Geloven

Ontdek dat islam niet per se haaks staat op tolerantie en waarom het belangrijk is om verschillende aspecten van geloven apart van elkaar te bekijken.

Hier staan verschillende activiteiten beschreven om op een onderzoekende manier met het thema aan de slag te gaan. Alle activiteiten staan ook beschreven in het boekhoofdstuk dat je via de knop kunt downloaden en eventueel kunt printen. In het boekhoofdstuk staat bovendien een inhoudelijke paragraaf, waarin het onderzoek naar dit thema uitgebreid wordt beschreven.

Tijdsduur: zie activiteiten

Videoportret van de onderzoeker

Lezing voor kinderen

Lezing voor leraren

In deze opdracht worden drie grote religies (islam, jodendom, christendom) geïntroduceerd aan de hand van afbeeldingen en voorwerpen die bij die religies horen.

Doel                                                                                                              
Leerlingen leren belangrijke begrippen, symbolen en afbeeldingen bij de drie godsdiensten.

Duur
30-45 minuten

Werkvorm
In tweetallen

Benodigdheden

Voorbereiding
Print en knip kaartjes van de 30 afbeeldingen in de PowerPointpresentatie. Zorg ervoor dat je van iedere afbeelding weet wat er wordt weergegeven. De afbeeldingen zijn in de PowerPointpresentatie gesorteerd op geloof, tijdens de activiteit zullen de kaartjes allemaal door elkaar gehusseld worden.

Activiteit
Tijdens de activiteit zitten de leerlingen in een kring en krijgen ze per tweetal een werkblad. Vervolgens krijgen de leerlingen 30 verschillende kaartjes te zien (10 per geloof). Ze laten de kaartjes als ‘sushi op een lopende band’ de klas rondgaan, net als in het spel ‘Sushi Go!’. Op het kaartje staat een afbeelding met daaronder de naam en een nummer. Vraag de leerlingen om het nummer op het werkblad te schrijven onder het geloof waarbij de afbeelding past. Dit gaat in een rap tempo, de leerlingen hebben 20 seconden per kaartje. Het spel stopt als alle leerlingen alle kaartjes hebben gezien.

Afronding
Laat na afloop de afbeeldingen nogmaals zien via de PowerPointpresentatie, bespreek per geloof welke afbeeldingen daarbij horen en geef achtergrondinformatie.

Verbinding met het thema
In deze activiteit staat het concept van religie centraal. Door bezig te zijn met de verschillende symbolen, voorwerpen en gebruiken van verschillende religies, krijgen leerlingen inzicht in de aanwezigheid van religie in onze samenleving. De activiteit activeert het denken over religie en legt een basis waardoor leerlingen zich realiseren dat religie best veel invloed op ons denken en doen heeft, ook al hebben we dat soms niet eens zo erg door. Sommige van deze concepten vormen een ‘vast’ onderdeel van een religie, zoals bijvoorbeeld de Bijbel, Koran en Tenach. Over andere zaken is er juist meer diversiteit in opvattingen, zoals bijvoorbeeld over het dragen van een hoofddoek binnen christendom en islam.

Tip
De afbeeldingen kunnen – wanneer beschikbaar – worden vervangen door echte voorwerpen die passen bij verschillende religies, of je kunt een aantal voorwerpen voor in de klas leggen om de nieuwsgierigheid van leerlingen alvast te prikkelen. Denk aan: de religieuze boeken, een hoofddoek, een keppel, geloofssymbolen of voorwerpen die passen bij de feestdagen.

Aan de hand van stellingen krijgen leerlingen informatie over geloven in het algemeen en meer specifiek islam.

Subthema
Verschillende opvattingen

Doelen

  • De leerlingen ontwikkelen hun kennis over geloven en in het bijzonder islam.
  • De leerlingen krijgen inzicht in wat het inhoudt om te geloven en vormen hierover een eigen mening.

Duur
45 minuten

Werkvorm
Klassikaal

Benodigdheden

Voorbereiding
Neem de PowerPointpresentatie door en zorg dat je voor elke stelling achtergrondinformatie kunt geven.

Activiteit
Laat de stellingen op het digibord zien. Geef waar nodig achtergrondinformatie bij nieuwe begrippen aan de hand van de filmpjes in de presentatie. Vraag de leerlingen om bij iedere stelling te bedenken of ze het ermee eens zijn of niet. Deel het lokaal in tweeën: de kant waar je gaat staan als je het eens bent met de stelling, en de kant waar je gaat staan als je het ermee oneens bent. Bij elke stelling verdelen de leerlingen zich over het lokaal. Bespreek na elke stelling met de leerlingen waarom ze op die plek zijn gaan staan: waarom zijn ze het ermee eens of oneens?

Afronding
Rond klassikaal af met het filmpje van Het Klokhuis. Vertel de leerlingen dat ze nu meer kennis hebben over de grote wereldgeloven en in het bijzonder islam. Met deze kennis kunnen ze starten met het project.

Verbinding met het thema
In deze activiteit staat de normatieve kant van de religie centraal: wat vinden mensen van regels over wat je wel of niet mag en moet doen? Daar kun je veel over discussiëren. Door dat kort met de leerlingen te doen krijgen ze meer grip op het verschil tussen (a) zelf iets vinden en het daarover oneens zijn met anderen en (b) zien dat verschillende mensen verschillende meningen hebben, wat er ook voor zorgt dat ze anders denken en doen. In sociaalwetenschappelijk onderzoek is dit cruciaal: onderzoekers nemen waar dat mensen verschillende ideeën hebben en onderzoekers proberen dan te begrijpen hoe die ideeën hun denken en doen beïnvloeden.

Tips

  • Op de websites van Schooldebatteren en Juniorkennisbank staan nog meer stellingen die je kunt gebruiken om over te discussiëren.
  • Als de leerlingen al veel voorkennis hebben over de onderwerpen waar de stellingen over gaan, kun je er ook voor kiezen om de uitleg over de begrippen pas na de stellingen te geven.

Net als bij andere religieuze boeken, is niet iedereen het met elkaar eens over wat de Koran nu eigenlijk zegt. In deze activiteit leren leerlingen hoe verschillend mensen denken over de inhoud van de Koran, zonder dat het daarbij gaat over wat goed of fout is.

Subthema
Verschillende opvattingen

Doelen

  • Leerlingen ontdekken dat een ‘simpele’ religieuze tekst op verschillende manieren kan worden uitgelegd.
  • Leerlingen leren dat hun eigen interpretatie van een (religieuze) tekst, bijna nooit de enige interpretatie is.
  • Leerlingen worden bewust dat andere interpretaties in hun ogen misschien (normatief) fout zijn, maar dat ze voor andere mensen goed zijn en hun handelen beïnvloeden.

Duur
30 minuten

Werkvorm
Klassikaal en in viertallen

Benodigdheden

Per groepje:

  • Kaartset
  • Optioneel: Papier en plakband of vilt en punaises om kaartjes te bevestigen

Voorbereiding
Print en knip voor elk groepje leerlingen de kaartset, bestaande uit 3 verzen en 9 interpretaties.

Activiteit
Start met het noemen van een nieuwe klassenregel die op verschillende manieren te interpreteren is, zoals ‘We gaan netjes met elkaar om’. Vraag de leerlingen wat deze regel volgens hen precies betekent: welke dingen mogen volgens deze regel wel of niet? Het is de bedoeling dat er verschillende interpretaties naar boven komen. Vul eventueel de antwoorden van de leerlingen aan met andere interpretaties van de regel. Bijvoorbeeld ‘We spreken iemand altijd aan met hun voornaam’ of ‘We maken geen onaardige gebaren met onze handen’.

Laat vervolgens het voorbeeld van een vers uit de Koran zien en leg uit dat mensen die regel ook heel verschillend uitleggen. Laat zien dat de drie interpretaties allemaal verschillende manieren zijn waarop je de regel kunt begrijpen. Bespreek hierbij kort de achtergrond van de Koran: dat het een heel oud boek is, en dat weinig mensen konden lezen toen het boek geschreven werd. Daarom is het in de vorm van verzen opgeschreven, zodat mensen het makkelijker konden onthouden. Deze versjes zijn heel mooi, maar soms best een beetje cryptisch, eigenlijk een soort geheimtaal. Mede hierdoor is niet iedereen het met elkaar eens hoe je de verzen moet interpreteren en wat de regels dus precies zijn.

Hierna gaan de leerlingen in viertallen met hun eigen set gehusselde kaartjes aan de slag. Het is de bedoeling dat ze voor iedere interpretatie (oranje omlijnd) bepalen bij welk vers deze past (oranje achtergrond). Uiteindelijk kiezen ze drie interpretaties bij ieder vers. Het is de bedoeling dat het soms niet meteen duidelijk is welk kaartje waarbij hoort, waardoor de leerlingen soms zullen moeten heroverwegen of ze een ‘fout’ hebben gemaakt.

Afronding
Rond af door klassikaal de antwoorden na te bespreken. Vinden de leerlingen alle interpretaties goed passen bij het vers? Waarom wel of niet? Leg uit dat een interpretatie soms fout kan lijken, maar dat dit voor iemand anders niet zo hoeft te zijn. Op het antwoordblad staat voor de lastige kaartjes een korte redenatie waarom een interpretatie zou kunnen passen bij het vers. Hierbij is het belangrijk dat je uitlegt dat er een verschil is tussen (a) je mening over wat een goede of foute interpretatie is en (b) het begrijpen dat andere mensen daar anders over denken en dus na het lezen van zo’n vers zich anders gedragen.

Tips

  • De activiteit kan worden uitgebreid naar of herhaald met andere religies, bijvoorbeeld op basis van Bijbelversen. Er zijn tal van interpretatieverschillen te vinden; denk daarbij aan regels over het eten van vis op vrijdag, homoseksualiteit en zondagsrust.
  • Sommige verzen of interpretaties kunnen gevoelig liggen bij leerlingen. Het is daarom belangrijk om duidelijk te maken dat ieder kaartje een mogelijke interpretatie is van een groep(je) mensen en dat dit niet de mening is van iedere moslim.

In deze activiteit denken leerlingen na over wat religieus zijn precies is. Ook onderzoeken ze wat iemand meer of minder religieus maakt. Ze ontdekken dat dit nogal afhangt van welke meetlat je gebruikt.

Subthema
Aspecten van geloven

Doelen

  • Leerlingen maken kennis met wat ‘religieus zijn’ kan betekenen en dat dit uit meerdere aspecten bestaat.
  • Leerlingen leren dat mensen aspecten van religieus zijn verschillend invullen.
  • Leerlingen ontdekken dat het lastig is om in zijn algemeenheid te zeggen wie het meest religieus is.
  • Leerlingen oefenen met begrijpend lezen.

Duur
30 minuten

Werkvorm
Klassikaal en in viertallen

Benodigdheden

Per groepje:

Optioneel:

  • Papier en plakband of vilt en punaises om kaartjes te bevestigen

Voorbereiding
Print en knip voor ieder groepje karakterset 1 en 2.

Activiteit
Deel 1: Wie is meer religieus, denk jij?
Geef ieder viertal een setje karakterkaartjes (set 1, kaartje 1 t/m 4). Leg uit dat elke leerling straks één van de karakters zal spelen. Op ieder kaartje staat een korte omschrijving van het personage, met daarin ook een stukje over hoe religieus die persoon is. Zonder te kijken pakken alle leerlingen één van de kaartjes. Elke leerling beargumenteert met behulp van hun kaartje waarom ze juist meer of minder religieus zijn dan de anderen. Samen bepalen de leerlingen uiteindelijk wie van de vier karakters ze het meest religieus vinden, welke daarna, en daarna, en welke het minst (de ‘religieuze rangorde’).

Laat de leerlingen hun rangorde op het bord zetten of klassikaal oplezen en noteer het zelf, zodat overzichtelijk wordt of de groepjes dezelfde rangorde hadden gemaakt, of dat er verschillen waren. Bespreek de antwoorden van de leerlingen klassikaal. Waren de groepjes het eens? Waarom vonden ze iemand meer of minder religieus? Concludeer met elkaar dat je naar verschillende aspecten van religiositeit kunt kijken om te beoordelen hoe religieus iemand is: hoe vaak iemand naar de moskee gaat, hoe religieus iemand zich voelt, en hoe precies iemand de Koran volgt.

N.B. Op ieder kaartje wordt ook genoemd of iemand buren zou willen hebben van een andere religie, maar dat heeft eigenlijk niet te maken met hoe religieus iemand zelf is. Deze informatie wordt gebruikt bij activiteit 4 ‘Invloed inschatten’.

Deel 2: Religiositeit meetbaar maken
Vertel dat de leerlingen opnieuw een rangorde gaan maken met dezelfde kaartjes, maar nu met behulp van een scorekaart. Laat de leerlingen scorekaart 1 gebruiken om voor ieder karakter te bepalen hoe hoog deze persoon scoort op ieder religieus aspect. Vervolgens tellen ze de scores per personage bij elkaar op.

Bespreek klassikaal de antwoorden. Hebben leerlingen met de scorekaart een andere rangorde gemaakt dan in deel 1 van de activiteit? Hoe zou dit kunnen komen? Zijn de leerlingen het eens met de scorekaart? Waarom juist wel of juist niet? Bespreek dat het ervan afhangt hoe belangrijk je de aspecten van religie vindt. Mocht je moskeegang bijvoorbeeld het meest belangrijk vinden, dan is karakter 1 het meest religieus. Als je het religieus voelen daarentegen het meest belangrijk vindt, dan is juist karakter 2 het meest religieus.

Deel 3: Dezelfde score, even religieus?
Herhaal deel 2, maar dan met karakterset 2 en scorekaart 2. Bespreek de antwoorden. Bij deze set kaartjes ontdekken de leerlingen dat de karakters opgeteld hetzelfde scoren, terwijl ze toch heel verschillend zijn.

Afronding
Maak duidelijk dat het er dus maar van afhangt waar je naar kijkt als je zegt dat iemand religieus is. Bij karakterset 2 hebben de karakters bijvoorbeeld dezelfde eindscore, maar beleven ze hun religie wel heel verschillend. Leg uit dat het eigenlijk veel wetenschappelijker is om precies te zeggen wat je bedoelt met ‘religieus’. Het is dan helemaal niet belangrijk wie het meest religieus in totaal is, maar het gaat er juist om naar welk aspect je kijkt.

Verbinding met het thema
In deze activiteit leren leerlingen nadenken over de verschillende aspecten van religie. Doordat ze er met elkaar over praten en ze vergelijken, krijgen de leerlingen inzicht in dat deze aspecten echt allemaal anders zijn en dat het lastig is om ze goed met elkaar te vergelijken om tot één oordeel te komen over hoe religieus iemand is.

Leerlingen leren door deze activiteit dat religiositeit een multidimensionaal begrip is: een verzamelterm waar verschillende dingen onder geschaard worden. Dit is een belangrijk besef, want als we ons dat realiseren dan kunnen we ook veel beter nadenken over hoe religiositeit ons eigen denken en handelen beïnvloedt. En hoe die invloed wel eens erg complex kan zijn, omdat moskeegang de ene kant op wijst, maar de Koran letterlijk volgen de andere kant op (bijvoorbeeld omdat de imam in de moskee er een andere interpretatie van de Koran dan de letterlijke verkondigt – zie activiteit 2 ‘Meningen matchen’).

Leerlingen ontdekken met behulp van een op onderzoek gebaseerde dataset of mensen die religieus zijn gemiddeld genomen meer of minder tolerant zijn dan mensen die minder religieus zijn. Om dit te onderzoeken bekijken ze drie verschillende dimensies van religieus zijn. Ze ervaren zo hoe je kwantitatief/statistisch onderzoek kunt doen.

Subthema
Invloed van geloven

Doelen

  • Leerlingen maken kennis met het doen van vergelijkend statistisch onderzoek en oefenen met het interpreteren van een grafiek.
  • Leerlingen oefenen met begrijpend lezen.
  • Leerlingen ontdekken dat hun eigen ideeën over de invloed van religie misschien niet altijd kloppen en dat wetenschappelijk onderzoek je ongelijk bewijzen kan.
  • Optioneel: Leerlingen leren dat de verschillende aspecten van religie een verschillende invloed hebben op religieuze tolerantie.

Duur
40 minuten

Werkvorm
In tweetallen en klassikaal

Benodigdheden

Voorbereiding
Print en knip de karakterkaartjes. Je hebt van ieder kaartje één kopie nodig. Karakters 1 t/m 8 zijn hetzelfde als in de vorige activiteit, dus die kun je eventueel hergebruiken. Print raster 1 – en eventueel 2 en 3 – op minimaal A3 formaat en hang deze op een centrale plek in het lokaal. Lees de achtergrondinformatie over Jemen en bestudeer alvast de uitkomsten van de grafieken in de bijlage. Zorg ervoor dat je de resultaten in de rasters kunt interpreteren en de verklaring voor deze resultaten kunt uitleggen aan de leerlingen.

Activiteit
Deel 1: Introduceer het onderzoek
Vertel dat jullie met de klas gaan onderzoeken of mensen die religieuzer zijn juist vaker bezwaar hebben tegen buren van een andere religie of juist minder vaak. Maak hierbij een koppeling naar de vorige activiteit. De leerlingen hebben toen geleerd dat je niet zo makkelijk kunt zeggen wanneer iemand meer of minder religieus is. Daarom kijken we nu ook weer naar verschillende aspecten van religieus zijn, te beginnen met hoe precies iemand de Koran volgt. Vraag vervolgens of de leerlingen denken dat mensen die de Koran preciezer volgen het juist meer of minder erg vinden als hun buren een ander geloof hebben. Schrijf de voorspellingen van de leerlingen op het bord.

Leg uit dat jullie interviews gaan gebruiken om te onderzoeken of de voorspellingen van de leerlingen kloppen. Als je de vraag aan een klein aantal religieuze mensen stelt, dan kan het natuurlijk zijn dat de resultaten toeval zijn. Leg uit dat het daarom belangrijk is om een grote groep mensen te interviewen. Laat zien dat je een grote set kaartjes hebt, met op ieder kaartje een kort interviewtje met een personage. Deze interviewtjes zijn gebaseerd op echte uitkomsten van een enquête die in Jemen is afgenomen, waarop Niels Spierings zijn onderzoek heeft uitgevoerd. Vertel hierbij wat dingen over Jemen als land, bijvoorbeeld waar het ligt, dat het een heel arm land is, dat het best strenge religieuze regels had (en nu een puinhoop is door burgeroorlog).

Deel 2: Een grafiek maken
Verdeel de klas nu in tweetallen. Geef ieder tweetal twee of drie karakterkaartjes en evenveel scorekaarten. Mocht je activiteit 3 ‘Religieuze rangorde’ niet hebben gedaan, bekijk dan eerst klassikaal één karakterkaartje en vul samen de scorekaart in om te oefenen hoe ze dit moeten doen. Zet daarna in grafiek 1 een kruisje of stip met behulp van de scores die jullie hebben omcirkeld. Laat zien dat je dit doet door met je vinger langs de horizontale as te gaan tot je bij de juiste score voor Koran precies volgen bent. Vervolgens ga je omhoog en volg je de verticale as tot je bij de juiste score voor buren bent. Op dat punt zet je een kruisje of stip.

Laat nu de leerlingen voor hun eigen karakterkaartjes de scorekaarten invullen. Nodig ze daarna uit om voor ieder karakterkaartje een kruisje of stip in de grafiek te zetten. Als de grafiek helemaal is ingevuld, leg je klassikaal uit wat de leerlingen zien in de grafiek. Gebruik hiervoor eventueel het uitlegblad. Als de leerlingen de grafiek goed bekijken kunnen ze zien dat de stippenwolk omhoog wijst: aan de rechterkant van de grafiek zijn de stippen hoger dan aan de linkerkant van de grafiek. Leg uit dat je hieraan kunt zien dat mensen die de Koran preciezer volgen, het minder vaak vervelend vinden als hun buren een ander geloof hebben. Komt dit overeen met wat de leerlingen hebben voorspeld?

Optioneel: Verschillende aspecten van religie
Vertel dat de leerlingen toe nu toe naar één onderdeel van religieus zijn hebben gekeken, namelijk het precies volgen van de Koran. Op de karakterkaartjes staat ook informatie over andere aspecten van religie die de ze kunnen onderzoeken. Vraag de leerlingen of ze denken dat mensen die vaker naar de moskee gaan het juist meer of minder erg vinden als hun buren een ander geloof hebben. En hoe zou dit zijn voor mensen die zich sterker moslim voelen? Schrijf de verwachtingen weer op het bord. Herhaal deel 2 van de activiteit, maar deze keer voor moskeegang en je sterker moslim voelen. Hiervoor gebruik je grafieken en scorekaarten 2 en 3. Nadat de grafieken zijn ingevuld bespreek je deze klassikaal. Gebruik hiervoor het uitlegblad.

Afronding
Vertel dat Niels Spierings dit onderzoek ook zo gedaan heeft. En niet met 15 of 30 mensen, maar wel vijftigduizend mensen in het Midden-Oosten. Dat zijn vier volle NEC stadions! En de uitkomsten zoals de leerlingen gevonden hebben, werden ook in het hele Midden-Oosten gevonden.

Verbinding met het thema
Dé invloed van religie bestaat niet. Religie heeft natuurlijk wel invloed op het denken en doen van mensen, maar op verschillende manieren. Om dat te kunnen begrijpen brengt Niels Spierings in zijn onderzoek in kaart hoe mensen die verschillend in hun religie staan al dan niet anders denken over tolerantie, democratie en gendergelijkheid.

In deze activiteit simuleren we op vrij accurate wijze het onderzoeksproces: je ondervraagt tal van mensen, geeft hen objectieve scores, en vergelijkt mensen op basis van die scores om te zien of er samenhang is tussen, bijvoorbeeld, moskeegang en buren met een andere religie tolereren. Net als in de echte wereld toont deze activiteit dat die dimensies van religie ook echt tegengesteld of juist geen effect kunnen hebben. En dat deze uitkomsten soms ingaan tegen wat we ‘op onze klompen aanvoelen’.

De uitkomsten van de drie religieuze aspecten in deze activiteit zijn gebaseerd op de werkelijke resultaten uit het onderzoek van Niels Spierings. Deze uitkomsten zijn best wel stabiel over het hele Midden-Oosten, maar bijvoorbeeld moskeegang heeft vooral een negatieve impact als een erg strenge islamitische overheid, zoals in Jemen of Saoedi-Arabië, controleert wat de imam predikt. De combinatie van uitkomsten in deze activiteit zou je daarom nog wel het meeste kunnen vergelijken met die voor Jemen, en daarom hebben we dit ook in de karakters verwerkt.

De leerlingen gebruiken meerdere bronnen om te onderzoeken hoe mensen van verschillende religies tegen hetzelfde vraagstuk aankijken.

Subthema
Verschillende opvattingen

Doelen

  • Leerlingen leren dat mensen verschillen in hun mening over hetzelfde onderwerp.
  • Leerlingen ontdekken dat er meningsverschillen zijn tussen religies, maar ook binnen dezelfde religie.
  • Leerlingen leren meerdere bronnen te gebruiken om een antwoord op een vraagstuk te onderzoeken.

Duur
60 minuten

Werkvorm
In drie- of viertallen

Benodigdheden

  • Optioneel: Materialen om posters mee te maken

Activiteit
Laat elk groepje één religie kiezen (islam, christendom, jodendom) en vraag de leerlingen om uit te zoeken hoe er binnen die religie gedacht wordt over het eten van dieren. Vraag de groepjes om eerst met elkaar een zoekplan te maken: internet (google, en we geven een lijst websites); boeken (lijst met bronnen of bibliotheek); eigen netwerk (bijvoorbeeld een gelovig familielid); interviews met experts (pastoor, imam, dominee, rabbijn); verzen in een (kinder)Koran, (kinder)Bijbel of (kinder) Thora. Daarna zoekt elke leerling informatie in verschillende bronnen.

Leg vooraf uit dat ze in hun bronnenonderzoek verschillende opvattingen zullen tegenkomen en dat er dus niet één goed antwoord is. Juist ook tegengestelde informatie is interessant. Als afsluiting kunnen de groepjes samen een poster of presentatie maken van hun uitkomsten.

Afronding
Bespreek na wat de groepjes hebben ontdekt. Welke verschillen (en overeenkomsten) hebben jullie als de klas tussen en binnen religies gevonden?

Verbinding met het thema
Deze activiteit bouwt inhoudelijk voort op activiteit 2 ‘Meningen matchen’ en laat zien dat er vaak tal van verschillende visies zijn op wat de regels van een religie zijn. Aanvullend daarop heeft deze activiteit een sterke koppeling met het zelf doen van onderzoek. Zowel in wetenschappelijk onderzoek als in deze activiteit moet je verder kijken dan je neus lang is: je zoekt altijd uit wat er allemaal aan verschillende visies mogelijk is. Daarbij moet je je afvragen of jij in je onderzoek moet bepalen welke de juiste is, of dat je vooral geïnteresseerd bent in hoe die visies, hier religie, een rol spelen in wat mensen denken en doen.

Leerlingen onderzoeken twee hypothesen over de invloed van religie: ze kiezen twee stellingen die ze willen toetsen, maken een vragenlijst en analyseren met de klas de resultaten.

Subthema’s

  • Aspecten van geloven
  • Invloed van geloven

Doelen

  • Leerlingen leren een empirisch onderzoek doorlopen.
  • Leerlingen leren om kritisch te kijken naar hun eigen ideeën en niet feiten bij een idee te zoeken, maar op basis van feiten een idee te vormen.

Duur
50 minuten

Werkvorm
Klassikaal en individueel

Benodigdheden

Voorbereiding
Bestudeer alvast het uitlegblad over de interpretatie van de grafiek en het invulblad in Excel. Zorg dat je weet hoe je de tabel moet invullen, hoe je de grafiek maakt en hoe je de resultaten moet interpreteren.

Activiteit
Vertel dat de leerlingen met de hele klas een onderzoek zullen uitvoeren. Jullie focussen in dit onderzoek op de vraag: ‘Eten mensen die meer religieus zijn meer of minder vlees?’.

Deel 1: Een hypothese kiezen
Bespreek klassikaal de zes stellingen uit de bijlage. Kies samen met de leerlingen twee van de zes stellingen: eentje waarvan de leerlingen denken dat hij zeker wel klopt, en één die volgens hen zeker niet klopt. Benoem dat dit jullie verwachtingen zijn, en dat jullie deze verwachtingen gaan onderzoeken. In andere woorden: jullie gaan de hypothesen toetsen.

Deel 2: Een vragenlijst maken
Leg uit dat jullie vragenlijsten gaan gebruiken om te ontdekken of jullie hypothesen kloppen of niet. Bekijk klassikaal de vragenlijst: Welke vragen kunnen helpen om de stellingen te onderzoeken? Kies voor elke hypothese de twee vragen uit waarmee je kunt uitvinden of de hypothese klopt of niet. Zet de benodigde vragen onder elkaar in een vragenlijst.

Deel 3: Data verzamelen
Bespreek hoe de leerlingen mensen kunnen vinden voor het onderzoek die meer of minder religieus zijn. Zorg ervoor dat er zowel voldoende religieuze als niet-religieuze mensen aan het onderzoek meedoen. Bespreek hoe ze mensen kunnen aanspreken en hoe ze het onderzoek introduceren. Het is namelijk belangrijk dat ze hun verwachtingen niet prijsgeven! (“We doen een onderzoek met de klas, mogen we u een paar vragen stellen? Alle antwoorden zijn goed. Het gaat erom dat u eerlijk antwoord geeft.”) In totaal heeft de klas als geheel minstens 30 ingevulde vragenlijsten nodig. Let er daarbij op dat de leerlingen uit de klas zelf geen proefpersoon zijn in dit onderzoek, omdat dat de resultaten kan beïnvloeden.

Deel 4: De data analyseren
Dit is de meest spannende stap: kloppen de ideeën van de leerlingen? Zet per stelling de antwoorden op de twee vragen in de tabel op het invulblad. Daarna laat je per stelling de grafiek op het digibord zien en interpreteer je samen met de leerlingen wat je uit deze grafiek kunt aflezen. Hiervoor kun je de uitleg gebruiken. Bepaal samen met de leerlingen of hun hypothesen inderdaad overeenkomen met de resultaten.

Afronding
Bespreek met de leerlingen dat zij natuurlijk maar een kleine selectie mensen hebben gevraagd. Ze hebben daarom nu een eerste indruk van of hun hypothesen kloppen of niet. De resultaten zullen nog zekerder worden als ze heel veel mensen zouden vragen, net als de onderzoekers bij 50.000 mensen hebben gedaan in het Midden-Oosten. Want hoe groter de steekproef, hoe groter de kans dat deze representatief is.

Kijk nog eens terug met de leerlingen welke stappen jullie in deze activiteit hebben doorlopen met elkaar. Noem dat dit ook een goede aanpak kan zijn voor een eigen onderzoek met een vragenlijst.

Verbinding met het thema
Deze activiteit bouwt voort op de activiteiten ‘Religieuze rangorde’ en ‘Invloed inschatten’. Ook in deze activiteit gaan we aan de slag met de verschillende aspecten van religie en hoe die van invloed zijn op wat mensen denken en doen. We maken de slag van dat idee naar het zelf doen van sociaalwetenschappelijk onderzoek. Het neemt leerlingen aan de hand in het zelf verzamelen van informatie om te onderzoeken welke aspecten van religie samenhangen met vlees eten. De nadruk in deze opdracht ligt op het scherp denken over welke aspecten van religie van invloed zijn, kritisch kijken naar of je eigen verwachtingen wel kloppen en dat systematisch onderzoeken. Het toont hoe je dezelfde aanpak van onderzoek op tal van vragen kunt toepassen.

Tip
Je kunt het Excel-bestand zelf invullen, of je kunt de leerlingen vragen om dit te doen. Eventueel kun je er ook voor kiezen om de vragenlijst direct in Google Forms te maken en digitaal door de leerlingen te laten verspreiden. Dan kun je vervolgens de resultaten in één keer kopiëren naar het Excel-bestand.

Hieronder staan drie voorbeelden van onderzoek dat is bedacht en uitgevoerd door leerlingen van basisschool De Geldershof in Lent. Deze voorbeelden geven een beeld van de soort vragen die leerlingen over het thema ‘Geloven’ zouden kunnen stellen.

Welke snoepjes mogen moslims wel en niet eten?
Subthema: Aspecten van geloven
Een onderzoeksgroepje wist dat veel moslims hele precieze eetregels naleven. Een van de dingen die niet gegeten mag worden is varkensvlees, waar gelatine soms van wordt gemaakt. De leerlingen vroegen zich af of er hierdoor snoepjes zijn die moslims niet mogen eten. Om dit te onderzoeken hebben de leerlingen eerst onderzocht welke islamitische eetregels vaak gevolgd worden. Ze hebben op het internet gezocht wat er wel en niet gegeten mag worden en uitgezocht welke van deze ingrediënten in snoepjes zouden kunnen zitten. Ze maakten een lijst van de ingrediënten waar de meeste moslims niet voor kiezen en zetten hun onderzoek voort in de supermarkt. De leerlingen bekeken 16 verschillende snoepsoorten en ontdekten dat er 2 wél gegeten mochten worden volgens deze regels. Dit waren de apenkoppen en yoghurtsnoepjes. De overige 14 snoepjes in de schappen mochten niet gegeten worden, zoals kikkers, banaantjes, snoepperziken en (rode) smarties. Ook ontdekte het onderzoeksgroepje dat roze koeken een van de ingrediënten bevat die moslims niet mogen eten.

Hoe voelen kinderen zich als ze voor het eerst bidden?
Subthema: Verschillende opvattingen
De leerlingen hebben geleerd dat mensen hun geloof op hele verschillende manieren ervaren. Dit maakte een onderzoeksgroepje nieuwsgierig naar hoe het voor kinderen zou zijn om voor het eerst te bidden. Dit onderzochten ze door hun klasgenoten mee te nemen naar een kerk. Na een algemene uitleg over bidden van een voorganger en het meedoen met een standaard voorgedragen gebed, mochten de proefpersonen zelfstandig bidden. Gevraagd werd om in zichzelf te keren en in stilte een vraag te bedenken om over te bidden. Na afloop heeft het onderzoeksgroepje een vragenlijst afgenomen en gevraagd hoe hun klasgenoten zich voelden tijdens het bidden. De meeste kinderen vonden het een fijne ervaring. Een aantal vonden het middelmatig en twee kinderen vonden het geen prettige ervaring. Tijdens het bidden voelden de meeste kinderen zich rustig en fijn, enkelen voelden zich beschermd of juist lacherig. Dit was anders dan het onderzoeksgroepje had voorspeld. Ze hadden verwacht dat meer kinderen zich lacherig zouden voelen of het bidden vervelend zouden vinden. Als ze het onderzoek opnieuw mochten doen, zouden de leerlingen van het onderzoeksgroepje beter navragen of de proefpersonen al eens gebeden hebben. Nu waren ze ervan uitgegaan dat nog niemand ervaring had met bidden.

Hoe was het om als jood in de Tweede Wereldoorlog te leven?
Subthema’s: Verschillende opvattingen en Aspecten van geloven
Een onderzoeksgroepje was benieuwd hoe het was om als jood in de Tweede Wereldoorlog te leven. Hun verwachting was dat joden zich onder andere boos, bang en verdrietig hebben gevoeld. Voor hun onderzoek gebruikten ze verschillende bronnen. Ze verzamelden ervaringsverhalen van joodse mensen die de oorlog hebben meegemaakt door een interview af te nemen en de documentaireserie ’13 in de oorlog’ van SchoolTV te bekijken. Ook bekeken ze foto’s uit de oorlog om een indruk te krijgen van hoe het leven toen was. De leerlingen interviewden Chaja Kause-Van Bergen, die een vijfjarig joods meisje was toen de oorlog begon. Haar ouders overleefden de oorlog allebei niet en ze heeft zelf een groot deel van de oorlog ondergedoken in een kindertehuis. Op de vraag hoe het was om in de oorlog te leven, antwoordde Chaja dat ze zich herinnert dat ze soms urenlang werd weggestuurd als er onbekenden langskwamen. Ze voelde zich vooral erg beperkt in de dingen die ze kon doen. Ze kon bijvoorbeeld een groot deel van de oorlog niet naar school. Ook vertelde ze dat ze haar eigen naam was vergeten na de oorlog, omdat ze zo lang een onderduiknaam had gebruikt. Uit de documentaireserie haalde het groepje dat sommige joodse mensen het gevoel hadden dat je elke seconde kon worden opgepakt. Ook vertelden mensen dat ze als kind vooral bang waren. Door het bestuderen van het fotomateriaal ontdekten de leerlingen dat er veel huizen verwoest zijn geraakt, dat joden altijd een Jodenster moesten dragen als ze over straat gingen en dat ze niet overal naar binnen mochten.

Ga je aan de slag met een thema dan is het goed om de leidraad onderzoekend leren eerst te lezen. Aan de hand van de zeven stappen van onderzoekend leren laten we je zien hoe je een project in de klas kunt vormgeven. Daarnaast vind je in de leidraad ook hulpmiddelen die je helpen om de activiteiten uit te voeren in de klas.

Meer informatie over het onderzoek van Niels Spierings

Meer informatie over Islam

Meer informatie over religie

Boeken voor kinderen

  • Anna Wills & Nora Tomm (2017). Wie gelooft wat? Het grote kijkboek, van christendom tot islam
  • Katia Mrowiec, Michel Kubler & Antoine Sfeir (2013). God Adonai Allah: Vragen over drie grote religies
  • Laura Buller (2014). Wat geloof jij? Een overzicht van de wereldreligies door de ogen van kinderen
  • Marja Baseler (2004). Feestvieren kun je overal
  • Kolet Janssen (2006). God & Co: Over geloven altijd en overal
  • Julian Baggini (2012). Echt heel grote vragen over geloof
  • Kerena Marchant (2005). Feesten en vasten
  • Zeger van Mersbergen (2004). De islam
  • Karin van Hoof (2017). Het Midden-Oosten
  • Asma Claassen (2012). De geschiedenis van… het leven van de Profeet Mohammed v.z.m.h.
  • Naima El Bouizidi (2015). Hoe Farah meedoet met de Ramadan zonder te vasten
  • Albert Biesinger & Helga Kohler-Spiegel (2009). Bestaat God en andere geloofsvragen

Prijswinnend wetenschappelijk artikel waarop het project is geïnspireerd:

Spierings, N. (2019). The multidimensional impact of Islamic religiosity on ethno-religious social tolerance in the Middle East and North Africa. Social Forces, 97(4), 1693-1730. Doi: 10.1093/sf/soy092

Ontwikkeld door

Het project ‘Geloven’ is in het schooljaar 2020-2021 ontwikkeld door een team van onderzoekers van de Radboud Universiteit, basisschoolleraren en het WKRU. Het Radboud Science Team ‘Geloof jij het?’ bestond uit de volgende personen:

Onderzoekers Radboud Universiteit
Niels Spierings, Nella Geurts en Saskia Glas.

School
Basisschool de Geldershof in Lent: Judith Offermans, Daan Wieman en Sasja Willems.

Vanuit het Wetenschapsknooppunt hebben meegewerkt
Hanne Kause, Sanne Dekker & Jan van Baren-Nawrocka.

Nieuwsbrief

Samen met leraren en wetenschappers hebben we sinds 2009 een schat aan kennis verzameld die we graag met je delen. Je vindt ons lesmateriaal en alle verdiepende informatie over onderzoekend leren op deze website. Wil je weten wanneer er nieuw lesmateriaal beschikbaar komt? Of wanneer er activiteiten plaatsvinden waar je aan kunt deelnemen? Schrijf je dan in voor onze nieuwsbrief!

Veelgestelde vragen

Hebben jullie ook kindercolleges over wetenschap?

Ja, bekijk hier al onze kindercolleges (~10 min) van topwetenschappers van de Radboud Universiteit. Je kunt uit een heleboel onderwerpen kiezen, variërend van kunstgeschiedenis tot het Higgsdeeltje. Ook kun je samen met je leerlingen videoportretten van wetenschappers bekijken. Daarin worden prijswinnende onderzoekers geïnterviewd door basisschoolleerlingen, waardoor zij hen persoonlijk leren kennen. Deze video’s zijn perfect om het stereotype beeld van wetenschappers te doorbreken en de afstand tot wetenschappers te verkleinen.

Hoe kan ik de kritische en onderzoekende houding van mijn leerlingen stimuleren?

Wil je leerlingen uitdagen om hun onderzoeksvaardigheden te ontwikkelen? Bekijk dan hier al onze informatie en hulpmiddelen voor leraren. In onze uitgebreide leidraad ontdek je welke stappen leerlingen doorlopen bij het opzetten van een eigen onderzoek. Ook laten we zien hoe je dit als leraar praktisch kunt begeleiden. We raden aan om altijd klein te beginnen en de nieuwsgierigheid van leerlingen centraal te stellen. Wil je je inhoudelijk verder verdiepen in onderzoekend leren? Duik dan vooral in onze rijke database van publicaties en hulpmiddelen! Deze helpen je om zowel inhoudelijk als praktisch goed voorbereid te zijn.

 

Is het lesmateriaal alleen online beschikbaar?

Al ons lesmateriaal is gratis online beschikbaar. Je kunt dit downloaden en zelf printen. Bekijk hier welke materialen ook fysiek te bestellen zijn, zolang de voorraad strekt.

Voor wie zijn de lesmaterialen?

De lesmaterialen zijn geschikt voor alle leerlingen in groep 6, 7 en 8 van het basisonderwijs. Ze kunnen ook ingezet worden bij plusklassen. In sommige thema’s zit wat meer uitdaging. Soms vermelden wij op het lesmateriaal dat het meer voor groep 6/7 of juist groep 7/8 geschikt is. Kijk het materiaal eerst goed door, dan kun je vaak zelf goed inschatten of het aansluit bij het niveau van je klas.

Hoe breng ik wetenschap de klas in?

Al onze lesmaterialen voor het basisonderwijs zijn op deze website te vinden. Bij elk thema is duidelijk uitgelegd hoe je het thema praktisch de klas in kunt brengen. Soms zijn het projecten die uit een aantal lessen bestaan. Deze projecten kun je heel goed gebruiken om leerlingen eigen onderzoek te laten doen. Voorbeelden van eigen onderzoek door leerlingen zijn in dat geval te vinden in het lesmateriaal. Heb je minder tijd beschikbaar? Kijk dan eens naar de lespakketten ‘Herinneringen aan de honger’, ‘Verhalen uit de slavenregisters’, of het boekje ‘Spelen met taal’. Deze lessen zijn in slechts een paar uur uit te voeren. Bovendien kosten ze jou als leraar heel weinig voorbereidingstijd.

 

Waarom is al jullie lesmateriaal gratis?

Het lesmateriaal van het Wetenschapsknooppunt is ontwikkeld met geld vanuit de Radboud Universiteit, het Radboudumc en diverse subsidieverstrekkers zoals NWO. Zij vinden het belangrijk om de nieuwsgierigheid en onderzoekende houding van kinderen al op jonge leeftijd te stimuleren. Door het lesmateriaal gratis aan te bieden, kan iedereen er gebruik van maken en wordt wetenschap iets van iedereen.

Ontdek ons nieuwste lesmateriaal

Verhalen uit de slavenregisters

Met behulp van dit lespakket gaan leerlingen uit groep 7 en 8 zelf op speurtocht…

Meer lezen

Herinneringen aan de honger

Tijdens deze twee lessen kruipen leerlingen van groep 7 en 8 in de huid van…

Meer lezen

Taalboekje
’Spelen met taal’

Ontdek hoe leuk taal kan zijn! Kinderen kunnen met dit taalboekje zelfstandig aan de slag…

Meer lezen