Protest
< Terug naar overzicht van thema'sOver het thema
Protest gaat over de ‘besmettelijkheid’ van protest en over hoe mensen elkaar in zulke situaties kunnen beïnvloeden. Wanneer springt een protest over van de ene op de andere groep en waarom? En laat jij je beïnvloeden door iemand anders en op welke manier gebeurt dat?
In de boekenreeks 'Wetenschappelijke doorbraken de klas in!' laten we zien hoe je wetenschap in het basisonderwijs brengt via onderzoekend leren. Het thema Protest wordt in hoofdstuk 4 behandeld in het achtste boek uit de reeks. Klik hier voor meer informatie over de boekenreeks en de mogelijkheid om het boek te bestellen.
Verder lezen, kijken, luisteren
Filmpjes
Populaire wetenschappelijke boekjes over ons onderzoek
Protesten en stakingen in het nieuws
- Staking basisonderwijs
- Arabische Lente
- Arabische Lente succesvol?
- Protesten tegen President Trump
- Gewelddadige protesten in Hamburg
- Stakingen McDonalds in de Amerika
Wereldberoemde protesten
Activiteiten
Voor het thema Protest zijn er een aantal activiteiten uitgewerkt. De activiteiten zijn concreet en in detail uitgewerkt, zodat ze makkelijk uit te voeren zijn in de klas. Hieronder kun je zien welke activiteiten er zijn en kun je meteen de materialen downloaden die je voor deze activiteit nodig hebt.
Introductieactiviteit: Wie volg je?
De leerlingen ondervinden dat zij zich (net als ieder ander) in onduidelijke situaties laten beïnvloeden
door hun omgeving. Zij ontdekken dat mensen geneigd zijn te kijken naar wat een ander doet.
Wie je volgt verschilt echter per situatie en per persoon.
Doelen
• Leerlingen worden nieuwsgierig naar het thema ‘besmettelijkheid van protest’.
• Leerlingen worden zich bewust van hoe beïnvloeding werkt in de groep.
• Leerlingen ontdekken of en op welke manier zij worden beïnvloed.
Duur
10 minuten op dag 1, 20 minuten op dag 2
Werkvorm
Klassikaal
Benodigdheden
• Twee leerlingen die in het complot zitten (de zogenaamde mollen)
• Voor alle leerlingen een kaartje ‘Wie volg je?’
Voorbereiding
Geef twee leerlingen (mollen) de opdracht om, in reactie op een huiswerkopdracht, tegengestelde interpretaties van je instructies te geven. Bijvoorbeeld: jij geeft als huiswerkopdracht om opdracht 3 tot 6 te maken. De ene leerling krijgt de opdracht om stellig te beweren dat hij je heeft horen zeggen dat opdracht 3 én 6 gemaakt moeten worden, de andere leerling moet volhouden dat je hebt gezegd dat opdrachten 3, 4, 5 en 6 moeten worden gemaakt.
Activiteit
Vertel de leerlingen dat je na de les meteen weg moet en dus geen tijd meer hebt om vragen te beantwoorden na het uitdelen van het huiswerk. Zorg dat je spullen klaar staan om snel weg te kunnen. Deel vervolgens de huiswerkopdracht uit. Aan het eind vertel je de leerlingen dat ze bijvoorbeeld opdracht 3 tot 6 moeten maken. Zorg dat je onduidelijk (zacht of mompelend) spreekt. Pak meteen na het geven van de opdracht je tas. Als er vragen zijn, zeg je dat er geen tijd voor is en vertrek je gehaast uit het lokaal. Nu is het aan de twee mollen om hun klasgenoten te vertellen dat ze je wel hebben verstaan, waarbij ze ieder hun eigen versie van je instructies geven. Ze moeten daarbij echt voet bij stuk houden en niet verklappen dat het om een experiment gaat.
Afronding
Vraag de volgende dag aan de leerlingen welk huiswerk ze hebben gemaakt. Vertel nog niet dat er mollen in het spel zijn en ga nog niet verder in gesprek over deze keuze. Laat ze eerst op een kaartje schrijven naar wie ze vooral hebben gekeken bij welke opdrachten ze gingen maken. Ze mogen hierbij niet overleggen! Verzamel de kaartjes en bewaar ze voor verkenningsactiviteit 1 ‘Beïnvloeding in beeld’.
Bespreek vervolgens: Hoe koos je welk huiswerk je ging maken? Twijfelde je? (Door wie) werd je (het meest) beïnvloed en waarom? Voelde je groepsdruk? Hoe kijk je nu terug op je keuze? Heb je dit soort groepsdruk eerder meegemaakt in een andere situatie? Het is erg belangrijk dat kinderen op een veilige manier over hun keuzes en ervaringen kunnen praten en dat er dus niet het gevoel ontstaat dat er goede/foute keuzes zijn gemaakt. Bespreek tot slot dat het over beïnvloeding gaat en dat dit met het thema ‘protest’ te maken heeft. In de loop van dit gesprek kun je verklappen dat er mollen in het spel waren.
Tip
Klik hier voor nog twee varianten van deze activiteit: ‘Spullen pakken’ en ‘De marshmallowtest’.
Activiteit 1: Beïnvloeding in beeld
Deze activiteit bouwt voort op de introductieactiviteit. Zorg dus dat je deze hebt uitgevoerd en de kaartjes hebt verzameld.
Leerlingen ontdekken dat je met behulp van een zogenaamde netwerkgraaf meer kunt leren over beïnvloeding.
Subthema’s
- Beïnvloeding
- Onderzoeksmethoden
Doelen
- De leerlingen leren hoe je met een tekening inzichtelijk kunt maken wie wie als voorbeeld neemt.
- De leerlingen onderzoeken of je aan de hand van kenmerken van leerlingen (bijvoorbeeld jongen/meisje; vriendschap; “een gehoorzame leerling zijn”) kunt uitleggen waarom kinderen bepaalde andere kinderen volgen (of niet).
- De leerlingen krijgen inzicht in indirecte beïnvloeding: vaak volg je niet direct het kind in het complot (de mol), maar loopt beïnvloeding via een ander kind.
Duur
30 minuten
Werkvorm
Klassikaal
Benodigdheden
- Een bord waarop je goed kunt tekenen
- De kaartjes van de leerlingen uit de introductieactiviteit
Activiteit
Vertel dat jullie nu nog eens goed gaan kijken naar wat er gebeurde bij de introductieactiviteit. Schrijf eerst de namen van de mollen in het rood op het bord (in de afbeelding hieronder zijn dat Kolja en Ilse). Pak dan de kaartjes erbij en wijs een leerling aan die de kaartjes mag voorlezen. Schrijf steeds eerst de naam op van het kind dat het kaartje schreef (in de afbeelding is dat Geertje) en vervolgens de naam van het kind dat gevolgd werd (Yasmine). Teken tussen de namen een pijl (met de punt naar degene die gevolgd is). Doe dit voor alle kaartjes. Als een naam al op het bord staat, dan wordt de pijl met naam daaraan toegevoegd. De kinderen kunnen ook om beurten de tekentaak op zich nemen nadat je dit een paar keer hebt voorgedaan. In het voorbeeld zijn jongens met een rondje weergegeven en meisjes met een driehoek. Dit maakt snel inzichtelijk of meisjes vaker meisjes volgen; en jongens vaker jongens. In de afbeelding zien we dat niet iedereen direct de mol volgt: Geertje volgt Kolja via Yasmine. De tekening die zo ontstaat noemen we een netwerkgraaf.
Afronding
Bespreek de netwerkgraaf na in een klassengesprek: wat valt op? Wie volgt wie? Kunnen we met behulp van deze graaf ontdekken welke motieven er zijn om iemand te volgen? Volgen vrienden bijvoorbeeld vaker vrienden, volgen meisjes vooral meisjes etc.?
Verbinding met het thema
In onzekere situaties nemen we vaak andere mensen als voorbeeld: we doen wat een ander doet. Dit geldt ook voor stakingen en andere vormen van protest. Daarmee is protest dus als het ware besmettelijk. De introductieactiviteit laat de leerlingen beïnvloeding ervaren. In deze vervolgactiviteit leer je hoe je op een systematische manier inzicht kunt krijgen in wie wie als voorbeeld neemt. Nabespreken van deze activiteit geeft je inzicht in waarom je juist deze persoon volgt en niet iemand anders.
Activiteit 2: Interview een staker
Leerlingen oefenen met interviewen in de klas en bevragen vervolgens een volwassene over hun ervaringen met staken en/of protest.
Subthema’s
- Protest
- Onderzoeksmethoden
Doelen
- Leerlingen leren goede interviewvragen te bedenken.
- Leerlingen leren goed te luisteren naar de antwoorden van de persoon die ze interviewen.
- Leerlingen leren een samenvatting te maken van een interview.
- Leerlingen leren over de drijfveren van mensen die staken of protesteren.
Duur
2,5 uur
Werkvorm
In drietallen
Benodigdheden
Voorbereiding
Als de leerlingen nog nooit iemand hebben geïnterviewd, is het goed hen hierop voor te bereiden. Je kunt dit doen door naar het voorbeeldfilmpje te kijken van een interview of door zelf in de klas een interview voor te doen met een leerling.
Activiteit
Vertel dat ieder groepje iemand mag interviewen over het thema staken. Wie zouden ze willen interviewen? Kennen ze iemand die daadwerkelijk gestaakt heeft? Bijvoorbeeld iemand die meegedaan heeft aan de lerarenstaking in 2017 of 2018? Laat de leerlingen zelf een afspraak met deze persoon maken en toestemming vragen om het interview op te nemen en na te bespreken in de klas.
Bespreek klassikaal de tips voor het afnemen van een interview en geef de leerlingen tijd om het interview voor te bereiden. Laat ze maximaal zeven open vragen bedenken. Dit kunnen vragen zijn als: “Waarom staakte je?”, “Waarom was de staking wel/niet succesvol?”, “Hoe werd je gemobiliseerd/mobiliseerde je jouw collega’s?” en “Hoe zouden je collega’s reageren als je niet zou hebben meegedaan?”. Laat het groepje onderling afstemmen wie de vragen stelt en wie de antwoorden opschrijft en/of opneemt met de telefoon.
Vervolgens nemen de leerlingen het interview af en maken daarbij aantekeningen. Vervolgens maken ze in drietallen een kort verslag van het interview waarin ze samenvatten wat ze hebben gehoord. Tenslotte presenteren ze hun bevindingen aan de groep.
Afronding
Bespreek de activiteit met de klas na. Wat hebben we geleerd uit de interviews? Welke conclusies kunnen we trekken? Hebben de leerlingen kunnen ontdekken wat drijfveren zijn voor mensen om te gaan staken? Besteed ook aandacht aan het interviewen zelf: wat ging er goed en wat kan de volgende keer beter?
Verbinding met het thema
De onderzoekers wilden weten of stakingen besmettelijk zijn en wat de drijfveren zijn van mensen om te staken. Er zijn verschillende methodes waarop je dit kunt onderzoeken. Het bevragen van mensen is er daar één van. Dat kan schriftelijk met een vragenlijst of mondeling via een interview. Tijdens deze activiteit oefenen leerlingen met een van de technieken die de onderzoekers ook gebruikten.
Activiteit 3: Beïnvloeding door vragen
Leerlingen maken vragenlijsten met neutrale en gestuurde vragen: vragen die wel of geen informatie bevatten over wat andere mensen in een vergelijkbare situatie zouden hebben gedaan. Met deze vragenlijsten voeren ze een klein onderzoekje uit om te ontdekken of medeleerlingen zich laten beïnvloeden door de keuzes van anderen.
Subthema’s
- Beïnvloeding
- Onderzoeksmethoden
Doelen
- Leerlingen maken kennis met vragenlijsten als onderzoekstechniek.
- Leerlingen ontdekken met behulp van een vragenlijst welke invloed informatie over de keuzesvan anderen heeft op hun eigen keuzes.
Duur
90 minuten
Werkvorm
In viertallen
Benodigdheden
Activiteit
Laat elk groepje twee situaties bedenken waartegen je zou kunnen protesteren. Laat de leerlingen een enquêtevraag bedenken. Bijvoorbeeld:
- Stel dat de bomen in de straat voor de school worden omgehakt. Hoe groot is de kans dat je zou protesteren?
- Stel dat de leraar besluit alle telefoons een dag lang bij zich te houden. Hoe groot is de kans dat je zou protesteren?
Deze vragen zijn ‘neutraal’: dat wil zeggen, ze vragen wat je zelf zou doen, zonder dat je weet wat anderen doen. Laat de groepjes nu ook een ‘gestuurde’ versie maken van de vragen die ze hadden bedacht. Dat wil zeggen dat de vragen extra informatie geven over de mening of het gedrag van anderen. Maak de vragen uit de gestuurde vragenlijst verder precies gelijk aan de vragen uit de neutrale vragenlijst. Bij bovenstaande voorbeelden krijg je dan bijvoorbeeld:
- Stel dat de bomen in de straat voor de school worden omgehakt. De meerderheid van je klasgenoten is hiertegen. Hoe groot is de kans dat je zou protesteren?
- Stel dat de leraar besluit alle telefoons een dag lang bij zich te houden. Alle jongens protesteren. Hoe groot is de kans dat jij ook zou protesteren?
Bespreek wat de groepjes hebben bedacht en kies klassikaal de vier meest interessante situaties. Maak vervolgens twee vragenlijsten of laat leerlingen deze maken: één met de vier neutrale vragen en één met de vier gestuurde vragen (zie de voorbeeldvragenlijsten). Geef antwoordmogelijkheden in de vorm van een antwoordschaal, bijvoorbeeld: “Heel klein – Klein – Niet klein, niet groot – Groot – Heel groot”.
Bespreek samen de hypotheses: bij welke situaties verwachten leerlingen dat het gedrag van anderen heel belangrijk zal zijn en bij welke situaties minder? Waarom denken ze dat? Na het opstellen van de vragenlijsten worden de leerlingen enquêteurs: in tweetallen nemen ze één van de vragenlijsten af bij minstens twee leerlingen van een andere klas. Bij het afnemen van de vragenlijsten stelt de ene leerling de vragen, de ander noteert de antwoorden op de vragenlijst. Bij iedere proefpersoon mag één vragenlijst worden afgenomen: de neutrale óf de gestuurde vragenlijst. Dezelfde leerling mag dus niet door twee of meer tweetallen worden bevraagd.
Afronding
Verzamel de antwoorden klassikaal met behulp van het werkblad. Geef elk groepje één van de vragen en laat hen de antwoorden in een grafiek zetten (zie Voorbeeldgrafieken). Bespreek de grafieken: wat valt op? Zien jullie een verschil tussen de antwoorden op de neutrale en de gestuurde vragen? Hoe kun je dit verschil verklaren?
Verbinding met het thema
Zonder dat we het zelf doorhebben, blijkt de mening van anderen vaak erg belangrijk voor onze eigen opvattingen en ons eigen gedrag. Tijdens deze activiteit leren leerlingen hoe opvattingen van een meerderheid of een bepaalde groep sturend kunnen zijn bij het vormen van je eigen mening. Ze maken hierbij gebruik van twee onderzoekstechnieken die veel gebruikt worden door sociale wetenschappers: de vragenlijst en een experiment (namelijk een experiment waarin de antwoorden op twee soorten vragenlijsten, neutrale en gestuurde, worden vergeleken).
Tip
Voor gevorderde leerlingen: Je kunt ook de achtergrondkenmerken van de leerlingen die de vragenlijst invullen meenemen bij het bekijken van de resultaten. Heb je bijvoorbeeld een gestuurde vraag waarin staat dat jongens een bepaalde keuze zouden maken? Kijk bij die vraag dan eens naar verschillen in antwoorden tussen jongens en meisjes. Speelt geslacht een rol bij de gemaakte keuze? Bedenk dan vooraf, bij het maken van de vragenlijst, welke informatie je nodig hebt. In dit voorbeeld is dat dus of de invuller een jongen of een meisje is. Zet de vraag ook op de vragenlijst.
Activiteit 4: Bedenk een eigen vignettenonderzoek
In deze activiteit maken leerlingen kennis met vignettenonderzoek. Een deel van de leerlingen bereid samen het onderzoek voor en voert het bij hun klasgenoten uit. Op deze manier proberen ze erachter te komen door wie ze zich laten beïnvloeden en waarom.
Subthema’s
- Beïnvloeding
- Onderzoeksmethoden
Doelen
- Leerlingen worden zich bewust van de rol van beïnvloeding.
- Leerlingen maken kennis met vignettenonderzoek en interviewen als onderzoeksmethode.
- Leerlingen ervaren hoe het is om gestructureerd onderzoek te doen.
Duur
Deel I: 30 minuten (alleen door het onderzoeksteam)
Deel II: 45 minuten (hele klas)
Werkvorm
Eén viertal (het onderzoeksteam)
De overige leerlingen in tweetallen
Later in groepjes van zes
Benodigdheden
- Werkblad ‘Voorbereiding door het onderzoeksteam’
- Computer voor het onderzoeksteam
- Post-its (voor iedere leerling een klein stapeltje)
- Optioneel: Extra informatie over voorkeursvolgorden
Activiteit
De activiteit bestaat uit twee delen. Deel I is alleen voor het onderzoeksteam. Bij deel II is de hele klas betrokken.
Deel I: Onderzoek voorbereiden (alleen door het onderzoeksteam)
Vertel het onderzoeksteam dat zij een klein onderzoek gaan uitvoeren bij hun klasgenoten. Het team probeert te ontdekken wie je volgt, waarom je iemand volgt en in welke situaties dit gebeurt. Geef het team het werkblad en laat ze aan de hand van de twee voorbeelden op het werkblad zelf een situatie bedenken waarin de vraag bij wie je je zou aansluiten centraal staat. De leerlingen schrijven deze situatie op. Vervolgens maken de leerlingen daarmee vier vignetten, dat zijn korte beschrijvingen van personen (zie voorbeelden in kader).
Uit deze vier vignetten zullen hun proefpersonen straks kunnen kiezen. Deze vignetten geven niet veel informatie over de kinderen die de ‘proefpersonen’ mogelijk zouden kunnen volgen: ze beschrijven slechts twee eigenschappen van hen. Zorg dat elke eigenschap bestaat uit een tegenstelling, bijvoorbeeld jongen/meisje, graag binnen/graag buiten, sportief/niet sportief.
Je kunt er ook voor kiezen de leerlingen foto’s te laten zoeken die bij de beschrijvingen passen en ze deze als vignet laten gebruiken. Nadeel is wel dat foto’s altijd meer informatie over iemand bevatten dan de korte beschrijving.
Het team zet de vier vignetten op één A4 en print deze voor elke leerling uit. Vervolgens stelt het team een hypothese (verwachte uitkomst) op voor de vraag ‘Welke eigenschappen van de personen omschreven op de vignetten zullen voor onze klasgenoten het belangrijkste zijn om hen te volgen?’. Ze schrijven de hypothese op.
Deel II: Onderzoek uitvoeren
Het onderzoeksteam geeft iedereen in de klas het blad met de vier vignetten. Ze vragen de leerlingen om de vier vignetten los te knippen en in volgorde van hun voorkeur te leggen. Het is belangrijk dat de leerlingen de opdracht individueel uitvoeren, zonder overleg, en zonder bij elkaar te kijken.
NB: De leerlingen van het onderzoeksteam leggen alleen de opdracht uit, ze voeren deze dus niet zelf uit.
Daarna bevragen de leerlingen elkaar in tweetallen. Iedereen stelt dezelfde vragen:
- Welke volgorde heb je gekozen?
- Waarom heb je voor deze volgorde gekozen?
- Wat vond je belangrijk toen je moest kiezen? Op welke kenmerken of eigenschappen van de persoon op de kaartjes heb je gelet?
De ene leerling stelt de vragen en noteert de antwoorden (in steekwoorden) op post-its. Daarna wisselen de leerlingen van rol zodat zij beide de vragen beantwoorden. De leerlingen van het onderzoeksteam lopen ondertussen rond en luisteren naar de antwoorden van de groepjes.
Vervolgens worden de tweetallen samengevoegd tot groepjes van zes en als het niet uitkomt tot een groepje van vier. Het onderzoeksteam verdeelt zich over de groepjes. Elk groepje bekijkt de eigen post-its met antwoorden en probeert deze per vraag in groepen in te delen. Zijn er antwoorden die veel op elkaar lijken? Kunnen de leerlingen bedenken waarom deze antwoorden bij elkaar horen?
Afronding
Bespreek klassikaal welke redenen naar voren zijn gekomen om je bij anderen aan te sluiten. Vraag de groepjes om de beurt om de opbrengst van de post-its te vertellen. Moedig de kinderen vooral aan om niet alleen hun eigen verhaal te vertellen, maar ook het verhaal van hun groepje. Zo leren zij om uit de interviews een algemene tendens te halen. Vraag tenslotte het onderzoeksteam: kwamen hun verwachtingen uit? En welk antwoord op hun onderzoeksvraag kunnen ze formuleren op basis van de gevonden categorieën van beïnvloeding door anderen?
Sluit af met de vraag of leerlingen andere situaties kunnen bedenken waarbij ze zich hebben laten beïnvloeden door anderen. Hebben leerlingen weleens iets gedaan omdat iemand anders dat ook deed? Wat gebeurde er en wat was de reden om iemand te volgen?
Verbinding met het thema
Door wie laat je je beïnvloeden? Door iedereen? Of door mensen die op je lijken? Bij deze activiteit denken kinderen na over de kenmerken van anderen die doorslaggevend zijn bij beïnvloeding. Ze maken hierbij gebruik van onderzoekstechnieken die veel gebruikt worden door sociale wetenschappers: vignettenonderzoek en interviews.
Tip
Als je leerlingen extra wilt uitdagen, kun je hen in de nabespreking vragen wat je kunt afleiden uit de voorkeursvolgorde van de leerlingen. Gebruik hiervoor de extra informatie over voorkeursvolgorden.
Activiteit 5: Samen zijn we sneller
Tijdens deze activiteit krijgen leerlingen de opdracht om gezamenlijk een vervelende klus uit te voeren. Doordat zij samenwerken, kunnen ze de klus sneller en beter klaren. Als dit lukt, volgt er een leuke activiteit als beloning.
Subthema
Beïnvloeding
Doelen
- Leerlingen krijgen inzicht in de (positieve en negatieve) werking van groepsdruk.
- Leerlingen ervaren de positieve aspecten van groepsdruk.
Duur
75 minuten
Werkvorm
Klassikaal
Benodigdheden
Afhankelijk van de invulling van de activiteit en de beloning
Activiteit
Geef de leerlingen een opdracht, bijvoorbeeld het schoonmaken van de tafeltjes. Het moet iets zijn waar ze echt geen zin in hebben. Het is van belang dat je streng bent en vooraf benadrukt dat echt alle tafeltjes schoon moeten zijn en dat als er één tafeltje niet schoon genoeg is, de leuke activiteit als beloning niet doorgaat. Geef de leerlingen twintig minuten de tijd. Zodra ze klaar zijn, mogen ze de rest van het uur iets leuks doen (bijvoorbeeld vrij spelen, film kijken, apenkooien).
Hoe beter iedereen zijn best doet, des te sneller ze klaar zijn en des te meer tijd ze hebben om iets leuks te doen. Door elkaar aan te spreken op het belang van de groep kunnen leerlingen elkaar aansporen om beter en sneller te werken.
Afronding
Bespreek na afloop van het uur hoe het uitvoeren van de klus gegaan is. Deed iedereen goed mee? Lukte het om elkaar aan te sporen? Hadden de leerlingen het groepsbelang in de gaten? Als het lukt, dan kun je de ervaringen die de leerlingen hadden tijdens deze activiteit breder trekken naar andere ervaringen, zowel positieve als negatieve, die de leerlingen hadden met groepsdruk.
Verbinding met het thema
De onderzoekers wilden weten wat de drijfveren zijn van mensen om mee te doen met een staking of protest. Eén van deze redenen blijkt groepsdruk te zijn: “Als mijn collega’s meedoen met een protest, dan doe ik het ook”. Groepsdruk wordt vaak omschreven als iets negatiefs omdat het ertoe kan leiden dat je iets doet wat de groep wil en dat je dat zou verkiezen boven iets wat je eigenlijk zelf had willen doen. Bijvoorbeeld: hoewel ikzelf eigenlijk niet zou willen roken, rook ik toch omdat mijn klasgenoten dit ook doen. Maar groepsdruk kan ook positieve effecten hebben, zoals bij deze activiteit potentieel het geval is. Door groepsdruk kun je iets waaraan je zelf liever niet meedoet of bijdraagt, toch realiseren.
Activiteit 6: Debatteren
Leerlingen leren argumenteren en debatteren over stellingen die te maken hebben met protest.
Subthema
Protest
Doelen
- De leerlingen leren debatteren en argumenteren.
- De leerlingen krijgen inzicht in de rol van protesten in de samenleving.
Duur
30 minuten
Werkvorm
Klassikaal
Benodigdheden
Argumentenkaartjes
Voorbereiding
Kies uit de argumentenkaartjes drie stellingen of bedenk zelf stellingen en maak daar argumentenkaartjes bij.
Activiteit
Lees telkens een stelling van de argumentenkaartjes voor, bijvoorbeeld ‘Leraren mogen net zo vaak en lang staken totdat hun salariseis wordt ingewilligd’. Leerlingen bepalen individueel of ze voor of tegen zijn en schrijven één argument op hun kaartje. Als de kaartjes zijn ingevuld, start het debat. De leerlingen houden hun kaartjes tijdens het debat bij zich.
Lees één van de stellingen voor en vraag de leerlingen die voor de stelling zijn aan de ene kant van de klas staan, en leerlingen die tegen zijn aan de andere kant. Vervolgens vraag je de leerlingen die samen in hetzelfde vak staan om al hun argumenten te verzamelen. Samen kiezen ze de twee beste argumenten. Eén iemand uit het vak noemt deze groepsargumenten op. De andere groep mag hierop reageren.
Als alle argumenten zijn genoemd en erop is gereageerd, vraag je de leerlingen opnieuw individueel na te denken over hun keuze. Willen ze van standpunt veranderen? Als dat zo is, kunnen ze van kant wisselen. Vraag een aantal leerlingen om hun keuze om wel of juist niet te veranderen toe te lichten.
Lees dan de volgende stelling voor en de activiteit herhaalt zich zoals hierboven beschreven.
Afronding
Bespreek de activiteit klassikaal na. Wat hebben we geleerd over de rol van staken in de samenleving? Hoe ging het debatteren? Liet je je door (argumenten) van anderen beïnvloeden? Waarom was dat dan zo? Maakte het voor je keuze om te veranderen nog uit wie er in het groepje stond dat het argument bracht?
Verbinding met het thema
De onderzoekers richten zich op de besmettelijkheid van protest. Hoe zou de regering moeten reageren op staking/protest? Mogen de mensen die niet meededen aan een staking wel aanspraak maken op de rechten die door de stakers zijn verworven? Wanneer is er nog genoeg draagvlak voor een staking? Zijn er bepaalde beroepen die eigenlijk niet zouden mogen staken? Tijdens deze activiteit willen we leerlingen laten nadenken wat de rol en impact van een staking is op de samenleving.
Activiteit 7: Zelf een protest organiseren
Tijdens deze activiteit organiseren de leerlingen zelf een protest. Ze leren en ervaren hoe het is om mensen mee te krijgen in hun protest, hoe het is om zelf te protesteren en wat de gevolgen van een protest kunnen zijn.
Doelen
- Leerlingen ervaren de besmettelijkheid van een protest.
- Leerlingen leren hoe ze anderen kunnen mobiliseren en beïnvloeden.
- De leerlingen doen kennis op rondom het organiseren van een protestactie.
Duur
1,5 tot 2 uur
Werkvorm
Klassikaal en in groepjes
Benodigdheden
Diverse materialen om reclame te maken voor het protest en om het protest uit te voeren: materiaal voor posters/spandoeken, eventueel hesjes, fluitjes en megafoons.
Activiteit
Bereid met de klas een protestactie voor die je op school gaat uitvoeren. Leerlingen bedenken samen een thema waar ze tegen/voor gaan protesteren. Bijvoorbeeld een andere speelplaats, meer of betere ICT-faciliteiten, andere schooltijden, schooluitjes, enzovoorts. Vervolgens bedenken ze op welke manieren ze het beste hun medeleerlingen kunnen mobiliseren. Dit kan bijvoorbeeld met behulp van posters met verschillende leuzen, met behulp van flyers of door andere leerlingen van de school aan te spreken op het schoolplein. Via wie zouden leerlingen over het protest kunnen horen (de leraar, vrienden, ouders)? Welke methode zou het beste werken? Laat de leerlingen in groepjes materialen voorbereiden waarmee ze kunnen protesteren, zoals bijvoorbeeld posters, spandoeken en flyers. Prik een datum waarop het protest daadwerkelijk gaat plaatsvinden. Hoeveel leerlingen zouden er meedoen? Wat gebeurt er wanneer het protest voorbij is?
Tips
- Dit is ook een mooie afsluiter van het project als geheel, dus na het onderzoek van de leerlingen.
- Je kunt deze activiteit ook met meerdere klassen tegelijk doen.
Extra activiteit 8: Begrippen rond staken en protest verbeelden
Leerlingen maken op een speelse manier kennis met woorden die te maken hebben met protest.
Subthema
Protest
Doelen
- Leerlingen maken kennis met de begrippen rondom het thema: protesteren en staken.
- Leerlingen vergroten hun woordenschat en de begrippen krijgen inhoud.
Duur
45 minuten
Werkvorm
Klassikaal; in viertallen
Benodigdheden
Activiteit
Laat de leerlingen woorden bedenken die met staken en protest te maken hebben. Schrijf alle woorden op het bord. Jullie hebben nu in kaart gebracht welke woorden de leerlingen al kennen. Vorm vervolgens viertallen en geef ieder groepje een kaartje met daarop een wat moeilijker woord dat met protest te maken heeft, bijvoorbeeld solidariteit of mobiliseren (zie bijlage). Het groepje probeert er samen achter te komen wat het woord betekent. Daarna bedenkt het groepje hoe ze dit begrip kunnen uitbeelden, zodat de andere leerlingen het woord kunnen begrijpen/raden. Vervolgens beeldt ieder groepje het begrip uit. De rest van de klas probeert te raden welk begrip er uitgebeeld werd.
Afronding
Bespreek klassikaal na waarom de leerlingen denken dat het begrip op deze manier uitgebeeld wordt en vraag het groepje dat het uitbeeldde of dit klopt. Als alle woorden zijn besproken, schrijft elk groepje de uitleg van het woord op het kaartje, tekenen mag ook. Hang alle kaartjes aan de muur en maak zo een eigen ‘woordmuur’ in de klas. Zo zullen de begrippen beter onthouden worden door de leerlingen.
Verbinding met het thema
Via deze activiteit maken leerlingen kennis met kernbegrippen rondom staken en protest.
Tip
Na een tijdje kun je met de woordkaartjes en de begrippen een quiz doen of een spel. Laat de begrippen nog eens opnieuw uitbeelden. Weten de leerlingen nog wat de begrippen betekenen? Is hun begrip van de woorden die te maken hebben met protest veranderd? Weten ze beter wat een woord betekent?
Onderzoekend leren met dit thema
Onderzoeksvragen
Hieronder staan drie voorbeelden van onderzoek dat is bedacht en uitgevoerd door leerlingen van Kindcentrum STip in Swolgen/Tienray of OBS de Weisterbeek in Horst. Deze voorbeelden geven een beeld van de soort vragen die leerlingen over het thema ‘Protest’ zouden kunnen stellen en hoe dat onderzocht kan worden.
Wie gaat er in protest als een leerling onterecht wordt gestraft?
Subthema’s: Protest en Beïnvloeding
Een onderzoeksgroepje van basisschool de Weisterbeek wilde ontdekken wie er bereid is om in protest te gaan als een leerling in de klas onterecht wordt gestraft. Ze vroegen een medeleerling om de mol te zijn en verontwaardigd te reageren als hij zogenaamd onterecht gestraft werd door de leraar. Achteraf kwamen de leerlingen erachter dat ze niet goed hadden nagedacht over hoe ze de resultaten zouden opschrijven. Daardoor konden ze wel uitwisselen wat ze in de klas observeerden nadat de mol zogenaamd onterecht gestraft werd, maar konden ze niet precies nagaan wie wie volgde. Terugkijkend bedachten de leerlingen zelf dat ze kaartjes hadden kunnen uitdelen met daarop de vragen: “Heb je iets gedaan om te laten merken dat je het niet eens was met de straf die de leraar gaf?”, “Was er iemand die je volgde in je beslissing om dit wel of niet te doen?”
In welke mate wordt de kledingstijl van kinderen beïnvloed door iemand die veel invloed heeft op de klas, in vergelijking tot iemand die minder invloed heeft?
Subthema: Beïnvloeding
Een onderzoeksgroepje van Kindcentrum STip had de hypothese dat leerlingen sneller hun kledingstijl zouden aanpassen als de drager van het kledingstuk meer invloed heeft op de klas. Allereerst vroegen ze een leerling met minder invloed op de klas om een week lang een bloemenkrans te dragen. Vervolgens vroegen ze een leerling met veel invloed om een week lang een bandana te dragen. Het onderzoeksgroepje heeft beïnvloeding gemeten door te observeren of meerdere leerlingen dit kledingstuk gingen dragen. Ze vroegen de leerlingen vervolgens waarom ze dit kledingstuk droegen. De voorspelling van de leerlingen klopte: er waren meer kinderen die het meisje met meer invloed volgden; al duurde het langer dan ze hadden verwacht en werden er minder leerlingen beïnvloed dan voorspeld.
Zijn mensen die op het CDA hebben gestemd beïnvloed doordat het de grootste partij was?
Subthema: Beïnvloeding
Een onderzoeksgroepje van Kindcentrum STip wilde weten of mensen op een bepaalde partij stemmen omdat deze de grootste is (in hun gemeente het CDA). Hun hypothese was dat dit wel het geval is. Als mensen namelijk proberen anderen te overtuigen om op dezelfde partij te stemmen als zijzelf, zal de groepsdruk om op de grootste partij te stemmen ook het grootst zijn. De leerlingen maakten een vragenlijst over waarom kiezers op het CDA stemmen. De vraag of de grootte van de partij van invloed was zat tussen de andere vragen. Met een grafiek brachten ze het belang van deze reden ten opzichte van andere redenen in kaart. De vragenlijst hebben ze voorgelegd aan de leden van de plaatselijke dorpsraad. Hoewel de keuze van respondenten daarmee iets te specifiek was (een willekeurige selectie CDA-stemmers op straat had een beter algemeen beeld gegeven) en ze in de uitwerking de vraag breder hebben gemaakt (de grootste partij als reden in vergelijking tot andere redenen), is dit een mooi voorbeeld van goed doordacht onderzoek.
Leidraad Onderzoekend leren
Ga je aan de slag met een thema dan is het goed om de leidraad onderzoekend leren eerst te lezen. Aan de hand van de zeven stappen van onderzoekend leren laten we je zien hoe je een project in de klas kunt vormgeven. Daarnaast vind je in de leidraad ook hulpmiddelen die je helpen om de activiteiten uit te voeren in de klas.
< Terug naar overzicht van thema's