Elkaar begrijpen

Ontdek hoe het kan dat we elkaar begrijpen. In dit project wordt o.a. uitgelegd waarom robots moeite hebben ons te begrijpen. Wat gebeurt er in ons brein als we elkaar proberen te begrijpen?

Hier staan verschillende activiteiten beschreven om op een onderzoekende manier met het thema aan de slag te gaan. Alle activiteiten staan ook beschreven in het boekhoofdstuk dat je via de knop kunt downloaden en eventueel kunt printen. In het boekhoofdstuk staat bovendien een inhoudelijke paragraaf, waarin het onderzoek naar dit thema uitgebreid wordt beschreven.

Tijdsduur: zie activiteiten

Videoportret van de onderzoeker

Lezing voor kinderen over elkaar begrijpen

Lezing voor kinderen over de hersenen

Deze activiteit is aangepast ten opzichte van het boek.

Doelen

  • De leerlingen maken kennis met de term ‘elkaar begrijpen’.
  • De leerlingen maken kennis met de vragenmuur.
  • De leerlingen leren zelf vragen te stellen over het onderwerp elkaar begrijpen.

Werkvorm
Klassikaal en groepjes van 4

Benodigdheden

Duur
45 minuten

Inleiding
De leerlingen bekijken het filmpje. Klassikaal wordt besproken wat de leerlingen gezien hebben. Wat opvalt is dat het best moeilijk is om goede exacte instructies te bedenken. Conclusie is dat wij, om elkaar te begrijpen, heel veel kennis gebruiken zonder dat we dat echt merken. Want als we letterlijk nemen wat de ander zegt blijkt heel veel informatie te ontbreken.

Activiteit
In groepjes van 4 wordt bepaald wat de leerlingen al weten over hoe we elkaar begrijpen en welke vragen ze nog hebben. Ze overleggen hierover en schrijven per groepje op wat ze al wel en nog niet over het onderwerp weten.

Afronding
Klassikaal worden de bevindingen van de leerlingen besproken. De leraar bundelt de antwoorden en verwerkt dit op de vragenmuur in de klas.

Tip
Het kan ook leuk zijn om de leerlingen zelf briefjes met dingen die ze al weten en nog niet weten op de vragenmuur te laten plakken. Dit kunnen ze dan gedurende het project aanvullen.

Doelen

  • De leerlingen maken kennis met het thema Elkaar begrijpen, de werking van de hersenen en het onderzoek hiernaar.
  • De leerlingen zien met wat voor ingewikkelde materie wetenschappers zoal bezig zijn.
  • De leerlingen oefenen het maken van aantekeningen terwijl ze luisteren (aandacht spreiden).

Werkvorm
Klassikaal

Benodigdheden

  • Kinderlezingen over Elkaar begrijpen en het brein (zie Inleidende video’s)

Voorbereiding
Digibord met de lezingen klaarzetten.

Duur
De opnamen van de lezingen duren ieder iets meer dan 20 minuten. Als de film zo nu en dan wordt stilgezet om vragen te beantwoorden, is er meer tijd nodig.

Activiteit
De lezingen worden bekeken op het digibord. De leerlingen bekijken een film en maken ondertussen aantekeningen in de vorm van een mindmap. De film wordt regelmatig stilgezet, zodat de leraar vragen kan beantwoorden en verdiepende vragen kan stellen.

Afronding
De leerlingen praten met elkaar, stellen vragen en beantwoorden elkaars vragen. Ze gebruiken hierbij hun mindmap. Deze kunnen ze na afloop van het gesprek nog verder aanvullen met nieuwe inzichten.

Tips

  • De lezingen kunnen ook los van elkaar worden bekeken.
  • De lezingen kunnen ook worden gebruikt in de verdiepingsfase, als de leerlingen het eigen onderzoek hebben gedaan.
  • Het spel TicTacTeam voor de iPad lijkt op het spel uit de lezing. Door leerlingen dit spel voor het kijken van de lezing te laten spelen, hebben ze beter inzicht in waar de lezing over gaat.

Doelen

  • De leerlingen begrijpen dat er verschillende manieren zijn om iets duidelijk te maken;
  • De leerlingen oefenen met het omschrijven van wat ze zien;
  • De leerlingen begrijpen dat gedeelde kennis en het beter kennen van je communicatiepartner, het gemakkelijker maakt om hem of haar te begrijpen;
  • De leerlingen begrijpen dat inlevingsvermogen in de ander behulpzaam kan zijn bij het ontstaan van wederzijds begrip.

Werkvorm
Groepjes van vier

Voorbereiding en benodigdheden

  • Per groepje een vel met genummerde fribbles (blauw)
  • Per groepje een setje fribbles op kaartjes (rood, groen, geel of paars). De groepjes krijgen zoveel mogelijk een eigen kleur. Er worden aparte kaartjes per fribble geknipt. De kaartjes moeten ongeveer even groot zijn.
  • Drie genummerde kaartjes per leerling. Het vel wordt in zessen geknipt

Duur
30 minuten

Inleiding
Er wordt kort teruggeblikt op Activiteit 1. Wat hebben de leerlingen ook alweer in het filmpje gezien? En wat was de conclusie? Er worden groepjes van vier gemaakt. De groepjes gaan straks het fribble-spel spelen. Dit gebeurt in drie fases. Per fase wordt opnieuw instructie gegeven.

Activiteit
Fase 1: Elkaar begrijpen
Elke deelnemer in de groep krijgt twee unieke fribbles (ongenummerd) en een genummerd kaartje. Deze houden ze verborgen voor de rest van de groep. In het midden van de groep ligt een vel met genummerde fribbles (blauw). De groepsleden gaan om de beurt hun fribbles omschrijven. Ze mogen daarbij niet de nummers op het vel met blauwe fribbles gebruiken. De rest van de groep moet proberen te raden welke fribble in het midden overeenkomt met de fribble in de hand van de leerling die zijn of haar fribble omschrijft. De spelers schrijven de naam van die persoon op het kaartje bij het nummer van de fribble waarvan ze denken dat hij/zij die omschrijft. Als iedereen aan de beurt is geweest kijken ze of ze het goed hebben geraden.

Als alle fribbles zijn geraden, is er een klassikale evaluatie. Hoe kan het dat de ander je toch begrijpt, ook al heeft de figuur die je vast hebt geen eigen naam?

Fase 2: Elkaar begrijpen met voorkennis
De fribbles worden geschud. Leerlingen krijgen opnieuw twee fribbles en een genummerd kaartje. Het spel wordt nogmaals op dezelfde manier gespeeld. Als het goed is, gaat het uitvinden van wie welke fribble heeft nu gemakkelijker.

Als alle fribbles weer zijn geraden, is er weer een klassikale evaluatie. Ging het deze ronde sneller? Hoe zou dat komen? Misschien heb je de vorige ronde afspraken gemaakt over hoe je een bepaalde fribble noemt (bijvoorbeeld: de stofzuiger met haakjes) of verwijs je naar een gedeelde gebeurtenis in het verleden (bijvoorbeeld: ‘Ik heb de fribble die Tom net had.’). Probeer de leerlingen te laten concluderen dat gedeelde ervaringen helpen bij het ontstaan van wederzijds begrip.

Fase 3: Afhankelijk van context en toehoorder
Nu worden er nieuwe groepjes van vier gevormd. Twee spelers uit groepje A vormen een groepje met twee spelers uit groepje B. Leerlingen komen dus in een groepje met iemand die het spel al wel samen met ze heeft gespeeld, en twee leerlingen met wie ze het spel nog niet hebben gespeeld. De fribbles worden weer geschud en de leerlingen krijgen opnieuw twee fribbles en een genummerd kaartje. Opnieuw wordt het spel gespeeld.

Er vindt weer een klassikale evaluatie plaats. Was het nou makkelijker om de fribble te raden van je originele groepsgenoot? En waarom zou dit makkelijker zijn? Waarschijnlijk komt naar voren dat met een deel van de groep eerder gemaakte omschrijvingen/afspraken wel kunnen worden gebruikt en met een deel van de groep niet. Er kunnen dus misverstanden ontstaan, omdat spelers uit groep A en B geen gemeenschappelijke kennis delen.

Afronding
Klassikaal wordt besproken hoe het spel is verlopen. Konden de leerlingen de fribbles goed omschrijven? In welke fase ging het omschrijven het beste? En waar lag dat aan? Welke fase was het moeilijkst? Hoe kwam dat?

Om te controleren of de doelen van de activiteit behaald zijn, kunt u deze met de leerlingen bespreken. Bijvoorbeeld: begrijpen de leerlingen dat inlevingsvermogen in de ander en gedeelde kennis behulpzaam kan zijn bij het ontstaan van wederzijds begrip? En hoe hebben ze dit gemerkt?

Tip
Een tip voor de leraar is het spel eerst zelf een keer te spelen, bijvoorbeeld met het team. Het kan zijn dat het spel ingewikkeld lijkt; dan kunnen de moeilijkheden die leerlingen tegen kunnen komen beter begrepen worden.

Doelen

  • De leerlingen leren om een hypothese op te stellen.
  • De leerlingen leren om kritisch te observeren.
  • De leerlingen leren een uitspraak te doen over de waarheid van een hypothese.

Werkvorm
Groepjes van vier

Voorbereiding en benodigdheden

  • Per groepje een vel met genummerde fribbles (blauw).
  • Per groepje een setje fribbles op kaartjes (rood, groen, geel of paars). Groepjes krijgen zoveel mogelijk een eigen kleur. Er worden aparte kaartjes per fribble geknipt. De kaartjes moeten ongeveer even groot zijn.
  • Een genummerd kaartje per leerling. Het vel wordt in zessen geknipt.

Duur
30 minuten

Inleiding
Er wordt kort teruggeblikt op Activiteit 2. Wat hebben de leerlingen toen gedaan? Hoe moest het fribble-spel ook alweer gespeeld worden? Welke conclusies konden getrokken worden na het spelen van het fribble-spel?

Dit keer wordt er een variant op het fribble-spel gespeeld. De leerlingen mogen namelijk de fribbles niet meer omschrijven, maar ze moeten ze uitbeelden. Klassikaal wordt er een voorspelling gemaakt, een zogenaamde hypothese, over hoe dit zal verlopen. Zal dit makkelijker of moeilijker zijn dan met woorden? En waarin zal iets proberen te zeggen met woorden verschillen van iets proberen te zeggen met gebaren? Per groepje wordt een observator aangewezen. Deze observator gaat kijken of de opgestelde hypothese aangenomen kan worden of moet worden verworpen.

Activiteit
Er worden weer groepjes van vier gemaakt en iedereen krijgt twee fribbles. De leerlingen beelden allemaal hun unieke fribbles uit. De rest van de groep moet proberen te raden welke fribble in het midden overeenkomt met de fribble in de hand van de persoon die zijn of haar fribble aan het uitbeelden is. De spelers schrijven de naam van die leerling die uitbeeldt op het kaartje bij het nummer van de fribble waarvan ze denken dat hij/zij die omschrijft. Aan het eind kijken ze of ze het goed hebben geraden.

Afronding
De klassikale hypothese wordt erbij gepakt. Wat hebben de observatoren gezien? Klopte die hypothese? Waarin verschilde deze variant van de variant uit Activiteit 2?

LET OP: Deze activiteit is niet meer goed uit te voeren omdat de betreffende video niet meer online te vinden is.

Doelen

  • De leerlingen ervaren dat het begrijpen van woorden niet vanzelfsprekend is.
  • De leerlingen oefenen met het duidelijk omschrijven van objecten.
  • De leerlingen krijgen een indruk van hoe computerprogramma’s waarmee robots worden aangestuurd, werken.
  • De leerlingen kunnen voor eenzelfde object diverse omschrijvingen geven.

Werkvorm
Groepjes van vier

Benodigdheden

Duur
90 minuten

Inleiding
Er wordt begonnen met het nogmaals bekijken van het filmpje over Asimo, de robot uit Activiteit 1. Hoe kan het dat wij andere mensen (meestal) wel kunnen begrijpen? Hoe kan het dat het zo moeilijk is om een robot te bouwen die dat ook kan?

Om een robot iets te laten doen, moet je hem precies vertellen wat hij moet doen in welke situaties. Programmeren heet dat. Je kunt een robotprogramma zien als een soort woordenboek. In zo’n woordenboek staat omschreven wat de robot in welke situatie moet doen of zeggen. Tijdens de persconferentie zoekt Asimo de situatie ‘een persoon beweegt zijn hand omhoog’ op in zijn woordenboek. Hij vindt daar de betekenis ‘deze persoon wil een vraag stellen’. Maar zoals we al eerder leerden, is de betekenis van een woord of handeling sterk afhankelijk van de situatie en de persoon die ze uit; in dit geval wilde deze persoon een foto maken.

In dit geval zou je de verwarring bij Asimo over of iemand hem een vraag wil stellen of een foto van hem wil maken, kunnen oplossen door deze informatie aan Asimo’s woordenboek toe te voegen. De informatie in zijn woordenboek zou er dan als volgt uitzien:

‘Iemand steekt zijn hand op, maar heeft geen camera vast’ = ‘Deze persoon wil een vraag stellen’.
‘Iemand steekt zijn hand op terwijl hij een camera vasthoudt’ = ‘Deze persoon wil een foto maken’.

Laten we eens kijken of het mogelijk is om een woordenboek te maken voor Asimo, zodat hij ons kan begrijpen tijdens het fribble-spel dat we eerder speelden.

Activiteit
Fase 1: Fribble-omschrijvingen verzamelen
We beginnen weer in groepjes van vier. Ieder groepje krijgt één woordenboek-werkblad waar acht nummers op staan. Deze acht nummers corresponderen met de acht fribbles. Elk groepje krijgt twee vellen met genummerde fribbles (dus het ene groepje krijgt twee setjes van acht blauwe genummerde fribbles, het andere groepje twee setjes van acht rode genummerde fribbles, enz.).

Verzamel in het groepje alle mogelijke manieren waarop iedere fribble omschreven werd (gebaren kunnen worden nagetekend of zo duidelijk mogelijk worden omschreven). Vul daarmee het woordenboek-werkblad in.

Let op: vul op het werkblad de beschrijving van een fribble in bij het nummer dat ook bij die fribble staat.

Fase 2: Kun je ervoor zorgen dat een mens je wel begrijpt, maar Asimo niet?
Nu schuiven twee leerlingen per groepje door naar een ander groepje. De ene persoon speelt Asimo de robot, de andere persoon speelt Isa de mens. De rolverdeling is dus als volgt:

  • Asimo de robot (deze leerling zat eerder in groepje 1) krijgt het woordenboek dat groepje 2 heeft gemaakt; hij mag niet het blad met de genummerde fribbles zien.
  • Isa de mens (deze leerling zat eerder in groepje 1) krijgt de genummerde fribbles te zien van groepje 2.
  • Leerling uit groepje 2.
  • Leerling uit groepje 2.

Asimo kan de andere drie leerlingen alleen begrijpen aan de hand van het door de anderen eerder gemaakte woordenboek. De andere twee leerlingen moeten nu de fribbles op zo’n manier aan Isa en Asimo beschrijven dat Isa wèl kan raden welke fribble ze bedoelen, maar Asimo niet. Zodra Isa of Asimo denken te weten welke fribble wordt omschreven, moet hij of zij het nummer noemen.

Er vindt een klassikale evaluatie plaats: wat deden de andere leerlingen om ervoor te zorgen dat Asimo hen niet snapt?De meest voor de hand liggende mogelijkheid om ervoor te zorgen dat Asimo niet weet over welke fribble het gaat, is manieren van communicatie te verzinnen die niet in het woordenboek staan.

Fase 3: Een dikker woordenboek voor Asimo
Ieder groepje verzamelt nu de fribble-omschrijvingen die ze tijdens het spel gebruikten om Asimo hen niet te laten begrijpen. Na het opnieuw verzamelen van alle fribble-omschrijvingen, wordt een rondje gespeeld: ‘Hoe kun je ervoor zorgen dat de mens je wel begrijpt, maar Asimo niet?’ Dus opnieuw schuiven twee leerlingen per groepje door naar een ander groepje (niet hetzelfde groepje als de vorige keer, bijvoorbeeld twee leerlingen uit groepje 2 gaan nu naar groepje 3). Hoe lukt het nu om zó met elkaar te communiceren dat Isa je wel begrijpt, maar Asimo niet?

Er vindt weer een klassikale evaluatie plaats: wat deden de andere leerlingen om ervoor te zorgen dat Asimo hen niet snapte? Was het moeilijker/makkelijker dan de vorige keer? Waarom? Denk je dat het mogelijk is om elkaar te begrijpen door alle mogelijke manieren waarop fribbles te omschrijven zijn te verzamelen?

De meest voor de hand liggende mogelijkheid is om nog meer manieren van communicatie te verzinnen die niet in het woordenboek van Asimo staan en die aan diens woordenboek toe te voegen. Maar als je alle mogelijke manieren waarop fribbles omschreven zouden moeten worden zou verzamelen, dan zou je uitkomen op een oneindig groot woordenboek! Stel je eens voor dat je zo’n soort woordenboek ook zou moeten maken niet alleen voor fribbles, maar ook voor tafels, stoelen, kinderen, dieren en alles om je heen. En hoe kun je dan met elkaar praten over situaties en dingen die je nooit eerder gezien hebt?

Afronding
Verdeel de klas in groepjes en probeer de leerlingen het volgende gedachte-experiment te laten uitvoeren. Wat voor bouwstenen zouden zij in Asimo stoppen om hem mensen echt te laten begrijpen? Doe dit voor de concrete situatie van de persconferentie van Asimo. Hoe kan Asimo zodanig geprogrammeerd worden dat hij kan begrijpen dat die man toen hij zijn hand opstak dit deed om een foto van Asimo te maken? Als je merkt dat dit te lastig is om in groepjes te doen, kan deze activiteit ook klassikaal gedaan worden. Vervolgens kunnen de leerlingen de opdracht krijgen nog meer gebeurtenissen te bedenken waar Asimo misschien niet goed op zal reageren.

Klassikaal: Zou het mogelijk zijn alle denkbare situaties in Asimo te programmeren of blijven er altijd dingen over die Asimo niet kan? En hoe kan het nou dat wij mensen dit soort dingen wel kunnen? Wetenschappers weten dit eigenlijk ook niet zo goed. Je kunt bijvoorbeeld denken aan inlevingsvermogen, gedeelde gemeenschappelijke kennis en voornamelijk creativiteit (mogelijkheid tot innovatie, bedenken van nieuwe oplossingen, steeds opnieuw bedenken van andere omschrijvingen), enzovoort.

Tip
Dit is een activiteit met veel (conceptuele) uitdagingen voor de leerlingen. Het is belangrijk om tijd te nemen voor de klassegesprekken, zodat de leerlingen de tijd krijgen om na te denken over wat er gebeurt.

Doelen

  • De leerlingen oefenen met het duidelijk maken van een bepaald woord met behulp van gebaren.
  • De leerlingen oefenen met het uitbeelden van bepaalde woorden zonder te praten, ze gebruiken alleen gebaren.
  • De leerlingen oefenen met het analyseren van bepaald gedrag en kunnen hier effectieve en minder effectieve componenten uit opmaken.

Werkvorm
Klassikaal

Voorbereiding en benodigdheden

  • Hints woorden bedenken (een aantal woorden dat ongeveer even moeilijk uit te beelden is)
  • Stopwatch

Duur
30 minuten

Inleiding
Als laatste activiteit binnen de verkenningsfase wordt het spel Hints gespeeld. Het wordt gespeeld door één uitbeelder en vier leerlingen die raden. De rest van de groep is, samen met de leraar, observator. Zij letten op de onderlinge interactie tussen de spelers.

Activiteit
De uitbeelder krijgt een woord dat zo uitgebeeld moet worden dat het geraden kan worden door de leerling die aan het raden is. De uitbeelder mag tijdens het spel niet praten. De rader mag dit wel. De rader krijgt 1 minuut de tijd om het woord te raden. Als dit lukt, krijgt hij of zij 10 punten.

Als het binnen 1½ minuut lukt, krijgt de rader 5 punten. Als het goede woord geraden is, neemt de rader weer plaats in de klas. Hij of zij wordt dan observator en kan zien hoe een andere leerling aan het raden is en zo strategieën vergelijken. Er komt een nieuwe rader de klas in. De uitbeelder beeldt hetzelfde woord ook voor deze rader uit. Dit wordt herhaald tot alle vier de leerlingen die mogen raden geweest zijn.

Afronding
Er wordt gereflecteerd op de activiteit. Wie raadde het woord het snelst? En hoe kan dit? Had dit te maken met de persoon of met de situatie? Welke gebaren maakte de uitbeelder? Veranderde zijn of haar gebaren naar aanleiding van de opmerkingen (associaties) van een leerling? En paste hij of zij dit meteen toe in een volgende ronde? Was er een bepaald gebaar dat doeltreffend was?

Tip
Dit spel is gedurende het hele project ook geschikt om als zogenaamd ‘5-minuten-spelletje’ tussendoor te spelen.

Ga je aan de slag met een thema dan is het goed om de leidraad onderzoekend leren eerst te lezen. Aan de hand van de zeven stappen van onderzoekend leren laten we je zien hoe je een project in de klas kunt vormgeven. Daarnaast vind je in de leidraad ook hulpmiddelen die je helpen om de activiteiten uit te voeren in de klas.

Let op: In het boek staan mogelijk meer links dan op de website. De reden hiervoor is dat sommige links inmiddels niet meer bestaan en daarom van de website zijn verwijderd.

Video’s en informatie over Elkaar begrijpen

Ontwikkeld door

Het project ‘Elkaar begrijpen’ is ontwikkeld door een team waarin onderzoekers van de Radboud Universiteit samenwerken met scholen en het WKRU. Het projectteam Elkaar begrijpen bestond uit de volgende personen:

Onderzoekers Radboud Universiteit
Arjen Stolk, Miriam de Boer, Iris van Rooij en Ivan Toni.

Scholen
Dr. Albert Schweitzerschool, Renkum: Heleen Ufkes, Geertruida Tesink, Bianca Thomassen en Ruud Hermans.
Mariaschool, Boven-Leeuwen: Marion Annard.

Vanuit het Wetenschapsknooppunt hebben meegewerkt
Jan van Baren-Nawrocka, Sanne Dekker & Marieke Peeters.

Ontdek ons nieuwste lesmateriaal

Verhalen uit de slavenregisters

Met behulp van dit lespakket gaan leerlingen uit groep 7 en 8 zelf op speurtocht…

Meer lezen

Herinneringen aan de honger

Tijdens deze twee lessen kruipen leerlingen van groep 7 en 8 in de huid van…

Meer lezen

Taalboekje
’Spelen met taal’

Ontdek hoe leuk taal kan zijn! Kinderen kunnen met dit taalboekje zelfstandig aan de slag…

Meer lezen

Nieuwsbrief

Samen met leraren en wetenschappers hebben we sinds 2009 een schat aan kennis verzameld die we graag met je delen. Je vindt ons lesmateriaal en alle verdiepende informatie over onderzoekend leren op deze website. Wil je weten wanneer er nieuw lesmateriaal beschikbaar komt? Of wanneer er activiteiten plaatsvinden waar je aan kunt deelnemen? Schrijf je dan in voor onze nieuwsbrief!

Veelgestelde vragen

Hebben jullie ook kindercolleges over wetenschap?

Ja, bekijk hier al onze kindercolleges (~10 min) van topwetenschappers van de Radboud Universiteit. Je kunt uit een heleboel onderwerpen kiezen, variërend van kunstgeschiedenis tot het Higgsdeeltje. Ook kun je samen met je leerlingen videoportretten van wetenschappers bekijken. Daarin worden prijswinnende onderzoekers geïnterviewd door basisschoolleerlingen, waardoor zij hen persoonlijk leren kennen. Deze video’s zijn perfect om het stereotype beeld van wetenschappers te doorbreken en de afstand tot wetenschappers te verkleinen.

Hoe kan ik de kritische en onderzoekende houding van mijn leerlingen stimuleren?

Wil je leerlingen uitdagen om hun onderzoeksvaardigheden te ontwikkelen? Bekijk dan hier al onze informatie en hulpmiddelen voor leraren. In onze uitgebreide leidraad ontdek je welke stappen leerlingen doorlopen bij het opzetten van een eigen onderzoek. Ook laten we zien hoe je dit als leraar praktisch kunt begeleiden. We raden aan om altijd klein te beginnen en de nieuwsgierigheid van leerlingen centraal te stellen. Wil je je inhoudelijk verder verdiepen in onderzoekend leren? Duik dan vooral in onze rijke database van publicaties en hulpmiddelen! Deze helpen je om zowel inhoudelijk als praktisch goed voorbereid te zijn.

 

Is het lesmateriaal alleen online beschikbaar?

Al ons lesmateriaal is gratis online beschikbaar. Je kunt dit downloaden en zelf printen. Bekijk hier welke materialen ook fysiek te bestellen zijn, zolang de voorraad strekt.

Voor wie zijn de lesmaterialen?

De lesmaterialen zijn geschikt voor alle leerlingen in groep 6, 7 en 8 van het basisonderwijs. Ze kunnen ook ingezet worden bij plusklassen. In sommige thema’s zit wat meer uitdaging. Soms vermelden wij op het lesmateriaal dat het meer voor groep 6/7 of juist groep 7/8 geschikt is. Kijk het materiaal eerst goed door, dan kun je vaak zelf goed inschatten of het aansluit bij het niveau van je klas.

Hoe breng ik wetenschap de klas in?

Al onze lesmaterialen voor het basisonderwijs zijn op deze website te vinden. Bij elk thema is duidelijk uitgelegd hoe je het thema praktisch de klas in kunt brengen. Soms zijn het projecten die uit een aantal lessen bestaan. Deze projecten kun je heel goed gebruiken om leerlingen eigen onderzoek te laten doen. Voorbeelden van eigen onderzoek door leerlingen zijn in dat geval te vinden in het lesmateriaal. Heb je minder tijd beschikbaar? Kijk dan eens naar de lespakketten ‘Herinneringen aan de honger’, ‘Verhalen uit de slavenregisters’, of het boekje ‘Spelen met taal’. Deze lessen zijn in slechts een paar uur uit te voeren. Bovendien kosten ze jou als leraar heel weinig voorbereidingstijd.

 

Waarom is al jullie lesmateriaal gratis?

Het lesmateriaal van het Wetenschapsknooppunt is ontwikkeld met geld vanuit de Radboud Universiteit, het Radboudumc en diverse subsidieverstrekkers zoals NWO. Zij vinden het belangrijk om de nieuwsgierigheid en onderzoekende houding van kinderen al op jonge leeftijd te stimuleren. Door het lesmateriaal gratis aan te bieden, kan iedereen er gebruik van maken en wordt wetenschap iets van iedereen.