Videoportret van de onderzoekers
Lezing voor kinderen
Subthema
De werking van het oog
Doel
De leerlingen ontdekken dat er een klein stukje van hun zicht ontbreekt: de blinde vlek.
Werkvorm
Groepjes van vier
Benodigdheden
Duur
5 tot 10 minuten
Activiteit
Leg de activiteit uit aan de leerlingen. Ze moeten met hun rechteroog naar de stip kijken, terwijl ze hun linkeroog dichthouden. Beweeg het blaadje dichterbij en verder weg, circa 20 cm. Wat gebeurt er? De leerlingen bespreken of het lukt en helpen elkaar indien nodig.
Afronding
De leerlingen bespreken in hun groepje wat er tijdens het kijken gebeurt. Als het goed gaat, zien ze op een gegeven moment vanuit hun ooghoeken geen kruisje meer. Dit komt doordat er op je netvlies een plekje zit waarmee je niet kunt zien. Daar zit de oogzenuw. Die blinde vlek zit niet midden in het zicht, maar juist aan de rand, zodat je er minder last van hebt. Meestal merk je niet dat je een blinde vlek hebt, maar met deze activiteit zullen de leerlingen die wel ervaren.
Subthema’s
Hulpmiddelen en Aandoeningen
Doel
De leerlingen begrijpen wat brillenglazen met verschillende sterktes doen met hun zicht.
Werkvorm
Groepjes van vier
Voorbereiding en benodigdheden
- Brillen met glazen van verschillende sterktes (of losse sterkteglazen), zowel plus als min. Zorg dat de glazen niet te sterk zijn; sterker dan -5 kan onaangenaam zijn. Noteer de sterkte op elke bril. Zorg voor evenveel brillen als het aantal leerlingen per groepje.
- Werkbladen met twee rebussen.
- Opdrachtkaart ‘Glazen op sterkte’
Duur
5 tot 10 minuten
Activiteit
Elke leerling zet een bril op en maakt de twee rebussen. Hierna kijken ze ver weg, bijvoorbeeld naar buiten.
Afronding
De leerlingen bespreken in het groepje wat ze hebben gemerkt. Ze bepalen met welke sterkte je goed veraf kunt zien en met welke sterkte je goed dichtbij kunt zien. Hebben oudere mensen vaker een plus- of een min-bril nodig? En waarom?
Er bestaan twee soorten brillen: een bril met bolle lenzen (positieve lenzen ofwel plus-bril) en een bril met holle lenzen (negatieve lenzen ofwel min-bril). Lenzen kunnen lichtstralen op verschillende manieren breken. Een bolle lens zorgt ervoor dat de lichtstralen naar elkaar toe breken, waardoor je van dichtbij beter kunt zien. Een holle lens zorgt er juist voor dat de lichtstralen van elkaar af buigen, waardoor je van veraf beter kunt zien. Wanneer je ouder wordt en steeds slechter kunt lezen, heb je dus een plus-bril nodig om goed van dichtbij te kunnen zien.
Subthema
Hulpmiddelen
Doelen
- De leerlingen vergelijken glazen van verschillende sterktes en komen samen tot een conclusie;
- De leerlingen denken samen na over (mogelijke) oorzaken van hun conclusie.
Werkvorm
Groepjes van vier
Voorbereiding en benodigdheden
- Diverse glazen potten of drinkglazen van verschillende diameter; ten minste 3 per groepje. Vul de potten met water.
- Een gelamineerd blad waarop in kleine letters een tekst staat.
- Opdrachtkaart ‘Zelfgemaakte vergrootglazen’
Duur
10 minuten
Activiteit
De leerlingen kijken door de met water gevulde potten naar de tekst en proberen deze te lezen. Bij welke pot lukt dit het best?
Afronding
De leerlingen bespreken hun bevindingen en proberen de oorzaak van de verschillen te verklaren: hoe zou het komen dat je door het ene glas beter ziet dan door het andere glas?
Normaal gesproken gaan lichtstralen rechtdoor, maar als lichtstralen van de ene stof naar de andere stof gaan, kunnen ze van richting veranderen. Dit heet breking van het licht. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren wanneer lichtstralen van water naar lucht gaan of andersom. Als de lichtstralen breken door het water, zie je de dingen achter het water groter dan ze in werkelijkheid zijn. Een glas met water is bolvormig net zoals een vergrootglas. Hoe boller het vergrootglas, hoe meer het kan vergroten. Dit geldt dus ook voor een glas met water.
Bron
Natuur aan de basis, 12e jaargang nr 1
Subthema‘s
Werking van het oog en Aandoeningen
Doelen
- De leerlingen ervaren het verschil tussen kijken met en kijken zonder leesbril;
- De leerlingen ontdekken wat een leesbril precies doet en proberen te beredeneren hoe dit komt.
Werkvorm
In tweetallen; bij een circuit dus de groepjes opdelen
Benodigdheden
- Drie à vier leesbrillen van verschillende sterktes (de sterkte op elke bril noteren)
- Twee linialen
- Eventueel pen en papier
- Opdrachtkaart Leesbril
Duur
10 minuten
Activiteit
Veel mensen hebben een leesbril. Dit zijn meestal oudere mensen. Maar wat doet een leesbril precies?
Laat de leerlingen in tweetallen werken. Leerling 1 houdt haar wijsvinger voor haar ogen, maar niet te dichtbij! Vervolgens beweegt hij zijn vinger naar zijn ogen toe, tot het punt dat hij zijn vinger niet meer scherp ziet. Dan beweegt hij de vinger terug naar het punt waarop hij die net scherp ziet. Leerling 2 meet deze afstand op met een liniaal, van de vinger tot het punt tussen de ogen. De leerlingen doen hetzelfde proefje nog een aantal keer met de verschillende leesbrillen. Wat is het verschil? Daarna voert leerling 2 de proef uit.
Leerlingen met een bril doen het proefje eerst een keer zonder bril, dan met hun eigen bril en tenslotte met de leesbrillen. Geeft hun eigen bril hetzelfde effect of anders dan de leesbril? En als het anders is, wat is dan het verschil?
Afronding
De leerlingen bespreken hun bevindingen. Wat doet een leesbril? En hoe kan het dat je met een leesbril op kortere afstand scherp kunt zien dan zonder leesbril? Waarom zouden vooral oude mensen een leesbril hebben?
Mensen kunnen voorwerpen op verschillende afstanden scherp zien, doordat de ooglens in staat is van sterkte te veranderen door boller of platter te worden. Als de spieren zich aanspannen wordt de lens boller en kan men van dichtbij scherp zien; als de spieren zich ontspannen wordt de lens platter en ziet men veraf scherp. Dit wordt accommodatie genoemd. Naarmate mensen ouder worden, wordt de ooglens stijver en kan hij niet meer bol worden. Hierdoor kan men van dichtbij minder goed scherp stellen.
Subthema
Aandoeningen
Doelen
- De leerlingen leren dat niet iedereen even scherp ziet;
- De leerlingen ervaren dat je niet altijd scherp ziet.
Werkvorm
Groepjes van vier
Voorbereiding en benodigdheden
- Ophangen tekst met normaal leesbare letters (lettergrootte 11 of 12);
- Meetlint of bordliniaal klaarleggen.
Duur
5 tot 10 minuten
Activiteit
De leerlingen gaan om beurten dicht bij de tekst staan en doen dan enkele stappen achteruit, tot ze de tekst niet meer kunnen lezen. Dan lopen ze met kleine stapjes weer vooruit, tot ze de tekst wel weer kunnen lezen. Vervolgens meet één van de andere leerlingen de afstand tot de tekst in centimeters en noteert die bij de naam van de leerling. Wie kan van de grootste afstand de tekst nog lezen (wel rechtop blijven staan!)?
Afronding
De leerlingen bespreken hoe het komt dat de scherpte van het zicht verschilt per leerling en hoe het kan dat je de tekst op een bepaald punt niet meer scherp kunt zien. Om veraf scherp te kunnen zien, wordt de ooglens platter. Op een gegeven moment kan de ooglens niet meer platter worden en kun je de tekst niet meer scherp zien. Het moment waarop dit gebeurt, is voor iedereen verschillend.
Online bijlage
Opdrachtkaart ‘Zien van een afstand’
Subthema
Aandoeningen
Doel
De leerlingen testen of ze kleurenblind zijn door naar verschillende plaatjes te kijken.
Werkvorm
Groepjes van vier
Voorbereiding en benodigdheden
Maak een kleurenprint van ‘Ishihara’ testplaatjes, waarin getallen zijn ‘verstopt’.
Duur
5 tot 10 minuten
Activiteit
De leerlingen testen in hun groepje of één van hen kleurenblind is. Ze doen dit door het uitvoeren van de kleurentest. Een kind met een kleurenstoornis zal in sommige kleurenplaten geen duidelijk cijfer herkennen, terwijl iemand zonder kleurenstoornis dat cijfer wel ziet. De leerlingen vullen hun antwoorden in op het antwoordenblad.
Afronding
De leerlingen bespreken waarom sommige mensen kleurenblind zijn. De kegeltjes in het netvlies zorgen ervoor dat we kleuren zien. Er zijn drie soorten kegeltjes, iedere soort is gevoelig voor een bepaalde kleur; rood, groen of blauw. Door combinatie van de drie kleuren is de mens in staat kleuren te onderscheiden. Kleurenblindheid treedt op als een of meer van de soorten kegeltjes niet (goed) functioneert.
Online bijlagen
Tips
- Houd er rekening mee dat iemand erachter kan komen dat hij of zij kleurenblind is. Benadruk dat dit geen ziekte is, maar een variatie: iets wat kan verschillen tussen mensen. Stel een leerling die zich hier zorgen over maakt gerust;
- Dit is geen officiële kleurenblindheidtest. Wie zeker wil weten of hij kleurenblind is, moet dit door een oogarts laten testen.
Subthema
Aandoeningen
Doel
De leerlingen ervaren hoe het is om dagelijkse handelingen te verrichten als je een ernstige oogafwijking hebt.
Werkvorm
Groepjes van vier leerlingen, gesplitst in tweetallen
Voorbereiding en benodigdheden
- Een krant;
- Een parcours met enkele obstakels, bijvoorbeeld tafels en stoelen;
- Twee brillen (niet op sterkte!) die op een verschillende manier zijn afgeplakt. Het groter de brillen, hoe beter. Duikbrillen werken het best, omdat je er niet omheen kunt kijken;
- Bril 1, Maculadegeneratie: plak het midden van de bril met ondoorzichtig papier af. Doe het zo dat het lastig is om langs het afgeplakte stuk te kijken;
- Bril 2, Retinitis pigmentosa: laat bij deze bril juist een gaatje in het midden over ter grootte van een euro. Je kunt deze bril ook maken van twee toiletrollen.
Duur
10 tot 15 minuten
Activiteit
Ieder tweetal neemt één bril. Eén van de twee zet de bril op en voert de volgende opdrachten uit:
- Probeer een stukje in de krant te lezen.
- Leg het parcours met obstakels af.
- De ander let goed op wat er gebeurt. Als beide opdrachten gedaan zijn, wisselen de twee van rol. Ten slotte wisselen de tweetallen van bril en voeren ze beiden nog een keer de opdrachten uit.
Afronding
De leerlingen bespreken wat ze hebben ervaren. Hoe was het om de opdrachten te doen? Met welke aandoening is de krant lezen het moeilijkst en bij welke aandoening is het ontwijken van obstakels het moeilijkst? Waar denken ze dat de aandoeningen in het oog zitten? Waar bij maculadegeneratie de gele vlek wordt aangetast (zie Paragraaf 5.1), wordt bij retinitis pigmentosa juist het netvlies om de gele vlek heen aangetast, waardoor dan juist vooral met de gele vlek wordt waargenomen.
Online bijlage
Opdrachtkaart ‘Oogaandoeningen’
Tip
Voor deze activiteit is 10 minuten aan de korte kant. Je kunt er ook voor kiezen deze activiteit in twee rondes te doen of als aparte activiteit aan te bieden.
Subthema’s
Aandoeningen en Hulpmiddelen
Doelen
- De leerlingen ervaren hoe het is om brailleschrift te lezen;
- De leerlingen kunnen met behulp van brailleschrift hun naam schrijven.
Werkvorm
Individueel of in groepjes van vier (bij een circuit)
Voorbereiding en benodigdheden
- Voorbeeldblad met braille; schrijf er een woord in braille op;
- Braillealfabet klaarleggen (vier stuks);
- Brailletemplate, vier keer;
- Vier potloden.
Duur
10 minuten
Inleiding
De leerlingen bekijken het braillealfabet en kijken of ze het voorbeeldwoord kunnen ontcijferen.
Activiteit
De leerlingen schrijven hun eigen naam in braille door met potlood de puntjes in te vullen. Als ze tijd over hebben, kunnen ze ook een hele zin schrijven.
Afronding
De leerlingen controleren wat hun groepsgenootje heeft geschreven.
Online bijlagen
Tip
Je kunt de leerlingen ook echt in braille laten schrijven met een braillepen of prikpen op karton. Omdat dit in spiegelbeeld moet worden gedaan, is tien minuten waarschijnlijk te kort. Je kunt het ook een keer klassikaal doen.
Subthema ‘s
Werking van het oog en De rol van het brein
Doelen
- De leerlingen ervaren dat het beeld door de camera obscura omgedraaid wordt;
- De leerlingen verklaren en begrijpen waarom wij het beeld omgedraaid zien;
- Met behulp van de camera obscura begrijpen de leerlingen beter het principe van lichtinval in het oog.
Werkvorm
Groepjes van vier
Voorbereiding en benodigdheden
Zoek instructies voor het maken van een camera obscura en print die voor de leerlingen als instructieblad. Er zijn veel manieren om een camera obscura te maken. Onze voorkeur heeft de camera obscura waarbij de waarnemer zijn hoofd in de camera obscura steekt. Zie Bronnen voor deze en andere voorbeelden. Zorg dat het instructieblad dat de leerlingen krijgen nog niet prijsgeeft dat het beeld op zijn kop moet staan.
Duur
45 tot 60 minuten
Activiteit
De leerlingen maken een camera obscura. Ze werken daarbij in groepjes volgens één van de instructies (zie Bronnen) en testen die uit. In hun groepje bespreken ze wat ze zien en hoe ze denken dat dit komt. Weten ze wat dit met het oog te maken heeft?
Afronding
Bespreek na wat de leerlingen hebben gezien en wat dit met het oog te maken heeft. En wat hebben de hersenen daarmee te maken? De lichtstralen die door het gaatje van de camera obscura vallen, gaan altijd rechtdoor. De lichtstraal die van de bovenkant komt, zal dus beneden op het scherm eindigen en de straal die van beneden komt eindigt bovenaan op het scherm (zie afbeelding). Het beeld wordt daardoor omgedraaid; daarom zie je het beeld op z’n kop. Hetzelfde gebeurt in het oog. Het beeld dat op je netvlies valt, staat dus op z’n kop. Dit beeld gaat via de oogzenuw naar de hersenen. Die kunnen het beeld weer omdraaien, waardoor je hier niets van merkt.
Bronnen
• De camera obscura waar je met je hoofd in gaat
• Camera obscura van een schoenendoos
• Camera obscura van keukenrol en toiletrol
• Een wat luxere camera obscura met een bolle lens
Subthema
Aandoeningen
Doelen
- De leerlingen verplaatsen zich in een persoon die blind is;
- De leerlingen leren elkaar te vertrouwen en elkaars vertrouwen te verdienen.
Werkvorm
Tweetallen
Voorbereiding en benodigdheden
- Een blinddoek of ander voorwerp dat als blinddoek gebruikt kan worden (slaapmasker, theedoek, T-shirt);
- Uitzetten parcours of bepalen van een route.
Duur
circa 45 minuten
Inleiding
Bespreek met de leerlingen wat het betekent om blind te zijn. Kennen ze iemand die blind is? En hoe zou het zijn om blind te zijn? Vertel hen vervolgens dat ze dat zelf een beetje gaan ervaren.
Activiteit
Per tweetal krijgt één leerling een blinddoek om, de andere leidt deze leerling naar een bepaalde plek, bijvoorbeeld naar buiten. Ze mogen daarbij alleen hun stem gebruiken (behalve als de geblinddoekte ergens tegenaan dreigt te lopen). Er kan ook een parcours worden uitgezet, bijvoorbeeld met pionnen of zelfs hindernissen. Na het bereiken van de plek wisselen de leerlingen van rol.
Afronding
De leerlingen bespreken wat er anders is als je blind bent. Welke dingen zijn lastiger? Welke zintuigen heb je dan juist extra nodig? Hoe was het om helemaal op iemand anders te moeten vertrouwen?
Tip
Bespreek vooraf hoe belangrijk de rol van de ‘begeleidende’ leerling is. Die moet constant de ‘blinde’ leerling begeleiden en zorgen voor diens veiligheid.
Bekijk hieronder de verschillende uitgewerkte onderzoeksplannen voor het thema Oog. Deze kun je als voorbeeld gebruiken voor in de klas of als inspiratie.
Uitwerking van alle onderzoeksvragen
- Dragen de ouders van kinderen met een bril zelf ook een bril of lenzen?
- Wie leggen een parcours met de nagebootste aandoening cataract (staar) beter af: jongens of meisjes?
- Scoren kinderen met blauwe of met bruine ogen beter op een oogtest voor bijziendheid?
- Welke kleur wordt het meest gezien in de beroemde foto van de wit en gouden of blauw en zwarte jurk?
- Wie gaat door het snijden van uien sneller huilen: mensen mét of mensen zonder lenzen?
Ga je aan de slag met een thema dan is het goed om de leidraad onderzoekend leren eerst te lezen. Aan de hand van de zeven stappen van onderzoekend leren laten we je zien hoe je een project in de klas kunt vormgeven. Daarnaast vind je in de leidraad ook hulpmiddelen die je helpen om de activiteiten uit te voeren in de klas.
Let op: In het boek staan mogelijk meer links dan op de website. De reden hiervoor is dat sommige links inmiddels niet meer bestaan en daarom van de website zijn verwijderd.
Video’s en informatie over Het Oog
Op oogartsen.nl staat veel informatie over de werking van het oog en oogaandoeningen.
Tv-programma Het Klokhuis heeft een aantal afleveringen gemaakt die bij het thema passen:
- Over oogonderzoek
- Over blindheid en slechtziendheid
- Over geleidelijnen
- Over ooglaseren
- Over kleurenblindheid (vanaf 5.19)
Schooltv heeft veel items over het oog, oogaandoeningen en DNA. Voor kinderen tot en met 8 jaar is er bijvoorbeeld een item op Schooltv over de opbouw van het DNA
Op proefjes.nl vind je veel proefjes rondom dit thema.
Op webkwestie.nl staan activiteiten waarmee je blindheid en slechtziendheid kunt ervaren.
Ontwikkeld door
Dit project is ontwikkeld door een team waarin onderzoekers van het Radboudumc samenwerkten met scholen en het WKRU. Projectteam Het oog bestond uit de volgende personen:
Onderzoekers Radboudumc
Anneke den Hollander, Carel Hoyng, Eiko de Jong en Eveline Kersten.
Scholen
Basisschool de Gazelle, Arnhem: Bart Lemans, Esther van Dalen, Roeline Slot, Chantal van der Giessen en Ian Nijland.
Basisschool de Tuimelaar, Westervoort: Fred Jansen en Maarten Weenk.
Vanuit het Wetenschapsknooppunt hebben meegewerkt
Jan van Baren-Nawrocka, Josje Dinghs, Sanne Dekker & Marieke Peeters.
Ontdek ons nieuwste lesmateriaal
Verhalen uit de slavenregisters
Met behulp van dit lespakket gaan leerlingen uit groep 7 en 8 zelf op speurtocht…
Meer lezenHerinneringen aan de honger
Tijdens deze twee lessen kruipen leerlingen van groep 7 en 8 in de huid van…
Meer lezenTaalboekje ’Spelen met taal’
Ontdek hoe leuk taal kan zijn! Kinderen kunnen met dit taalboekje zelfstandig aan de slag…
Meer lezenNieuwsbrief
Samen met leraren en wetenschappers hebben we sinds 2009 een schat aan kennis verzameld die we graag met je delen. Je vindt ons lesmateriaal en alle verdiepende informatie over onderzoekend leren op deze website. Wil je weten wanneer er nieuw lesmateriaal beschikbaar komt? Of wanneer er activiteiten plaatsvinden waar je aan kunt deelnemen? Schrijf je dan in voor onze nieuwsbrief!
Veelgestelde vragen
Ja, bekijk hier al onze kindercolleges (~10 min) van topwetenschappers van de Radboud Universiteit. Je kunt uit een heleboel onderwerpen kiezen, variërend van kunstgeschiedenis tot het Higgsdeeltje. Ook kun je samen met je leerlingen videoportretten van wetenschappers bekijken. Daarin worden prijswinnende onderzoekers geïnterviewd door basisschoolleerlingen, waardoor zij hen persoonlijk leren kennen. Deze video’s zijn perfect om het stereotype beeld van wetenschappers te doorbreken en de afstand tot wetenschappers te verkleinen.
Wil je leerlingen uitdagen om hun onderzoeksvaardigheden te ontwikkelen? Bekijk dan hier al onze informatie en hulpmiddelen voor leraren. In onze uitgebreide leidraad ontdek je welke stappen leerlingen doorlopen bij het opzetten van een eigen onderzoek. Ook laten we zien hoe je dit als leraar praktisch kunt begeleiden. We raden aan om altijd klein te beginnen en de nieuwsgierigheid van leerlingen centraal te stellen. Wil je je inhoudelijk verder verdiepen in onderzoekend leren? Duik dan vooral in onze rijke database van publicaties en hulpmiddelen! Deze helpen je om zowel inhoudelijk als praktisch goed voorbereid te zijn.
Al ons lesmateriaal is gratis online beschikbaar. Je kunt dit downloaden en zelf printen. Bekijk hier welke materialen ook fysiek te bestellen zijn, zolang de voorraad strekt.
De lesmaterialen zijn geschikt voor alle leerlingen in groep 6, 7 en 8 van het basisonderwijs. Ze kunnen ook ingezet worden bij plusklassen. In sommige thema’s zit wat meer uitdaging. Soms vermelden wij op het lesmateriaal dat het meer voor groep 6/7 of juist groep 7/8 geschikt is. Kijk het materiaal eerst goed door, dan kun je vaak zelf goed inschatten of het aansluit bij het niveau van je klas.
Al onze lesmaterialen voor het basisonderwijs zijn op deze website te vinden. Bij elk thema is duidelijk uitgelegd hoe je het thema praktisch de klas in kunt brengen. Soms zijn het projecten die uit een aantal lessen bestaan. Deze projecten kun je heel goed gebruiken om leerlingen eigen onderzoek te laten doen. Voorbeelden van eigen onderzoek door leerlingen zijn in dat geval te vinden in het lesmateriaal. Heb je minder tijd beschikbaar? Kijk dan eens naar de lespakketten ‘Herinneringen aan de honger’, ‘Verhalen uit de slavenregisters’, of het boekje ‘Spelen met taal’. Deze lessen zijn in slechts een paar uur uit te voeren. Bovendien kosten ze jou als leraar heel weinig voorbereidingstijd.
Het lesmateriaal van het Wetenschapsknooppunt is ontwikkeld met geld vanuit de Radboud Universiteit, het Radboudumc en diverse subsidieverstrekkers zoals NWO. Zij vinden het belangrijk om de nieuwsgierigheid en onderzoekende houding van kinderen al op jonge leeftijd te stimuleren. Door het lesmateriaal gratis aan te bieden, kan iedereen er gebruik van maken en wordt wetenschap iets van iedereen.