leerlingen dat een aantal bekers ‘besmet’ zijn met griep en dat ze gaan ontdekken hoe snel die besmetting zich verspreidt als mensen dicht bij elkaar in de buurt komen. Vertel en schrijf op het bord hoeveel bekers besmet zijn met griep (benadruk dat het natuurlijk geen echte griep is). De leerlingen gaan elkaar besmetten door de melk in de bekers met elkaar te mengen. Elke leerling roert eerst het bekertje door en mengt daarna de inhoud met twee klasgenoten. Dat doen ze door de melk van de ene beker helemaal over te gieten in de andere beker en daarna de melk weer gelijk over de twee bekers te verdelen. Dit is noodzakelijk om duidelijke resultaten te krijgen. Tenslotte roeren ze de inhoud van hun beker nog even door met hun eigen roerstaafje. Leerlingen van de Dofijnklassen simuleren een stekende malariamug door de melk in hun bekertjes te mengen. Daarna controleren de leerlingen of zij besmet zijn door aan hun bekertje een flinke scheut jodium toe te voegen. Leerlingen roeren het jodium met hun eigen roerstaafje door de bekers. Melk met zetmeel wordt blauw (besmet); melk zonder zetmeel wordt lichtbruin (kleur van jodium, onbesmet). Schrijf op het bord hoeveel bekertjes uiteindelijk besmet waren.
Deel 2: Verdeel de bekers die je hebt klaargezet en geef iedere leerling een nieuw roerstaafje. Vertel dat er opnieuw een aantal bekers besmet zijn: dit keer niet met griep maar met malaria, een ziekte diedoor muggen wordt doorgegeven. Vertel dat de leerlingen met rode bekers de muggen zijn. De muggen zijn nu nog niet besmet, maar dat gaat wel gebeuren als ze andere leerlingen gaan steken. Vertel en schrijf op het bord hoeveel witte bekers besmet zijn met malaria.
Alle leerlingen roeren de melk in hun beker. Vervolgens mengen de leerlingen met rode bekers de melk in hun beker met die van ongeveer tien verschillende leerlingen met witte bekers zoals ze daarvoor ook hebben gedaan. De leerlingen met witte bekers wachten af. Een witte beker mag meerdere keren door een rode beker worden ‘gestoken’. De leerlingen controleren opnieuw of ze zetmeel in hun melk hebben door aan hun bekertje melk een flinke scheut jodium toe te voegen en te roeren met hun eigen roerstaafje. Schrijf op het bord hoeveel bekertjes zetmeel bevatten. Samen met Teun Bousema controleren leerlingen van de Wegwijzer of hun beker besmet is.
Afronding
De leerlingen vergelijken de resultaten van deel 1 en deel 2 van de activiteit. Hoe komt het dat er de tweede keer veel meer bekertjes zetmeel bevatten? (Dit is bijna altijd het geval) Verbaast ze dit? Leg uit hoe het verschil ontstaat:
Deel 1 van de activiteit bootste mens-tot-mensbesmetting na: de bekers staan symbool voor de mensen, het zetmeel voor de aanwezigheid van een ziektekiem: een parasiet, bacterie of virus. Dit
deel van de activiteit laat zien hoe de verspreiding van een infectieziekte van mens tot mens over een groep verloopt: de verspreiding gaat redelijk vlot, maar lang niet iedereen raakt besmet. Elke leerling met een met zetmeel ‘besmette’ beker heeft namelijk ‘maar’ twee klasgenoten kunnen besmetten.
Deel 2 van de activiteit bootste verspreiding na via een ‘vector’: bijvoorbeeld een insect dat door een
besmet persoon te prikken zelf verspreider wordt van een ziekte. Deze vorm van verspreiding verloopt veel sneller: bij deel 2 van de activiteit raakt bijna iedereen besmet. De verspreiding van malaria verloopt via een ‘vector’: de malariamug.
Verbinding met het thema
Weten hoe een ziektekiem zich verspreidt is van belang voor het nemen van de juiste voorzorgsmaatregelen. Griep (influenza) verspreidt zich van mens tot mens. Verspreiding van griep ga je tegen door ervoor te zorgen dat een gezond mens niet besmet raakt (bijvoorbeeld door je handen altijd goed te wassen), dat iemand na besmetting niet ziek wordt (bijvoorbeeld door je tegen griep te laten vaccineren) en dat een zieke het virus niet doorgeeft. Dat laatste doe je door ‘netjes’ te niezen en hoesten: nies of hoest in een zakdoek en gooi die na gebruik weg zodat het virus niet door de lucht vliegt, maar in de zakdoek verdwijnt, en door na het hoesten of niezen je handen te wassen.
Om verspreiding van malaria tegen te gaan heb je meer verschillende maatregelen nodig. De meeste
daarvan zijn gericht op de mug. Om te voorkomen dat mensen gebeten worden door besmette
muggen, kunnen ze onder een klamboe (muggennet) slapen en hun huid insmeren met antimuggencrème. Ook wordt in tropische landen veel gedaan om muggen te doden, bijvoorbeeld door muggendodende spray te gebruiken in en rond de huizen van mensen. Daarnaast kunnen bepaalde malariamedicijnen helpen de verspreiding te remmen. Mensen die ziek zijn van malaria krijgen hier medicijnen voor, waarvan sommige als ‘extraatje’ hebben dat de malariaparasiet niet kan worden doorgegeven aan een volgende mug. Daardoor is er minder verspreiding en worden dus minder mensen ziek.
Tip
Zorg ervoor dat je het zetmeel goed door het bekertje roert: klonten in de melk mengen niet goed
met de melk uit een ander bekertje. En ze verraden natuurlijk ook dat het bekertje ‘besmet’ is!
Activiteit 2: De niestafel
De leerlingen experimenteren met besmettelijkheid door met een drukspuit een nies na te bootsen.
Subthema’s
- Verspreiding van infectieziektes
- Bestrijding van infectieziektes
Doelen
- De leerlingen maken kennis met de besmettelijkheid van verschillende infectieziekten.
- De leerlingen maken kennis met de rol van de mens in het effectief verspreiden van infectieziekten.
Duur
30 tot 60 minuten
Werkvorm
In groepjes van vijf
Benodigdheden
- Voldoende papier op rol (bijvoorbeeld behangpapier of kraftpapier) om alle tafels te bedekken (eventueel kunnen ook grote vellen papier worden gebruikt)
- Drie kleuren plakkaatverf op waterbasis, bijvoorbeeld blauw, groen en geel (idealiter geen rood aangezien dit minder goed uitwasbaar is)
- Doekjes om de handen mee schoon te maken
- Zeil om de vloer en eventueel muur mee af te dekken
Per groepje
- Drie tafels
- Drie drukspuiten (hier kunnen twee groepjes gebruik van maken)
- Rubber handschoen
- Papieren zakdoekje
- Meetlint
- Rekenmachine
- Werkblad Niestafel
- Werkblad Verspreiding infectieziekten
Voorbereiding
Het is van belang dat alle materialen (vooral de drukspuiten) en de proefopstelling goed getest zijn en klaarstaan voor gebruik. Vul alle drukspuiten met dezelfde hoeveelheid water en voeg aan een derde van de drukspuiten blauwe verf toe, aan een derde groene verf en aan een derde gele verf. Test de verdunningen op papier om te zien of ze voldoende zichtbaar zijn: voeg anders nog wat extra verf toe. Bouw de proefopstelling door voor ieder groepje drie tafels achter elkaar te zetten. Bedek eventueel de vloer en de meubels in de buurt met zeil om vlekken te voorkomen. Bedek vervolgens de tafels met papier.
Test vooraf hoe vaak leerlingen met de drukspuiten moeten pompen voor een goed resultaat. Het is
belangrijk de drukspuit eerst helemaal te ontluchten; dat doe je door de drukspuit helemaal open te
draaien en vervolgens weer dicht. Test vervolgens hoe vaak je moet pompen om twee heel verschillende spuitafstanden te krijgen (bijvoorbeeld: drie maal pompen en twintig maal pompen). Kijk goed hoe ver de drukspuiten spuiten, zodat je weet of je voldoende hebt afgedekt met plastic. Het beste is om zelf deel 1 van de activiteit in zijn geheel een keer uit te voeren, om te bevestigen dat het verschil tussen de twee niezen groot genoeg is.
Activiteit
De activiteit bestaat uit twee delen: in deel 1 testen de leerlingen het verschil tussen de verspreiding
van griep en de verspreiding van de mazelen. In deel 2 testen de leerlingen of het uitmaakt of je niest
met je hand voor je mond of met een zakdoek voor je mond.
Deel 1: Vertel de leerlingen dat ze gaan onderzoeken hoe met niezen en hoesten schadelijke microben op andere mensen kunnen overgaan. Ziekten worden door de lucht verspreid in piepkleine druppeltjes speeksel en water die door mensen uitgeniest of uitgehoest worden. De ziekten die zich zo verspreiden, kunnen gewone verkoudheden of griep zijn, maar ook ergere infecties zoals mazelen, hersenvliesontsteking of tuberculose. Verdeel de klas in groepjes van vier, geef ieder groepje het werkblad Niestafel en wijs ieder groepje naar hun ‘niestafel’. Per groepje vullen de leerlingen de voorspellingsvragen in: wat verwachten ze te gaan zien?
Dan gaan de leerlingen een ‘griep’-nies en een ‘mazelen’-nies nabootsen. De eerste leerling uit het
groepje bootst een griepnies na; de leerling neemt een drukspuit met een willekeurige kleur en noteert die kleur als de ‘griep’-kleur. De leerling draait de drukspuit helemaal open en weer dicht
om hem te ontluchten en pompt drie keer lucht in de drukspuit (of zo vaak als uit het testen van de
drukspuiten het beste bleek). Dan zet hij de drukspuit helemaal aan het uiteinde van de tafel en zet
hij met stift een streepje op het papier voor de drukspuit: vanaf dat streepje meten de leerlingen de
afstand van de nies. De leerling drukt de drukspuit één keer kort maar krachtig in. Vervolgens meten
de leerlingen de afstand tussen het streepje en de uiterste druppel van de nies en meten zij de maximale breedte van de nies. Ze noteren dit op het werkblad.
De tweede leerling bootst een mazelennies na door eveneens bovenstaande handelingen te verrichten, nu met de drukspuit met een andere kleur verf, die hij noteert als de ‘mazelen’-kleur. In plaats van drie keer te pompen, pompt deze leerling twintig keer (of zo vaak als uit het testen van de drukspuiten het beste bleek). Ook nu meten de leerlingen de afstand en de breedte van de nies en noteren zij dit op het werkblad.
Deel 2: Nu de leerlingen hebben gezien hoe gemakkelijk ziektekiemen zich verspreiden door niezen,
gaan ze onderzoeken in hoeverre het helpt om een hand of een zakdoek voor je mond te houden als
je niest, om verspreiding van ziektes te voorkomen. Ze voeren hiervoor drie keer de mazelennies uit,
omdat dit de krachtigste is. Eerst leggen ze een nieuw papier op de tafel. Vervolgens bootst de derde leerling een mazelennies na door de stappen van de mazelennies te herhalen met een willekeurige kleur (ontluchten, twintig keer pompen, drukspuit achter het streepje zetten, kort maar krachtig indrukken). Dit is de controlenies om de andere mee te vergelijken. De vierde leerling bootst de mazelennies met een handschoen en met een andere kleur na. Hij houdt tijdens het indrukken van de drukspuit een hand (met rubber handschoen) op ongeveer 5 centimeter van de spuitmond van de drukspuit, zodat de nies tegen de hand aankomt. Ook nu wordt weer de afstand en breedte van de nies gemeten en genoteerd. Leerlingen van de Dolfijnklassen meten de lengte van een ‘nies’ op Leerlingen van de Wegwijzer (L) en de Dolfijnklassen (R) bootsen een nies na, waarbij ze respectievelijk een hand en een zakdoek gebruiken om verspreiding van een eventueel virus tegen te gaan. Tot slot bootst de vijfde leerling de mazelennies met zakdoekje na met de derde kleur (dit om verschil te kunnen zien met de vorige nies). Hij houdt tijdens het indrukken van de drukspuit zijn hand met een papieren zakdoekje erin op ongeveer 5 cm afstand van de spuitmond, zodat de nies tegen het zakdoekje aankomt. Ook nu meten en noteren de leerlingen de afstand en de breedte van de nies.
Afronding
De leerlingen vergelijken de gemeten afstanden en breedtes. Wat is het verschil tussen de griep en de mazelen? En heeft het zin om een hand voor de mond te houden bij het niezen en om een zakdoek te gebruiken? (Zie ook ‘Verbinding met het thema’ hieronder en de bijlage ‘Weetjes over niezen’.)
Leg vervolgens de verbinding met malaria. Is verspreiden via muggen nog effectiever dan heel hard
niezen? Wat hadden de leerlingen daarover geleerd tijdens activiteit 1? Om het verschil in effectiviteit van verspreiding te laten zien, kan de leraar de leerlingen met een rekenmachine de volgende reeksen laten afmaken (zie ook werkblad):
- Griepverspreiding: 1,2,4,…
- Mazelen: 1,12,144,…
- Malaria: 1,104,10816,…
De reeks staat voor de snelheid van verspreiding. 1 persoon met mazelen besmet ongeveer 12
anderen, die samen weer ongeveer 144 nieuwe ziektegevallen veroorzaken, en die veroorzaken op
hun beurt weer …. Enz. Welke ziekte verspreidt zich het snelst? Waardoor zou dit kunnen komen?
Verbinding met het thema
Een microbe kan zich op verschillende manieren verspreiden. De ene besmettingsroute is efficiënter
(gaat sneller) dan de andere. Een infectie als cholera (bacterie) wordt alleen overgedragen door
ontlasting, vaak als die in het drinkwater terecht komt. Een ziekte als mazelen (virus) verspreidt zich
door druppeltjes in de keel en neusholte. Dat gaat veel efficiënter. Het maakt voor de efficiëntie van
zo’n druppeloverdracht uit waar de druppeltjes zich bevinden en hoe hard je niest of hoest. Hoe
harder je niest of hoest en hoe hoger de microbe in je luchtweg zit, hoe beter voor de microbe. Het
is namelijk efficiënter voor de verspreiding om bovenin de luchtpijp te zitten dan onderin de longen.
Het mazelenvirus is een voorbeeld van een microbe die zich bovenin de luchtpijp ophoopt, waardoor
het heel ver kan ‘reizen’ als je niest. Ook kan het een paar uur overleven in de lucht, waardoor je grote kans loopt het in te ademen als je in dezelfde ruimte bent. Een ziekte als malaria heeft het goed voor elkaar. Zij schakelt de mug in. Een mug reist natuurlijk veel verder dan je als mens kunt niezen. Iedere mug bijt elke drie dagen iemand anders en daarnaast kunnen malariapatiënten vervolgens weer heel veel muggen besmetten. Hierdoor kan de verspreiding razendsnel gaan, sneller dan voor alle andere infectieziekten.
Tips
- Als het weer goed is kan de activiteit ook buiten uitgevoerd worden.
- Beide rondes van deze activiteit kunnen ook los worden gedaan.
Bron
Dit is een aangepaste versie van de niestafel-activiteit van het lespakket ‘e-Bug, de wereld van microben’, zie www.e-bug.eu (CC BY NC SA 2.0, e-Bug Consortium).
Activiteit 3: Er wonen beestjes op me
De leerlingen laten op een agarplaatje een kweekje groeien van de microben op hun lichaam en zien
wat het effect is van een bacteriedodend stofje.
Subthema
Bestrijding van infectieziektes
Doelen
- De leerlingen ontdekken dat ze een goede ‘voedingsbodem’ zijn voor miljoenen microben.
- De leerlingen maken kennis met een belangrijk hulpmiddel binnen de microbiologie: het kweken van microben.
- De leerlingen ontdekken de effectiviteit van verschillende manieren om microben te doden.
- De leerlingen oefenen met onderzoek doen en leren de betekenis van het doen van een nulmeting.
Duur
- Het kweken van de microben duurt vier dagen tot een week.
- Op dag 1: 30 minuten
- Op dag 4 tot 7: eenmalig 60 minuten
Werkvorm
In viertallen
Benodigdheden
Per leerling
- Agarplaatje
- Werkblad ‘Er wonen beestjes op me!’
Per groepje
- Zeep
- Handdesinfectans (flesje op alcoholbasis van drogisterij)
- Wc-papier
- Wattenstaafje
- Alcohol (flesjes van ± 70% alcohol voor ontsmetting zijn verkrijgbaar bij de drogist)
- Kleurpotloden
Voorbereiding
Teken met een permanent marker op het deksel van iedere agarplaat een lijn die de plaat in tweeën
deelt. Schrijf op de ene helft de letter L (van links) en op de andere helft de letter R (van rechts). Plak
op het deksel van iedere agarplaat een naamsticker. Let op: de agarplaat moet zichtbaar in twee
delen worden gedeeld, maar er mag niet op de agarvoedingsbodem zelf geschreven worden. Ook
mag het agardoosje niet opengemaakt worden om te voorkomen dat er al voor het experiment
microben op de agarvoedingsbodem komen.
Activiteit
Deel 1: Vertel de leerlingen dat ze onderzoek gaan doen naar verschillende manieren om de bacteriën op je handen dood te maken. Leg uit dat ze in viertallen vier manieren gaan testen: wassen met zeep, wassen met handdesinfectans, afvegen met wc-papier en afnemen met alcohol. Geef iedere leerling een agarplaat die in twee helften is gedeeld. Iedere leerling schrijft zijn naam op de sticker op de deksel van de agarplaat. Vervolgens maken de leerlingen groepjes van vier. Iedere leerling in het groepje maakt het doosje van de agarplaat open en drukt met twee vingers voorzichtig op de linkerhelft (de helft gemarkeerd met L) in de agar. Daarna doen de leerlingen het doosje onmiddellijk weer dicht.
Vervolgens verdelen de leden van het groepje de vier reinigingsmethoden onder elkaar: een leerling
wast zijn handen grondig met zeep; een leerling neemt een stukje wc-papier en veegt daarmee
grondig zijn handen af; een leerling maakt zijn handen schoon met de handdesinfectant. Alledrie
drukken ze meteen nadat ze hun handen schoon hebben gemaakt dezelfde twee vingers voorzichtig
in de agar, nu op de rechterhelft (gemarkeerd met R). De periode tussen het wassen van de vingers
en het in de agar drukken moet zo kort mogelijk zijn en de leerlingen mogen na het wassen niets
meer aanraken om te voorkomen dat er weer microben op hun handen komen. Nadat ze hun vingers
in de agar hebben gedrukt, doen ze opnieuw het doosje onmiddellijk dicht om te voorkomen dat
er microben uit de lucht op de agar terechtkomen. De vierde leerling maakt zijn handen niet vooraf
schoon voordat hij ze op de rechterhelft van de agarplaat drukt, maar veegt daarna voorzichtig met
een wattenstaafje met alcohol over die helft van de agarplaat.
Iedere leerling vult het eerste deel van het werkblad in. Neem alle doosjes in en bewaar ze op kamertemperatuur. Vraag de leerlingen te voorspellen of, en zo ja, hoe de twee helften van hun agarplaatje zullen verschillen. Ook dat schrijven de leerlingen op het werkblad.
Deel 2: Na vier dagen, en na niet langer dan een week, kunnen de leerlingen bestuderen wat er op
de agarplaatjes is gegroeid. Iedere leerling maakt een tekening van zijn agarplaatje op het werkblad.
Voor zover ze kunnen zien, geven ze iedere verschillende microbe die op het agarplaatje is gegroeid
een andere kleur. Tenslotte vullen ze de conclusie in op het werkblad.
Afronding
Hoeveel verschillende microben groeien er op het linkerdeel van de agarplaat? Hoeveel op het
rechterdeel? De leerlingen vergelijken hun resultaten daarna in hun groepje: welke van de vier reinigingsmethoden heeft de meeste bacteriën gedood? Welke de minste? Komt het overeen met wat ze als verwachting opgeschreven hebben? Als dat niet zo is, wat kunnen ze daar dan van leren? Wat voor soort conclusies kunnen ze trekken op basis van de tekening die ze hebben gemaakt? Hadden ze dat ook kunnen doen als ze op de linkerhelft van de agarplaat niet hun ongewassen vingers hadden gedrukt?
Verbinding met het thema
Op ieder mens leven bacteriën, deze kun je zichtbaar maken als je de bacteriën laat groeien (vermenigvuldigen) op een agarplaat. Sommige bacteriën zijn goed voor je, andere zijn schadelijk. Veel schadelijke bacteriën verspreiden zich doordat ze op je handen zitten en achterblijven op voorwerpen die je aanraakt, die vervolgens aangeraakt worden door een ander. Zoals de onderzoekers hebben gekeken naar manieren om de verspreiding van malaria door muggen tegen te gaan, door muggenbeten te voorkomen (bijvoorbeeld door klamboes), zo kan de verspreiding van bacteriën worden tegengegaan door de overdracht van de ene mens op de andere mens te voorkomen, bijvoorbeeld door goed je handen te wassen nadat je rauw vlees hebt aangeraakt. De leerlingen testen in deze activiteit de effectiviteit van verschillende reinigingsmethoden.
Activiteit 4: Maak je eigen microbe
De leerlingen ontwerpen een eigen microbe en kennen haar handige of slimme eigenschappen toe.
Subthema
Verspreiding van infectieziektes
Doelen
- Leerlingen maken kennis met de eigenschappen van verschillende microben.
- Leerlingen passen opgedane kennis over de verspreiding van infectieziekten toe.
Duur
60-90 minuten
Werkvorm
In tweetallen
Benodigdheden
- Powerpointpresentatie Over microben
- Papier, kleurpotloden, stiften
- Werkblad ‘Maak je eigen microbe'
- Extra informatie over microben (voor de leerkracht)
Voorbereiding
Deze activiteit vraagt behoorlijk wat achtergrondkennis van leerlingen over de eigenschappen van
verschillende microben. Het is dus raadzaam je inhoudelijk goed voor te bereiden op de les om de
kennis aan de leerlingen te kunnen overdragen.
Activiteit
Pols wat de leerlingen nu al weten over virussen, bacteriën, schimmels en parasieten. Zijn ze wel
eens ziek geweest? Waardoor kwam dat? Laat de leerlingen de powerpointpresentatie over microben
zien en vertel ze over de vier hoofdgroepen van microben (zie ‘Microben en infectieziekten’ bij
Achtergrondinformatie in het boek). Vertel de leerlingen dat ze zelf een microbe gaan ontwerpen. Laat ze bedenken wat hun microbe nodig heeft om te overleven (Waar haalt de microbe zijn voedingsstoffen vandaan?), of de microbe nuttig of schadelijk is en waar hij dus goed in moet zijn (reizen of samenwerken). De leerlingen tekenen de microbe en geven deze een naam. Ook vullen ze het werkblad in met een beschrijving van de eigenschappen.
Afronding
De kinderen stellen hun microbe voor aan de klas. Hierbij mogen de andere leerlingen vragen stellen.
Verbinding met het thema
Een van de dingen die malaria tot zo’n gevaarlijke ziekte maakt, is de snelheid en effectiviteit waarmee de malariaparasiet zich verspreidt. Door verschillende eigenschappen zorgt hij ervoor dat hij zich zo snel mogelijk van mens tot mens verspreidt en daar zo lang mogelijk kan blijven zitten: doordat hij de mug als ‘tussenpersoon’ heeft gekozen en doordat hij ook in ‘stille’ vorm zeer besmettelijk blijft. Bovendien ontwikkelt de parasiet resistentie tegen de medicijnen die nu voor malaria op de markt zijn! Deze eigenschappen hebben de onderzoekers gedurende hun onderzoek naar malaria ontdekt. Hoe naar deze eigenschappen ook zijn, het maakt de malariaparasiet tot een zeer effectieve ziekteverspreider: hij is ‘goed’ in wat hij doet. Andere microben hebben weer andere eigenschappen die ze ‘goed’ maken in wat ze doen: zo kunnen yoghurtbacteriën melk omzetten in melkzuur, wat ervoor zorgt dat melk yoghurt wordt.
Tip
De microbe kan eventueel ook vormgegeven worden met gekleurde klei.
Bron
Dit is een aangepaste versie van de activiteit ‘Maak je eigen microbe’ van het lespakket ‘e-Bug, de
wereld van microben’, zie www.e-bug.eu (CC BY NC SA 2.0, e-Bug Consortium).
Activiteit 5: Muggenbeten op school
In de periode dat er muggen zijn, van de late lente tot de vroege herfst, kunnen leerlingen via een
enquête een klein onderzoek doen naar muggenbeten op hun school. In de andere helft van het jaar
is activiteit 6 meer geschikt.
Subthema
Muggen
Doelen
- Leerlingen oefenen met gegevens verzamelen via een enquête en leren deze te verwerken.
- Leerlingen krijgen inzicht in de factoren die invloed hebben op muggenbeten.
Duur
Ongeveer 2 uur
Werkvorm
In groepjes van 4-6
Benodigdheden
Per groepje
- Schrijfmaterialen
- Eventueel een computer om een grafiek te maken
Voorbereiding
Het kan handig zijn een aantal enquêtevragen voor te bereiden voor het geval de klas sturing nodig
heeft.
Activiteit
Deel de klas in groepjes. Leg de leerlingen uit dat ze met hun groepje een enquête over muggenbeten gaan afnemen bij de andere klassen in de school. Laat de groepjes brainstormen over wat allemaal invloed kan hebben op of je wel of niet door muggen wordt geprikt. Bijvoorbeeld: hoe
lekker je ruikt, met het raam open/dicht slapen, op de begane grond/eerste verdieping/hoger wonen,
in de buurt van een park/sloot/vijver wonen, …. Bespreek klassikaal welke van deze factoren je kunt
meten met een enquête en maak daar samen enquêtevragen van. Neem in de enquête ook een vraag
op over wel/geen muggenbeten en zo ja hoeveel, zodat je het verband kan leggen tussen de factoren
en het aantal beten. Houd zelf de vragen bij en print voor ieder groepje een aantal enquêteformulieren.
Leg uit dat iedereen dezelfde enquête gebruikt, zodat de groepjes uiteindelijk alle antwoorden
bij elkaar kunnen leggen. Dan krijgt ieder groepje een klas toegewezen en gaan zij in deze klas bij tien kinderen de enquête afnemen. De leerlingen schrijven de antwoorden op de vragen nauwkeurig op. Vervolgens verwerkt ieder groepje de antwoorden in een tabel of grafiek. Je kunt bijvoorbeeld ieder groepje een grafiek laten maken waarin ze één van de onderzochte factoren (bijvoorbeeld slapen met raam open/dicht) uitzetten tegenover het aantal kinderen dat één of meerdere muggenbeten heeft (zie afbeelding in boek).
Activiteit 6: Verkoudheid op school
Van de late herfst tot vroeg in de lente, de periode dat verkoudheid en griep heersen, kunnen leerlingen via een enquête een klein onderzoek doen naar verkoudheid op hun school. In de andere helft van het jaar is activiteit 5 meer geschikt.
Subthema
Verspreiding van infectieziekten
Doelen
- Leerlingen oefenen met gegevens verzamelen via een enquête en leren deze te verwerken.
- Leerlingen krijgen inzicht in de factoren die invloed hebben op verspreiding van infectieziekten.
Duur
Ongeveer 2 uur
Werkvorm
In groepjes van 4-6
Benodigdheden
Per groepje:
- Schrijfmaterialen
- • Eventueel een computer om een grafiek te maken
Voorbereiding
Het kan handig zijn een aantal enquêtevragen voor te bereiden, voor het geval de klas sturing nodig
heeft.
Activiteit
Deel de klas in groepjes. Leg de leerlingen uit dat ze met hun groepje een enquête over verkoudheid
gaan afnemen bij de andere klassen in de school. Laat de groepjes brainstormen over wat allemaal invloed kan hebben op of je wel of niet verkouden wordt. Bijvoorbeeld: is de familie ook verkouden? Is het kind dat naast je in de klas zit ook verkouden? Denk er ook aan om te vragen hoeveel kinderen op dit moment verkouden zijn en hoe lang ze al verkouden zijn. Zijn er misschien kinderen afwezig omdat ze verkouden zijn? Bespreek klassikaal welke van deze factoren je kunt meten met een enquête en maak daar samen enquêtevragen van. Neem in de enquête ook een vraag op over wel/niet verkouden, zodat je het verband kan leggen tussen de factoren en verkoudheid. Houd zelf de vragen bij en print voor ieder groepje een aantal enquêteformulieren. Leg uit dat iedereen dezelfde enquête gebruikt, zodat de groepjes uiteindelijk alle antwoorden bij elkaar kunnen leggen. Dan krijgt ieder groepje een klas toegewezen en gaan zij in deze klas bij tien kinderen de enquête afnemen. De leerlingen schrijven de antwoorden op de vragen nauwkeurig op. Vervolgens verwerkt ieder groepje de antwoorden in een tabel of grafiek. Je kunt bijvoorbeeld ieder groepje een grafiek laten maken waarin ze één van de onderzochte factoren (bijvoorbeeld familie wel/niet verkouden) uitzetten tegenover het aantal kinderen dat ook verkouden is (zie afbeelding boek).
Afronding
De grafieken van alle groepjes worden klassikaal besproken. Wat valt op? Welke conclusies kunnen we trekken? Als de leerlingen met percentages kunnen werken, kun je ook een vergelijking maken van de factor die de grootste invloed heeft. Reflecteer met de klas op het onderzoek: zijn alle belangrijke vragen gesteld of hadden er ook nog andere vragen gesteld kunnen worden? Wat ging goed bij het afnemen van de enquête en wat ging minder goed? Wat ging goed bij het maken van de tabel of grafiek en wat ging minder goed?
Verbinding met het thema
De leerlingen doen een klein onderzoekje naar verkoudheid bij leerlingen op school en de omstandigheden die daaraan bijdragen. Dit is een heel basale vorm van onderzoek naar de verspreiding van infectieziekten en welke factoren daar invloed op kunnen hebben. Dat is wat de onderzoekers veel grootschaliger hebben onderzocht met betrekking tot malaria en de omstandigheden die bijdragen aan de verspreiding ervan onder de bevolking.
Tip
Begeleid de leerlingen bij het maken van tabellen en grafieken als ze hier weinig ervaring mee
hebben.
Activiteit 7: Malariamuggen
Met behulp van een variant op het spel ‘Weerwolven van Wakkerdam’ wordt gesimuleerd hoe (stille)
malaria zich verspreidt en welke uitdagingen er zijn bij het opsporen en genezen ervan.
Subthema’s
- Verspreiding van infectieziektes
- Bestrijding van infectieziektes
- Muggen
Doelen
- De leerlingen leren en ervaren wat het effect van stille malaria is op de verspreiding van malaria.
- De leerlingen leren de uitdagingen kennen die horen bij het opsporen en genezen van (stille) malaria.
Werkvorm
Klassikaal
Benodigdheden
- Karakterkaarten
- Een ruimte met kringopstelling (op stoelen of op de grond)
Voorbereiding
Omdat jij in dit verhaal de ‘verteller’ bent, is het verstandig het spel en het bijbehorende verhaal goed door te nemen. Het spel is echt goed geslaagd als de verteller het verhaal goed genoeg kent om een beetje spanning te kunnen inbouwen. Bovendien moet de verteller erop toezien dat het spel in de goede volgorde verloopt. Bereid je hierop voor door het verloop van het spel en het verhaal goed door te nemen, eventueel een aantal keer.
Print en knip de karakterkaarten (zie afbeelding in boek) van tevoren. Hoeveel kaarten gemaakt moeten worden is afhankelijk van de grootte van de groep:
- 15 spelers
Direct uitdelen: 3 muggen, 3 burgers met stille malaria, 7 burgers, 1 arts-onderzoeker, 1 speurneus Voor het wisselen tijdens het spel: 3 malariamuggen en 3 burgers
- 20 spelers
Direct uitdelen: 4 muggen, 4 burgers met stille malaria, 10 burgers, 1 arts-onderzoeker, 1 speurneus
Voor het wisselen tijdens het spel: 4 malariamuggen en 4 burgers
- 25 spelers
Direct uitdelen: 5 muggen, 5 burgers met stille malaria, 13 burgers, 1 arts-onderzoeker, 1 speurneus
Voor het wisselen tijdens het spel: 5 malariamuggen en 5 burgers
- 30 spelers
Direct uitdelen: 6 muggen, 6 burgers met stille malaria, 16 burgers, 1 arts-onderzoeker, 1 speurneus
Voor het wisselen tijdens het spel: 6 malariamuggen en 6 burgers
Als je iets meer spelers hebt dan hierboven aangegeven, bijvoorbeeld 23 leerlingen, kies dan voor
extra burgers.
Activiteit
Vertel de leerlingen dat ze een spel gaan doen dat lijkt op het spel Weerwolven. Leg ze het doel van
het spel en de verschillende rollen uit zoals hieronder beschreven. Het spel wordt geleid door de verteller. De verteller geeft aan wanneer welke deelnemers in actie mogen komen. Binnen het spel zijn verschillende rollen met ieder hun eigen taken. In het spel proberen deelnemers erachter te komen wie welke rol heeft en op basis daarvan te handelen:
Onderzoekend leren met dit thema
Onderzoeksvragen
Bekijk hieronder de verschillende uitgewerkte onderzoeksplannen voor het thema Malaria. Deze kun je als voorbeeld gebruiken voor in de klas of als inspiratie.
Uitwerking van alle onderzoeksvragen
- Wie zijn in het afgelopen jaar meer ziek geweest, ouderen uit verzorgingstehuis of kinderen bij ons op school?
- Hoe lang kan een mug blijven leven nadat hij iemand heeft gestoken (zonder weer iemand te steken)?
- Wanneer blijven meer bacteriën achter op een vieze poetsdoek: nadat je hem op 30, 60 of 90 graden gewassen hebt?
- Hoe vaak raken kinderen elkaar aan op het schoolplein?
Leidraad Onderzoekend leren
Ga je aan de slag met een thema dan is het goed om de leidraad onderzoekend leren eerst te lezen. Aan de hand van de zeven stappen van onderzoekend leren laten we je zien hoe je een project in de klas kunt vormgeven. Daarnaast vind je in de leidraad ook hulpmiddelen die je helpen om de activiteiten uit te voeren in de klas.
< Terug naar overzicht van thema's