Gedachte-experimenten

Ontdek hoe je experimenten kunt uitvoeren door te redeneren en wat je hiervan kunt leren.

Hier staan verschillende activiteiten beschreven om op een onderzoekende manier met het thema aan de slag te gaan. Alle activiteiten staan ook beschreven in het boekhoofdstuk dat je via de knop kunt downloaden en eventueel kunt printen. In het boekhoofdstuk staat bovendien een inhoudelijke paragraaf, waarin het onderzoek naar dit thema uitgebreid wordt beschreven.

Tijdsduur: zie activiteiten

Videoportret van de onderzoeker

Lezing voor kinderen

Lezing voor leraren

Leerlingen doen een gedachte-experiment.

Doel

  • De leerlingen maken kennis met gedachte-experimenten.
  • De leerlingen kunnen over hun ideeën met elkaar in discussie gaan.

Duur
15 minuten

Werkvorm
Klassikaal en in drietallen

Benodigdheden

Activiteit
Laat het filmpje van Lord of the Rings zien. Laat vervolgens een ring zien en zeg: “Stel dat je onzichtbaar zou worden als je deze ring omdoet, wat zou je dan doen?”. Laat de leerlingen in stilte nadenken over dit gedachte-experiment. Vraag vervolgens klassikaal wat leerlingen zouden doen wanneer ze de ring omhebben.
Vraag de leerlingen om na te denken wat een politieagent aan zo’n ring zou hebben. Wat zouden agenten doen als ze deze ring om hebben? Laat de leerlingen opnieuw eerst in stilte nadenken en vervolgens in groepjes ideeën uitwisselen. Stimuleer de leerlingen om elkaar vragen te stellen zodat de ideeën zo duidelijk mogelijk naar voren komen.
Herhaal dit voor verschillende beroepen/rollen (bijvoorbeeld minister-president, gevangene, de kapper etc.). Betrek de leerlingen bij het kiezen welke beroepen/rollen.

Afronding
Vertel dat de leerlingen in deze activiteit hebben geoefend met gedachte-experimenten. In een gedachte-experiment onderzoek je een idee. Je maakt er in gedachten een situatie of experiment
van, maakt vervolgens een voorstelling van de verschillende mogelijkheden of oplossingen, en tenslotte bespreek je je ideeën met anderen.
Bespreek met de leerlingen of ze denken dat onzichtbaar worden echt mogelijk is. Laat ze vervolgens het filmpje zien van Quantum Stealth. Dit is een actueel onderzoek naar manieren om dingen onzichtbaar te maken door middel van technologie. Dit is een voorbeeld van een gedachte-experiment dat vroeger onmogelijk uitgevoerd kon worden, maar nu door verbeterde technologie (bijna) mogelijk wordt.

Verbinding met het thema
Deze activiteit is bedoeld om de leerlingen nieuwsgierig te maken naar gedachte-experimenten.

Leerlingen denken na over drie verschillende gedachte-experimenten en geven argumenten voor hun antwoorden.

Subthema

  • Soorten gedachte-experimenten
  • Verschillende meningen

Doelen

  • De leerlingen raken bekend met drie verschillende soorten gedachte-experimenten die in de filosofie en de wetenschap worden gebruikt.
  • De leerlingen leren dat de eigen intuïtie bij gedachte-experimenten niet altijd overeen hoeft te komen met de intuïtie van anderen.
  • De leerlingen leren argumenten te gebruiken om hun manier van denken te onderbouwen.

Duur
45-60 minuten

Werkvorm
In tweetallen en klassikaal

Benodigdheden
Presentatie met voorbeelden van gedachte-experimenten

Activiteit
Presenteer de drie voorbeelden van gedachte-experimenten aan de leerlingen. Ieder gedachte-experiment eindigt met een vraag. Laat de leerlingen eerst in tweetallen kort discussiëren op basis van deze vraag en stel de vraag vervolgens klassikaal. Vraag de leerlingen zich te verspreiden over de klas bij het maken van een keuze. Bijvoorbeeld bij het kiezen tussen twee opties: ga aan de ene kant van de klas staan voor optie A, en aan de andere kant voor optie B. Of leerlingen kunnen zich verspreiden over de vier hoeken van het klaslokaal, naar de hoek waarvan zij denken dat het goede antwoord is. Vraag verschillende leerlingen om te beargumenteren waarom ze op deze plek zijn gaan staan. Probeer de discussie te leiden door vervolgvragen te stellen. Belangrijk is dat de leerlingen hun antwoorden beargumenteren: het gaat er daarbij niet om tot het ‘goede’ antwoord te komen (vaak bestaat dat ook helemaal niet), maar juist om verschillende opties grondig te bespreken.

Afronding
Reflecteer hoe de leerlingen dit vonden. Was het moeilijk om je eigen gedachte of intuïtie op overtuigende manier aan anderen te presenteren? Hoe komt dat? En wat zegt het dat er (waarschijnlijk) veel verschillende antwoorden zijn gegeven? Bespreek vervolgens de overeenkomsten en verschillen tussen de drie gedachte-experimenten. Leg uit dat de voorbeelden in deze activiteit van drie verschillende gedachte-experimenten zijn, waar ook ieder een ander soort vraag bij hoort. Je kunt bij de uitleg de tabel hieronder gebruiken.

Soort Uitleg Vraag Voorbeeld
Ethisch/evaluatief Hierbij vraag je je af wat goed of slecht is om te doen. Wat zou je in de situatie moeten doen? Luchtballon
Conceptueel Hierbij vraag je je af wat een woord of situatie betekent. Hoe moeten we de situatie begrijpen? Droom-argument
Beschrijvend/
wetenschappelijk
Hierbij vraag je je af wat er wetenschappelijk gezien waar is. Wat denk je dat er zal gebeuren? Tunnel door de aarde

 

Verbinding met het thema
Het doel van deze activiteit is om de leerlingen bekend te maken met verschillende soorten gedachte-experimenten, en de verschillende manieren waarop gedachte-experimenten in de filosofie en de wetenschap kunnen worden gebruikt. Bovendien denken de leerlingen zelf na over mogelijke antwoorden op deze experimenten, waardoor ze kunnen ervaren hoe gedachte-experimenten kunnen helpen om bepaalde intuïties of aannames inzichtelijk te krijgen en aan anderen te communiceren. In haar onderzoek besteedt Carla Rita Palmerino aandacht aan de didactische waarde van gedachte-experimenten. Ze laat zien dat Galilei gedachte-experimenten gebruikte om wetenschappelijke vraagstukken inzichtelijk te maken en om zijn lezers te stimuleren om over deze vraagstukken na te denken.

Leerlingen bedenken zelf een passend gedachte-experiment bij een abstracte vraag, en beoordelen welke gedachte-experimenten goed en minder goed werken.

Subthema
Onderliggende vraag

Doelen

  • De leerlingen leren om een abstracte, onderliggende vraag te vertalen naar een concrete denkbeeldige situatie.
  • De leerlingen krijgen inzicht in hoe een gedachte-experiment kan helpen bij het begrijpen van een moeilijke vraag.

Duur
30-40 minuten

Werkvorm
Klassikaal en in vier- of vijftallen

Benodigdheden

Activiteit
Leg de volgende vraag voor: “Zou je je altijd goed gedragen als je zou weten dat je nooit gestraft wordt?” Laat de leerlingen even over de vraag discussiëren en verwijs dan terug naar het gedachteexperiment van de ring die je onzichtbaar maakt (introductieactiviteit). De vraag in deze activiteit is namelijk de onderliggende vraag die je beantwoordt met het gedachte-experiment met de ring. Helpt het gedachte-experiment over de ring om de onderliggende vraag beter te begrijpen Waarom? Verdeel de leerlingen vervolgens in groepjes en geef elk groepje één van de drie onderstaande onderliggende vragen. Je kunt de vragen op het bord projecteren. Laat de groepjes bij hun vraag zelf een concreet gedachte-experiment bedenken, waarmee ze de vraag zouden kunnen beantwoorden. Het gedachte-experiment is een kort verhaaltje, dat eindigt met een vraag. Het verhaaltje moet een concrete situatie schetsen die leerlingen zich levendig voor kunnen stellen. Stuur bij als de leerlingen er niet uit komen, of geef eventueel een voorbeeld om de leerlingen op weg te helpen.

Vragen:

  1. Moet je onder alle omstandigheden loyaal blijven aan je vriend?
    Voorbeeld: Stel dat je met een goede vriend hebt afgesproken elkaar altijd trouw te blijven, en elkaar nooit te verraden. Maar nu kom je erachter dat je vriend iets heeft gestolen. Moet je in dat geval loyaal blijven aan je vriend?
  2. Moet je altijd de waarheid spreken?
    Voorbeeld: Stel dat je beste vriendin een nieuwe jurk heeft gekocht waar ze superblij mee is. Jij vindt deze echt niet mooi. Je vriendin vraagt wat je ervan vindt. Wat zeg je?
  3. Moet je je altijd aan de wet houden?
    Voorbeeld: Stel dat je vriend is gevallen tijdens het skaten. Hij heeft een flinke hoofdwond en moet zo snel mogelijk naar een dokter. Je rent weg om hulp te halen maar het stoplicht springt net op rood. Wat doe je?

Afronding
Laat elk groepje hun gedachte-experiment vertellen en toelichten in de klas. Begin met alle groepjes die een gedachte-experiment bij vraag één hebben bedacht en laat de klas die met elkaar vergelijken.
Doe vervolgens hetzelfde bij de andere twee vragen. Welke gedachte-experimenten helpen beter om de onderliggende vraag tebeantwoorden, en welke minder goed? Hoe komt dat?

Leerlingen krijgen een gedachte-experiment aangereikt en proberen de onderliggende filosofische of wetenschappelijke boodschap uit het experiment af te leiden. Vervolgens presenteren ze hun bevindingen op een creatieve manier aan de klas.

Subthema’s
Onderliggende vraag

Doelen

  • Leerlingen leren dat achter het oppervlak van een gedachte-experiment vaak een diepere filosofische of wetenschappelijke vraag zit.
  • Leerlingen leren hoe ze een onderliggende vraag uit een gedachte-experiment kunnen afleiden.
  • Leerlingen leren hoe een gedachte-experiment kan helpen om over moeilijke filosofische of wetenschappelijke vraagstukken na te denken.

Duur
60-90 minuten

Werkvorm
Eerst klassikaal, vervolgens in viertallen

Benodigdheden

Activiteit
Bekijk klassikaal de animatie waarin een gedachte-experiment wordt uitgebeeld. Zet de animatie stil op 1m59s, voordat de uitleg over de onderliggende vraag begint. Wat is de overeenkomst tussen de twee situaties? Waarom voelt de ene situatie toch anders dan de andere? Kunnen leerlingen bedenken wat de onderliggende vraag van beide gedachte-experimenten is? Speel vervolgens de rest van de animatie af, en reflecteer met de klas op de onderliggende filosofische vraag zoals dat in de animatie wordt uitgelegd, namelijk: hoever moet je gaan om anderen te helpen? En welke criteria gebruik je om te bepalen wie je wel, en wie je niet helpt?
Deel daarna de klas op in viertallen, en geef ieder groepje één van de gedachte-experimenten op papier. De groepjes bespreken eerst het gedachte-experiment en het verschil tussen de twee varianten. Vervolgens verzinnen ze een creatieve manier om de twee varianten van het gedachte-experiment aan de rest van de klas te presenteren. Dit kan bijvoorbeeld met een filmpje, een toneelstuk of een cartoon; laat de leerlingen zelf bedenken wat het beste past.

Afronding
Alle groepjes presenteren op creatieve wijze de twee varianten van hun gedachte-experiment.
Bespreek na elke presentatie wat het verschil is tussen de twee varianten. Waarom voelt de ene situatie anders dan de andere? Kunnen de leerlingen bedenken wat de onderliggende boodschap is die je uit het experiment kunt halen? Dit kan voor leerlingen erg lastig zijn, zorg dus dat je dit goed begeleidt en voldoende hulp biedt bij het ontdekken van de onderliggende boodschap. Op welke manier helpt een gedachte-experiment om na te denken over een onderliggend filosofisch vraagstuk?

Verbinding met het thema
Gedachte-experimenten zijn vooral interessant omdat ze een bepaald licht schijnen op een groter, onderliggend vraagstuk. De theoretische vraag die ten grondslag ligt aan een gedachte-experiment wordt echter niet altijd expliciet geformuleerd, maar moet soms worden gereconstrueerd. In haar onderzoek probeert Carla Rita Palmerino het doel en functie van gedachte-experimenten uit de geschiedenis van de wetenschap en de filosofie te achterhalen door ze in een bredere theoretische en historische context te plaatsen. Door een creatieve manier te bedenken om een gedachteexperiment te verbeelden en toe te lichten raken de leerlingen op interactieve wijze bekend met de theoretische en historische dimensie van filosofische en wetenschappelijke gedachte-experimenten. Tijdens de bespreking van de drie gedachte-experimenten kun je als leraar benadrukken dat het gedachte-experiment van het schip van Theseus 2000 jaar oud is en dat de vraag naar persoonlijke identiteit een van de oudste filosofische vragen is. De Turing-test, die veel recenter is, heeft ook te maken met identiteit, maar in een andere betekenis van het woord. Hier is de vraag namelijk wat mensen tot mensen maakt. Het kan tenslotte worden genoemd dat het Trolley-probleem heel actueel is geworden nu men bezig is met het ontwikkelen van zelfrijdende auto’s. Bij het programmeren van zulke auto’s moet men namelijk rekening houden met zeldzame situaties.

Ieder gedachte-experiment in deze activiteit kent twee varianten. Dit heeft als doel om te laten zien dat een kleine verandering in een scenario ook een verandering in onze intuïtie veroorzaakt. Door het reflecteren op de verschillen tussen de twee varianten kunnen we onze intuïtie en onze argumentatie verhelderen en daarmee ook de onderliggende vraag.

Tips
Aanvullende bronnen:

Leerlingen leggen een gedachte-experiment voor aan een aantal proefpersonen. Ze vragen hen de “Wat als…” vraag te beantwoorden en hun antwoord te motiveren.

Subthema
Verschillende meningen

Doelen

  • Leerlingen worden bewust van overeenkomsten en verschillen tussen mensen in manieren waarop ze een gedachte-experiment oplossen.
  • De leerlingen leren goed te luisteren naar de antwoorden van de persoon en dit goed op te schrijven.

Duur
50 minuten

Werkvorm
In drietallen

Benodigdheden
Pen en papier (per groepje)

Activiteit
Vertel de leerlingen dat ze gaan onderzoeken hoe verschillende mensen denken over hetzelfde gedachte-experiment. Elk groepje kiest eerst een gedachte-experiment. Dit mag een gedachte-experiment zijn uit één van de eerdere activiteiten, een zelfbedacht gedachte-experiment of zelf gevonden gedachte-experimenten, bijvoorbeeld op internet (zie ‘Tips’). Het zou mooi zijn als de verschillende soorten gedachte-experimenten daarbij aan bod komen. Geef de leerlingen tijd om hun mini-onderzoek voor te bereiden. Wie gaan ze vragen als proefpersoon? Hoe gaan ze het gedachte-experiment uitleggen aan hun proefpersonen? Stimuleer ze hierin om creatief te zijn: ze kunnen het bijvoorbeeld uitschrijven, een filmpje laten zien of het beschrijven aan de hand van een afbeelding.
Laat het groepje onderling rollen verdelen: één leerling legt het gedachte-experiment uit; één leerling vraagt naar de oplossing van het gedachte-experiment en de reden waarom de proefpersoon dit denkt; één leerling schrijft de antwoorden op. Ieder groepje voert het onderzoek uit bij minstens vier proefpersonen. Na afloop bekijken de leerlingen de oplossingen en de argumenten. Dacht iedereen hetzelfde over de oplossing of niet? Hoe zou dit kunnen komen? Welke redenen werden er gegeven?

Afronding
Bespreek de activiteit met de klas na. Wat zijn de ervaringen van de groepjes: gaf iedereen dezelfde antwoorden? Hoe zou dit kunnen komen? Kan het invloed hebben wie ze hebben gevraagd (bijvoorbeeld kinderen en/of volwassenen)? Wat kan nog meer een rol spelen?

Verbinding met het thema
In het werk van Galilei spelen gedachte-experimenten een belangrijke rol. Carla Rita Palmerino heeft ze in kaart gebracht en aandachtig bestudeerd. Ze ontdekte dat één van de redenen dat Galilei ze gebruikte was om goed te kunnen laten zien dat verschillende mensen verschillend kunnen denken over hetzelfde vraagstuk. Dit komt omdat gedachte-experimenten anders werken dan echte experimenten. In een gedachte-experiment ben jij degene die beslist wat de uitkomst is. En de uitkomst die je bedenkt, wordt bepaald door je opgedane ideeën, ervaring en kennis. Galilei wil bovendien laten zien dat het leerzaam kan zijn om van mening te verschillen. Want dan kunnen we met elkaar in discussie gaan en daardoor elkaar en de wereld beter leren kennen.

Leerlingen denken na over een bekend gedachte-experiment en onderzoeken tot welke uitkomst ze komen wanneer ze het experiment echt uitvoeren.

Subthema
Gedachte-experimenten verifiëren

Doelen

  • Leerlingen worden bewust dat mensen verschillend kunnen denken over wat de uitkomst is van gedachte-experimenten.
  • Leerlingen leren dat je sommige gedachte-experimenten kunt testen door ze uit te voeren.
  • Leerlingen ervaren het verschil tussen gedachte-experimenten en experimenten die je in werkelijkheid uitvoert.
  • Leerlingen raken spelenderwijs bekend met een van Galilei’s belangrijkste ontdekkingen: het beginsel van relativiteit.

Duur
30 minuten

Werkvorm
In drietallen (zonder camera) of viertallen (met camera)

Benodigdheden

Per groepje:
Materialen om het experiment uit te voeren. In het voorbeeld in deze activiteit:

  • Fiets
  • Stoepkrijt of tape om een lijn mee te maken
  • Verschillende voorwerpen die variëren in gewicht en die niet rollen of stuiteren: bijvoorbeeld een pittenzakje (sok gevuld met rijst of zand), een steentje, een krijtje, een leeg doosje, een blad van een boom, …. Of je kunt als alternatief ieder groepje een sok/zakje geven en een hoeveelheid rijst/zand, waarmee ze zelf het gewicht kunnen aanpassen.
  • Indien mogelijk: (telefoon)camera

Activiteit
Vraag de leerlingen te voorspellen wat er gebeurt als je een bal van een mast van een varende zeilboot gooit. Denken ze dat de bal (a) aan de voet van de mast valt of (b) erachter valt? Laat ter illustratie de animatie zien. Waarom kiezen de leerlingen voor a of voor b? Denken ze dat er een manier is om dit gedachte-experiment op te lossen? Zouden ze dit zelf kunnen uittesten? Kijk of er ideeën komen vanuit de leerlingen. Als daar geen bruikbaar plan uit voortkomt, kun je onderstaand plan uitvoeren.
Eén van de mogelijke manieren om dichterbij de oplossing van dit gedachte-experiment te komen, is door hen met enige snelheid recht op een lijn af te laten fietsen, en ter hoogte van de lijn een voorwerp te laten vallen. Vervolgens bekijken ze waar het voorwerp landt: op, voor of achter de streep.
Laat de leerlingen dit in groepjes uittesten. Eén leerling zit op de fiets en laat het voorwerp vallen. De tweede leerling observeert van de zijlijn wat er gebeurt met het voorwerp en let daarbij goed op of de fietser het voorwerp loslaat precies boven de lijn. De derde leerling noteert wat er gebeurt. De vierde leerling maakt opnamen met de camera, waarbij hij de camera zo stil mogelijk houdt. Maakt het nog uit of ze sneller of langzamer fietsen? Maakt het uit of ze een lichter of zwaarder voorwerp laten vallen? Zorg dat de leerlingen hun experiment minstens vijf keer herhalen en de uitkomsten en bijzonderheden opschrijven.

Afronding
Bespreek de activiteit na. Wat was de uitkomst van het experiment? Hoe lijkt het experiment op het gedachte-experiment van de zeilboot? Bedenk dat bij de zeilboot de bal op het schip of in zee valt.
Bij de nabootsing met de fiets komt het eerste overeen met voorbij de lijn en het tweede met op de lijn. Zijn er leerlingen van gedachten veranderd over de oplossing van het gedachte-experiment? Waarom wel, waarom niet? Wat is betrouwbaarder, de uitkomst van het gedachte-experiment of die van het experiment? Hoe weten ze of de uitkomst van het experiment betrouwbaar is? Hoe kunnen ze ervoor zorgen dat ze het zo betrouwbaar mogelijk uittesten?

Verbinding met het thema
Carla Rita Palmerino heeft in haar onderzoek de functie van het gedachte-experiment in het werk van Galilei bestudeerd. In deze activiteit maken leerlingen kennis met één van zijn meest aangehaalde gedachte-experimenten: ‘Het schip van Galilei’. In tegenstelling tot andere gedachte-experimenten, die onmogelijke scenario’s beschrijven, kan dit gedachte-experiment worden uitgevoerd en werd ook daadwerkelijk uitgevoerd in Frankrijk vlak na de dood van Galilei. Galilei gebruikte dit gedachte-experiment om een argument tegen de beweging van de aarde te ontkrachten. Volgens de heliocentrische theorie, die Galilei verdedigde, draait de aarde in 24 uur om haar as en in een jaar om de zon. De tegenstanders van deze theorie beweerden dat als de aarde oostwaarts om haar as zou draaien, je dat toch zou moeten merken. Een steen die vanuit een hoge toren losgelaten zou worden, zou namelijk niet aan de voeten van de toren landen, maar honderden meters naar het westen toe. Volgens Galilei’s relativiteitsprincipe is dit echter niet het geval. Als een object met een constante snelheid beweegt, maar relatief ten opzichte van een waarnemer stil lijkt te staan (omdat de waarnemer zelf ook meebeweegt), dan voelt het voor de waarnemer precies hetzelfde als wanneer het object en de waarnemer beide stil zouden staan. Dit kan je duidelijk merken in een rijdende trein: als je met een constante snelheid voortraast, dan kan je een balletje in de lucht gooien zonder dat het balletje direct naar achteren vliegt. De wetten van de mechanica blijven hetzelfde, ongeacht met welke constante snelheid je gezamenlijk beweegt. Een steen die vanuit de top van de mast van een schip wordt losgelaten, belandt daarom gewoon aan de voeten van de mast, ongeacht of het schip in rust is of met constante snelheid vaart. In het tweede geval blijft de steen namelijk met het schip mee bewegen terwijl hij naar beneden valt. Hetzelfde geldt voor een bewegende aarde: tijdens de val blijft de steen met de aarde meedraaien en komt dus aan de voeten van de toren terecht.

Hieronder staan drie voorbeelden van onderzoeksvragen die zijn bedacht door leraren van basisschool de Gazelle in Arnhem. Deze voorbeelden geven een beeld van de soort vragen die leerlingen over het thema ‘Gedachte-experimenten’ zouden kunnen stellen. Als gevolg van de sluiting van scholen door COVID-19 zijn de leerlingen er zelf niet aan toegekomen om vragen te bedenken.

Verandert je mening door een gedachte-experiment?
Subthema’s: Onderliggende vraag en Soorten gedachte-experimenten
De leerlingen hebben geleerd dat een gedachte-experiment kan helpen bij het beantwoorden van een ingewikkeld vraagstuk zoals een ethisch dilemma. Met die kennis zouden ze zich kunnen afvragen of leerlingen een ethische vraag inderdaad anders zullen beantwoorden na het doen van een gedachte-experiment. Om dit te onderzoeken kunnen de leerlingen eerst aan proefpersonen vragen of ze vinden dat je je altijd aan de wet moet houden. Vervolgens laten ze de proefpersoon het gedachte-experiment doen over je vriend die is gevallen bij het skaten uit activiteit 2. Hierna vragen ze opnieuw of de proefpersoon vindt dat je je altijd aan de wet moet houden. Ze noteren vervolgens of iemand twee keer hetzelfde antwoord gaf, of juist twee verschillende antwoorden. Zijn er inderdaad proefpersonen van mening veranderd door het gedachte-experiment?

Speelt groepsdruk een rol bij het beantwoorden van een gedachte-experiment?
Subthema’s: Verschillende meningen en Soorten gedachte-experimenten
Bij activiteit 1 hebben de leerlingen geleerd dat een ethisch gedachte-experiment niet altijd één juist antwoord heeft. Hoe kies je dan een antwoord? Zou je mening beïnvloed worden door je klasgenoten? Om dit te ontdekken kunnen leerlingen het effect van groepsdruk onderzoeken. Dit kunnen ze testen door proefpersonen in twee gelijke groepen te verdelen. Beide groepen krijgen de vraag over de nieuwe jurk van je beste vriendin uit activiteit 2: ‘Zeg je eerlijk dat je de jurk niet mooi vindt, of zou je liegen?’. Bij de eerste groep stellen ze de vraag aan iedereen tegelijk. De leerlingen die eerlijk zouden zeggen dat ze de jurk lelijk vinden gaan aan de ene kant van de klas staan, de leerlingen die zouden liegen aan de andere kant. De tweede groep proefpersonen vragen ze om één-voor-één plaats te nemen in een afgesloten ruimte met een ‘stembox’ waar ze het antwoord op dezelfde vraag anoniem op een blaadje schrijven. Is er een verschil tussen de twee groepen? Is er bij de groep die zich over de klas verspreidde inderdaad minder variatie in de antwoorden?

Wordt de uitkomst van een gedachte-experiment beïnvloed door wie het aan je vraagt?
Subthema: Verschillende meningen
De leerlingen hebben bij activiteit 3 ontdekt dat verschillende varianten van hetzelfde gedachteexperiment kunnen helpen om iemand tot een ander inzicht te laten komen. In dit experiment onderzoeken leerlingen of iemands antwoord op een gedachte-experiment ook kan worden beïnvloed wanneer hetzelfde gedachte-experiment wordt voorgelegd door twee verschillende personen. Het zou voor de reactie van een leerling bijvoorbeeld best uit kunnen maken of een gedachte-experiment wordt voorgelegd door de leraar of door een klasgenoot. Om deze voorspelling te onderzoeken kan een onderzoeksgroepje twee groepen leerlingen dezelfde ‘wat als’-vraag voorleggen: ‘Stel je voor dat je een klasgenoot hebt zien spieken, zou je dit tegen de leraar zeggen?’.
Proefpersonen van de eerste groep worden bevraagd door mede-leerlingen van het onderzoeksgroepje. Bij de tweede groep stelt de leraar de vraag aan iedere proefpersoon. Geven leerlingen andere antwoorden als het gedachte-experiment wordt voorgelegd door hun leraar?

Ga je aan de slag met een thema dan is het goed om de leidraad onderzoekend leren eerst te lezen. Aan de hand van de zeven stappen van onderzoekend leren laten we je zien hoe je een project in de klas kunt vormgeven. Daarnaast vind je in de leidraad ook hulpmiddelen die je helpen om de activiteiten uit te voeren in de klas.

Meer informatie over gedachte-experimenten

Prijswinnende wetenschappelijke publicaties waarop het project is geïnspireerd:

  • Palmerino, C.R. (2018). Discussing What Would Happen: The Role of Thought Experiments in Galileo’s Dialogues. Philosophy of Science, 85 (5), 906-918.
  • Palmerino, C.R. (2018). Space, Imagination and the Cosmos in the Leibniz-Clarke Correspondence. In F. Bakker, D. Bellis & C. Palmerino (Eds.), Space, Imagination and the Cosmos from Antiquity to the Early Modern Period (Studies in History and Philosophy of Science, 48) (pp. 261-283).

Ontwikkeld door

Het project ‘Gedachte-experimenten’ is in het schooljaar 2019-2020 ontwikkeld door een team van onderzoekers van de Radboud Universiteit, basisschoolleraren en het WKRU. Het Radboud Science Team ‘Gedachte-experimenten’ bestond uit de volgende personen:

Onderzoekers Radboud Universiteit
Carla Rita Palmerino, Ariën Voogt en Simon Jacobs.

Scholen
Basisschool de Gazelle in Arnhem: Bart Lemans, Mathijs Zwanenburg, Paulien van Tongeren en Esther van Dalen.

Vanuit het Wetenschapsknooppunt hebben meegewerkt
Miriam de Boer, Hanne Kause, Jan van Baren-Nawrocka & Sanne Dekker.

Ontdek ons nieuwste lesmateriaal

Verhalen uit de slavenregisters

Met behulp van dit lespakket gaan leerlingen uit groep 7 en 8 zelf op speurtocht…

Meer lezen

Herinneringen aan de honger

Tijdens deze twee lessen kruipen leerlingen van groep 7 en 8 in de huid van…

Meer lezen

Taalboekje
’Spelen met taal’

Ontdek hoe leuk taal kan zijn! Kinderen kunnen met dit taalboekje zelfstandig aan de slag…

Meer lezen

Nieuwsbrief

Samen met leraren en wetenschappers hebben we sinds 2009 een schat aan kennis verzameld die we graag met je delen. Je vindt ons lesmateriaal en alle verdiepende informatie over onderzoekend leren op deze website. Wil je weten wanneer er nieuw lesmateriaal beschikbaar komt? Of wanneer er activiteiten plaatsvinden waar je aan kunt deelnemen? Schrijf je dan in voor onze nieuwsbrief!

Veelgestelde vragen

Hebben jullie ook kindercolleges over wetenschap?

Ja, bekijk hier al onze kindercolleges (~10 min) van topwetenschappers van de Radboud Universiteit. Je kunt uit een heleboel onderwerpen kiezen, variërend van kunstgeschiedenis tot het Higgsdeeltje. Ook kun je samen met je leerlingen videoportretten van wetenschappers bekijken. Daarin worden prijswinnende onderzoekers geïnterviewd door basisschoolleerlingen, waardoor zij hen persoonlijk leren kennen. Deze video’s zijn perfect om het stereotype beeld van wetenschappers te doorbreken en de afstand tot wetenschappers te verkleinen.

Hoe kan ik de kritische en onderzoekende houding van mijn leerlingen stimuleren?

Wil je leerlingen uitdagen om hun onderzoeksvaardigheden te ontwikkelen? Bekijk dan hier al onze informatie en hulpmiddelen voor leraren. In onze uitgebreide leidraad ontdek je welke stappen leerlingen doorlopen bij het opzetten van een eigen onderzoek. Ook laten we zien hoe je dit als leraar praktisch kunt begeleiden. We raden aan om altijd klein te beginnen en de nieuwsgierigheid van leerlingen centraal te stellen. Wil je je inhoudelijk verder verdiepen in onderzoekend leren? Duik dan vooral in onze rijke database van publicaties en hulpmiddelen! Deze helpen je om zowel inhoudelijk als praktisch goed voorbereid te zijn.

 

Is het lesmateriaal alleen online beschikbaar?

Al ons lesmateriaal is gratis online beschikbaar. Je kunt dit downloaden en zelf printen. Bekijk hier welke materialen ook fysiek te bestellen zijn, zolang de voorraad strekt.

Voor wie zijn de lesmaterialen?

De lesmaterialen zijn geschikt voor alle leerlingen in groep 6, 7 en 8 van het basisonderwijs. Ze kunnen ook ingezet worden bij plusklassen. In sommige thema’s zit wat meer uitdaging. Soms vermelden wij op het lesmateriaal dat het meer voor groep 6/7 of juist groep 7/8 geschikt is. Kijk het materiaal eerst goed door, dan kun je vaak zelf goed inschatten of het aansluit bij het niveau van je klas.

Hoe breng ik wetenschap de klas in?

Al onze lesmaterialen voor het basisonderwijs zijn op deze website te vinden. Bij elk thema is duidelijk uitgelegd hoe je het thema praktisch de klas in kunt brengen. Soms zijn het projecten die uit een aantal lessen bestaan. Deze projecten kun je heel goed gebruiken om leerlingen eigen onderzoek te laten doen. Voorbeelden van eigen onderzoek door leerlingen zijn in dat geval te vinden in het lesmateriaal. Heb je minder tijd beschikbaar? Kijk dan eens naar de lespakketten ‘Herinneringen aan de honger’, ‘Verhalen uit de slavenregisters’, of het boekje ‘Spelen met taal’. Deze lessen zijn in slechts een paar uur uit te voeren. Bovendien kosten ze jou als leraar heel weinig voorbereidingstijd.

 

Waarom is al jullie lesmateriaal gratis?

Het lesmateriaal van het Wetenschapsknooppunt is ontwikkeld met geld vanuit de Radboud Universiteit, het Radboudumc en diverse subsidieverstrekkers zoals NWO. Zij vinden het belangrijk om de nieuwsgierigheid en onderzoekende houding van kinderen al op jonge leeftijd te stimuleren. Door het lesmateriaal gratis aan te bieden, kan iedereen er gebruik van maken en wordt wetenschap iets van iedereen.