Deze activiteit omvat drie op elkaar aansluitende lessen, waarin de werking van het brein opnieuw actief wordt ervaren.
Doelen
De leerlingen leren dat er vijf hersengebieden zijn en dat elk hersengebied een eigen functie heeft.
Werkvorm
Actieve werkvorm (drama) in verschillende samenstellingen.
De activiteit zelf (per les)
De nadruk ligt op de functies van de hersengebieden. Deze worden uitvergroot in een spel.
Les 1. Cerebellum (bewegen) en hersenstam (controle essentiële lichaamsfuncties)
Voorbereiding en benodigdheden
- Afbeeldingen van de hersengebieden (zie Online bijlagen, workshop Mastermind).
- Afbeeldingen waarop meerdere mensen staan, bijvoorbeeld mensen die haast hebben, mensen die iets tillen of hardlopers die klaar staan voor de start. Zie Online bijlagen voor voorbeelden. Je kunt ook zelf foto’s zoeken.
Duur
45-60 minuten
Inleiding
Vertel de leerlingen dat de volgende drie dramalessen gaan over ons brein. Aan de hand van de afbeeldingen worden de vijf hersengebieden en hun functies nog eens in herinnering gebracht. Bij
deze activiteit richten we ons op drie hersenfuncties:
- Cerebellum (bewegen) en hersenstam (controle essentiële lichaamsfuncties);
- Cortex (denken) en hippocampus (geheugen);
- Amygdala (emoties).
Deze les start met het cerebellum en de hersenstam. Een van de essentiële functies van de hersenstam is het voelen van beweging en zwaartekracht.
Warming-up
De leerlingen lopen rond door de ruimte zonder elkaar aan te raken of te praten. Je noemt iets waar de leerlingen een bepaalde beweging bij kunnen maken, bijvoorbeeld een sport, activiteit of stemming. De leerlingen beelden dit uit. Denk bijvoorbeeld aan schaatsen, moe zijn, stoer doen,
angstig zijn, zwemmen, haast hebben, iets heel zwaars dragen, ziek zijn, iets kwijt zijn, iets vergeten
zijn, dansen.
De leerlingen zijn verdeeld over de ruimte. Op een bepaald moment blijven ze stilstaan en bewegen niet meer. Je noemt nu dezelfde dingen op als hiervoor. De leerlingen beelden die dingen uit alsof zij een standbeeld zijn. Telkens wanneer je een nieuwe beweging of houding noemt, tel je af van vijf naar nul. In die tijd kunnen de leerlingen hun houding bepalen en neerzetten.
Instructie
Je legt de leerlingen uit dat ze straks in groepjes van vier of vijf gaan werken. Zij krijgen een foto waar meerdere mensen op staan. Deze mensen beelden iets uit. De leerlingen proberen nu samen een standbeeld te vormen waarbij ze zo goed mogelijk uitbeelden wat er op de foto staat.
Activiteit
De leerlingen zijn verdeeld in groepjes en hebben een foto gekregen. Zij voeren de opdracht die gegeven is in ongeveer 10 minuten uit.
Afsluiting
De groepjes laten het ‘standbeeld ‘ zien dat ze samen bij de foto hebben gemaakt. De andere groepjes proberen te raden wat ze uitbeelden. Vraag ter evaluatie wat de leerlingen van de les vonden.
Les 2. Cortex (denken) en hippocampus (geheugen)
Duur
45-60 minuten
Inleiding
Je vertelt de leerlingen dat deze les gaat over denken en het geheugen. Ze leren daarover door middel van drama. Vertel ook dat de cortex staat voor denken en de hippocampus voor het geheugen.
Warming-up
De leerlingen zitten in een kring. Kies twee leerlingen uit en vraag hen even op de gang te wachten. Voordat ze gaan, kijken zij eerst goed rond in de kring. Terwijl zij op de gang wachten, veranderen de andere leerlingen enkele dingen: ze wisselen van plaats, iemand trekt zijn vest of zijn schoenen uit, iemand doet zijn haren in een staart of juist los, enzovoort. De leerlingen die op de gang stonden, moeten nu gaan raden wat er veranderd is (maximaal drie pogingen per leerling).
Instructie
Vraag de leerlingen of zij Memory kennen. Dat spel gaan ze nu spelen, maar daarbij zijn zij zelf de kaarten! Vraag wederom twee leerlingen om even naar de gang te gaan. Zij gaan straks het spel tegen elkaar spelen. De andere leerlingen maken tweetallen. Samen spreken zij een houding of een gebaar af dat zij precies hetzelfde kunnen uitbeelden. Daarna gaat elk van de twee op een andere plaats in de klas staan. Nu mogen de leerlingen die op de gang stonden om de beurt de naam van een leerling opnoemen. De leerling die wordt genoemd maakt de houding of het gebaar dat hij of zij had afgesproken. Als er twee ‘kaarten’ (leerlingen) zijn ‘omgedraaid’, zijn er twee opties:
- er is een match, de speler krijgt een punt;
- er is geen match, de andere speler is aan de beurt.
Wanneer de groep groot is. kun je ervoor kiezen de klas in tweeën te splitsen.
Activiteit
De leerlingen spelen het ‘Levend Memory-spel’, zoals hierboven beschreven.
Afsluiting
Vraag de leerlingen ter evaluatie wat ze van de les vonden.
Is er nog tijd over? Speel dan een versie van ‘Ik ga op reis en neem mee…’. Daarbij noemen de leerlingen geen voorwerp, maar ze maken een bepaalde beweging of nemen een bepaalde (stilstaande) houding aan om een voorwerp uit te beelden. De anderen moeten goed opletten, want ze moeten de beweging of houding van hun voorganger(s) goed onthouden, omdat ze die in de volgende ronde goed na moeten doen! Ook hierbij kun je de groep in tweeën splitsen.
Les 3. Amygdala (emoties)
Voorbereiding en benodigdheden
Kaartjes met daarop een locatie en kaartjes met daarop een emotie (zie Online bijlagen)
Stoelen voor ‘de emotiebus’
Duur
60 minuten
Inleiding
Vertel de leerlingen dat ze deze les gaan werken met emoties door middel van drama. Leg uit dat de amygdala staat voor emoties.
Warming-up
Vraag de leerlingen op te noemen welke emoties zij kennen. Daarna gaan ze in een grote kring staan en neemt elk kind een emotie in gedachte. Wie durft, mag naar voren stappen en een emotie uitbeelden. De andere leerlingen doen dit na.
Instructie
Vertel de leerlingen dat zij in groepjes van vier een toneelstukje gaan maken en opvoeren. Ieder groepje krijgt drie kaartjes. Op kaartje 1 staat een plaats, op kaartje 2 en 3 staat een emotie. Met de kaartjes maken de kinderen nu een klein toneelstukje, dat circa 30-60 seconden duurt. Daarbij moeten ze de locatie en de twee emoties verwerken die op hun kaartjes staan.
Activiteit
De leerlingen voeren de opdracht uit die ze kregen bij de instructie. Ze laten hun toneelstukjes aan elkaar zien. Kunnen de andere kinderen raden welke plaats en welke emoties er op hun kaartjes stonden? De leerlingen noemen eventueel tips en tops.
Afsluiting
Vertel de kinderen dat ze de volgende situatie gaan uitbeelden: drie leerlingen en één buschauffeur zitten in een bus. Elke keer dat er iemand instapt, laat die persoon daarbij een bepaalde emotie zien. De andere passagiers en de buschauffeur nemen deze emotie over. Wanneer alle plaatsen in de bus bezet zijn, stapt degene die het langste in de bus zit er steeds uit voordat er een nieuw iemand instapt. Wie zelf niet weet welke emotie hij of zij kan uitbeelden, kan de emotiekaartjes uit de kern van de les erbij gebruiken.
Tips
- Zorg dat er voldoende tijd is om deze activiteit uit te voeren.
- Heb je een grote klas, splits die bij enkele opdrachten dan in tweeën. Een van de leerlingen kan als spelleider optreden.
Online bijlagen
Fotoblad dramales 1
Locatie- en emotiekaartjes
Bronnen
Nooij, Holger de, (2012). Kijk op spel: drama voor de pabo, Noordhoff Uitgevers B.V.