Lezing voor kinderen
Lezing voor leraren
Het activeren van de voorkennis van de leerlingen op het gebied van bacteriën en infecties. De leerlingen maken een schatting van de viesheid van verschillende dingen. Dit doen ze door een foto van een kweekje te koppelen aan een voorwerp.
Doelen
- De leerlingen maken kennis met het thema ‘infecties’.
- De leerlingen maken kennis met het bestaan van micro-organismen zoals bacteriën.
- De leerlingen ontdekken waar veel bacteriën voorkomen.
Duur
30 minuten
Werkvorm
Klassikaal
Werkblad in tweetallen
Benodigdheden
Voorbereiding
Neem ter voorbereiding op dit thema de achtergrondinformatie van boek 2, hoofdstuk ‘Infecties’ door.
Activiteit
Deel het werkblad uit aan de leerlingen. Vraag aan de leerlingen wat ze zien op het werkblad. Ga kort op de antwoorden in. Vertel vervolgens dat het petrischaaltjes zijn met kweekjes van bacteriën. Deze bacteriën zijn op verschillende plekken weggenomen met behulp van een wattenstaafje (‘geswapt’). Vraag aan de leerlingen waar ze denken dat de meeste bacteriën voorkomen (koelkast, handen, WC, koffiezetter, vissenkom, rattenkooi, zandbak, deurklink, toetsenbord, tafel). Laat de leerlingen (in tweetallen) hun keuze onder het juiste petrischaaltje schrijven. Het is de bedoeling dat de leerlingen een schatting maken van de vuilheid.
De juiste antwoorden zijn (van links naar rechts):
Eerste rij: wc, deurklink, koelkast, rattenkooi, vissenkom
Tweede rij: toetsenbord, handen, tafel, zandbak en koffiezetapparaat
In dit geval was de zandbak juist verschoond. Hier kun je met de leerlingen over napraten.
Afronding
Als afsluiting van de activiteit kun je de voorkennis van de leerlingen over het thema verder activeren. Dit kan door vragen te stellen als: ‘Hoe word je ziek?’, ‘Waar denk je aan bij een infectie?’, ‘Wat kan er dan gebeuren?’, ‘Kennen jullie een voorbeeld van een infectie?’. Begrippen en woorden waarmee de leerlingen komen zet je in een mindmap (bijv. inenten, prik, spuiten, virus, bacterie, hoesten, ziekenhuis, schimmels). Tot slot vertel je de leerlingen wat ze allemaal gaan doen gedurende het project en dat ze ook zelf een onderzoek gaan opzetten.
Verbinding met het thema
Petrischaaltjes (lage platte ronde of kunststof schaaltjes met een ruimsluitend deksel) worden in onderzoek gebruikt bij het maken van bacteriekweken om bijvoorbeeld te achterhalen waarmee iemand is geïnfecteerd. De voedingsbodem bestaat uit een gel van agar (bindmiddel) waaraan een mengsel van voedingsstoffen (bloed, suiker, zout) is toegevoegd.
Tips
- Bekijk met de leerlingen de volgende filmpjes:
De leerlingen gaan onderzoeken op welke plekken in de school veel bacteriën zijn door middel van het ‘swappen’ van een plek. Vervolgens maken de leerlingen elke dag een foto van de groei van de bacteriën op het petrischaaltje.
Subthema
Kweken van bacteriën en schimmels
Doelen
- Leerlingen ontdekken hoe een bacterie groeit.
- Leerlingen ontdekken waar veel bacteriën voorkomen.
- Leerlingen leren hoe je bacteriën en schimmels kunt kweken.
- Leerlingen leren wat een hypothese is.
Duur
45 minuten + dagelijks naar de kweekjes kijken en een foto maken gedurende 5 dagen
Werkvorm|
Klassikaal uitleggen en bespreken
In tweetallen swappen
Benodigdheden
- Per tweetal 1 petrischaaltje
- Per tweetal 1 wattenstaafje
- Pen / potlood
- Papier
- Plakband
Voorbereiding
Ter inspiratie kijk naar:
- film 2: vieze plekken swappen
- Film 3: hypotheses bespreken
- Film 5: terugblik op de kweekjes van de vieze plekken
Activiteit
Kom terug op de introductieactiviteit en activeer de voorkennis van de leerlingen. Gebruik hierbij vragen als: ‘Waar denken jullie aan bij een bacterie?’, ‘Waarom denk je daar aan?’, ‘Weten jullie hoe een bacterie eruit ziet?’ Vul eventueel de mindmap uit de eerste activiteit aan.
Om de leerlingen te informeren over hoe het in het lichaam werkt, kun je een filmpje kijken over slechte bacteriën die het lichaam kunnen aanvallen via openingen in de huid, zoals een wondje.
Bespreek waar bacteriën allemaal kunnen voorkomen. Stel hierbij vragen aan de leerlingen zoals: ‘Waar zouden veel bacteriën zitten en waar weinig?’, ‘Van welke omstandigheden houden bacteriën?’ Bacteriën houden van plekken die niet goed schoon zijn en groeien extra goed op warme en vochtige plekken.
Kies met de klas minimaal tien plekken (evenveel als het aantal tweetallen in de klas) in de school die écht onderzocht gaan worden. Laat elk tweetal één plek kiezen.
Leg vervolgens aan de leerlingen uit wat een hypothese is. Een hypothese is een voorspelling die nog bewezen moet worden. Benadruk dat deze nooit fout kan zijn. Belangrijk is dat de leerlingen moeten beargumenteren waarom ze denken dat iets vies is of juist niet. Laat de tweetallen een hypothese bedenken waarom de ene plek vuiler zou zijn dan de andere. Vragen die daarbij helpen zijn: ‘Waar zullen de meeste of juist de minste bacteriën te vinden zijn?’ en ‘Waarom denk je dat?’ Bespreek de verschillende hypotheses klassikaal.
Leg de leerlingen uit hoe je een plek ‘swapt’ en bekijk even met de leerlingen het filmpje over ‘swappen’. Het swappen herkennen de leerlingen misschien wel van CSI-achtige series waarin onderzoek gedaan
Zo swap je:
- Pak een wattenstaafje en een petrischaaltje.
- Ga met een wattenstaafje over de plek waar de bacteriën zitten.
- Wrijf het wattenstaafje, met de bacteriën over het petrischaaltje.
- Sluit het petrischaaltje goed af met het deksel, plak er extra plakband over en nummer het doosje.
- Schrijf op een blaadje welke plek bij elk petrischaaltje hoort.
De leerlingen mogen nu gaan swappen en komen daarna weer terug in de klas. Laat elk tweetal een foto maken van zijn petrischaaltje.
Afronding
Laat leerlingen een aantal dagen de petrischaaltjes fotograferen om te kijken of er al verandering te zien is. Na een aantal dagen kom je terug op de hypotheses die opgesteld zijn. Klopten deze? Waarom wel of waarom niet? Zijn er nog andere dingen opgevallen?
Verbinding met het thema
Onderzoekers maken gebruik van petrischaaltjes, omdat je op die manier de bacteriën zichtbaar kan maken. De bacteriën vermeerderen zich op dit schaaltje in een snel tempo, omdat de omstandigheden in het petrischaaltje optimaal zijn voor de groei van een bacterie. Dit komt bijvoorbeeld door de aanwezigheid van voedingsstoffen en warmte.
Tips
- Voorbeelden van plekken om te swappen zijn: de wc, de kraan, de deurknop, de tafel, de vissenkom, de handen, de zandbak, de rattenkooi, de koffiezetter, de koelkast en het toetsenbord.
Voor achtergrondinformatie over bacteriën en schimmels lees blz. 152 van ‘Wetenschappelijke doorbraken de klas in!’ (boek 2, 2013)
In deze activiteit bedenken de leerlingen wanneer iets bedorven is en of je het dan nog kan eten. Deze activiteit kan op twee verschillende manieren uitgevoerd worden. In de eerste variant gebruik je echte producten. Een aantal van deze producten moet bedorven zijn. Houd er dan rekening mee dat het een aantal weken duurt voordat producten bedorven zijn. Bij de tweede variant worden géén echte producten gebruikt, maar wordt gebruikt gemaakt van een PowerPointpresentatie.
Subthema
Bederven en conserveren van voedsel
Doelen
- Leerlingen leren hoe voedsel bederft.
- Leerlingen leren wanneer voedsel bedorven is.
Duur
30 minuten
Werkvorm
Klassikaal
Drietallen
Benodigdheden
Variant 1
- Bedorven en niet bedorven producten
- Per leerling plaatjes van de gekozen producten
- Pen/potlood
- Per leerling bijlage 2: bedorven of niet bedorven
Variant 2
Variant 1
Voorbereiding
Zorg voor verschillende producten, kies voor zowel bedorven als niet bedorven producten.
Activiteit
Vertel de leerlingen dat deze activiteit gaat over het bederven van producten. Praat hier met leerlingen over en stel ze verschillende vragen: ‘Wanneer is iets bedorven en wanneer niet?’ en ‘Hoe kun je zien dat een product bedorven is?’. Laat de leerlingen zelf een aantal bedorven producten noemen.
Bespreek nu kort de verschillende producten die meegenomen zijn, zodat leerlingen weten wat het is. Ga nog niet op de vraag in of een product wel of niet bedorven is.
Deel vervolgens bijlage 2 en de plaatjes van de producten uit aan de leerlingen. Vervolgens gaan de leerlingen per producten kijken / voelen / ervaren of het product wel of niet bedorven is. Laat de leerlingen de plaatjes van de producten op de juiste kant van het werkblad van plakken. Geef de leerlingen de opdracht om bij de producten te schrijven waarom iets bedorven is of niet.
Afronding
Bespreek vervolgens klassikaal de antwoorden. Belangrijk is vooral hoe de leerlingen erachter zijn gekomen of een product wel of niet bedorven is. Denk hierbij aan zaken als: kleur, geur en textuur van de producten. Probeer samen tot een definitie van bedorven te komen. Vragen die vervolgens aan de orde kunnen komen zijn: Wat is bederf en waardoor bederven producten? Waarom kunnen we ziek worden van bedorven producten?
Variant 2
Activiteit
Vertel de leerlingen dat deze activiteit gaat over het bederven van producten. Praat hier met leerlingen over en stel ze verschillende vragen: ‘Wanneer is iets bedorven en wanneer niet?’ en ‘Hoe kun je ziet als een product bedorven is?’. Laat de leerlingen zelf een aantal bedorven producten noemen.
Deel vervolgens bijlage 3 uit. Vertel de leerlingen dat ze dadelijk 8 plaatjes te zien krijgen en dat ze van elk product moeten opschrijven of het wel of niet bedorven is en hoe je dit kunt zien.
Laat vervolgens de plaatjes zien. Vertel er verder niets bij. Laat leerlingen opschrijven wat ze zien.
Afronding
Bespreek vervolgens klassikaal de antwoorden. Belangrijk is vooral hoe de leerlingen erachter zijn gekomen of een product wel of niet bedorven is. Denk hierbij aan zaken als: kleur, geur en textuur van de producten. Probeer samen tot een definitie van bedorven te komen. Vragen die vervolgens aan de orde kunnen komen zijn: Wat is bederf en waardoor bederven producten? Waarom kunnen we ziek worden van bedorven producten?
Juiste antwoorden:
- Appel – bedorven
- Gedroogde abrikoos – niet bedorven
- Tempeh – niet bedorven
- Tomaat – bedorven
- Schimmelkaas – niet bedorven
- Aardbei – bedorven
- Kaas – bedorven
- Banaan – niet bedorven
- Brood – bedorven
Bij deze activiteit wordt ingegaan op het conserveren (ofwel het goedhouden) van voedsel en hoe we dit kunnen ‘vertalen’ naar ons lichaam. Hierbij wordt ingegaan op vaccinatie.
Subthema
Conserveren van voedsel en het lichaam
Doelen
- Leerlingen maken kennis met verschillende conserveermethoden van voedsel.
- Leerlingen leren wat vaccineren is.
Duur
45 minuten
Werkvorm
Klassikaal
Benodigdheden
Voorbereiding
Ter inspiratie kijk naar:
- Film 11: woordweb vaccineren
- Film 12: Reacties van de kinderen tijdens de presentatie van professor Netea deel 1
- Film 13: Reacties van de kinderen tijdens de presentatie van professor Netea deel 2
- Film 14: Vragen van de kinderen aan professor Netea
- Film 15: Gesprek met professor Netea over het conserveren van eten
Activiteit
Blik terug op de vorige activiteit waarbij het ging over het bederven van voedsel. Praat vervolgens met leerlingen over verschillende manieren om voedsel te bewaren (= conserveren). Welke manieren kennen ze? Je kunt hierbij denken aan de volgende manieren:
Conserveermethode | Omschrijving | Voorbeelden |
Roken | blootstellen aan rook | rookvlees & vis |
Drogen | vochtvrij maken | kruiden & zuidvruchten |
Pekelen | in zout leggen | zoutvlees & zoute haring |
Invriezen | in vriezer leggen | doperwten & zalm |
Inblikken | in blik stoppen | fruit & peulvruchten |
Zuren | in zuur leggen | augurken & kool |
Pasteuriseren | verhitten, zonder het product te beschadigen | sinaasappelsap & melk |
Konfijten | in suiker leggen (bij fruit) | jam & turks fruit |
Fermeteren | gisten van eten | yoghurt & wijn |
NB. Fermenteren is het omzetten van biologisch materiaal met behulp van bacteriën, celculturen, schimmels, met of zonder het gebruik van zuurstof. Een bekend voorbeeld van fermenteren is het gisten van wijn of bier, hierbij zet de gist (eencellige schimmel) suikers om tot alcohol.
Je kunt eventueel bij de gekozen producten uit activiteit 3 uitzoeken op welke manier ze geconserveerd worden.
Volgens maak je de overstap naar het lichaam. Vraag aan de leerlingen hoe ze hun lichaam conserveren. Dit doen ze namelijk door middel van goede persoonlijke hygiëne:
- Wassen (de buitenkant)
- Vaccinaties (de binnenkant)
Vertel de leerlingen vervolgens meer over infecties en vaccineren. Dit kun je doen door de PowerPointpresentatie ‘vaccineren’ te laten zien. Door middel van deze PowerPoint vertel je de leerlingen meer over de werking van witte bloedlichaampjes. Ook laat je zien hoe ze de strijd aanbinden met ongewenste bacteriën. Vertel bij iedere slide aan de leerlingen wat ze zien. Gebruik hiervoor bijlage 4.
Afronding
Bespreek met de leerlingen wat ze van deze activiteit geleerd hebben en vul vervolgens de mindmap verder aan.
Verbinding met het thema
De huid fungeert als onze natuurlijke verpakking. Als onze ‘verpakking’ stuk gaat (bv. door een snee) is er kans op een infectie, ofwel ‘bederf’, omdat er bacteriën via de wond in ons lichaam kunnen komen. Daarbij heeft ons lichaam een temperatuur van 37 graden; ideaal voor bacteriegroei. Hierdoor kunnen bacteriën heerlijk groeien. Wanneer er te veel van zijn, spreken we van een infectie waar je ziek van kunt worden. Gelukkig heeft ons lichaam een afweersysteem tegen ongewenste infecties. Dit afweersysteem is te ‘trainen’ door te vaccineren tegen allerlei ziektes. De meeste leerlingen zijn ingeënt en weten zich dat nog wel te herinneren. Door het uitvoeren van activiteit 5 kun je aantonen hoe snel bacteriën verspreiden.
Tips
- Op de website van het Voedingscentrum is meer informatie te vinden over conserveren en de verschillende technieken: http://www.voedingscentrum.nl/encyclopedie/conserveren.aspx
- Om leerlingen kennis te laten maken met verschillende conserveermethoden kan gekeken worden naar het filmpje van Schooltv: http://www.schooltv.nl/video/conserveren-hoe-kunnen-we-ons-eten-het-beste-bewaren/
- Uitleg over vaccineren: Waarom kun je ingeënt worden en hoe werkt zo’n prik? http://www.schooltv.nl/video/nieuws-uit-de-natuur-een-prik/#q=vaccinatie (13.01 – 24.15 min)
- Door het uitvoeren van activiteit 4 kun je aantonen hoe snel een ziekte verspreidt.
De leerlingen leren hoe een ziekte zich verspreidt en waarom dit zo snel gaat.
Subthema
Ziekteverspreiding
Doelen
- Leerlingen maken kennis met ziekteverspreiding van mens tot mens.
Duur
30 minuten
Werkvorm
Klassikaal
Benodigdheden
- Per leerling 1 witte plastic beker
- Per leerling 1 roerstaafje of theelepel
- Magere melk (per leerling is ongeveer 40 mL melk nodig, dus voor 30 leerlingen is ongeveer 1.5 liter melk nodig om twee rondes te kunnen spelen)
- Jodium (bijvoorbeeld Betadine)
- Zetmeel (aardappelzetmeel)
- Eetlepel
Voorbereiding
Voor de activiteit moet iedere leerling een witte plastic beker krijgen die voor een kwart is gevuld met magere melk. Bij ongeveer 1 op de 6 bekers voeg je één eetlepel zetmeel toe, en roer je goed. Je hebt dan voor dertig leerlingen 25 bekertjes die alleen gevuld zijn met melk, en ongeveer 5 bekertjes waarbij een eetlepel zetmeel is toegevoegd aan de melk. Zorg ervoor dat je het zetmeel goed door het bekertje roert: klonten in de melk mengen niet goed met de melk van een klasgenoot. En ze verraden natuurlijk ook dat je ‘besmet’ bent!
Activiteit
Alle leerlingen krijgen een witte beker met magere melk. Zonder dat de leerlingen het weten zit er in een aantal bekertjes zetmeel in de melk. Geef de leerlingen de opdracht ieder met twee verschillende klasgenoten de vloeistof te mengen en weer te verdelen (LET OP: de inhoud van de ene beker helemaal overgieten naar de ander en weer verdelen).
Daarna verklap je aan de leerlingen dat er in een aantal bekers zetmeel zat. Vervolgens vertel je hoeveel leerlingen stiekem zetmeel in hun beker hadden bij het begin van het spel. Dit doe je door aan iedere beker een paar druppels jodium toe te voegen (één keer goed knijpen in flesje). Daarna roeren de leerlingen met het lepeltje door de melk. Let erop dat iedere leerling een schone lepel gebruikt. Laat leerlingen niet de lepels van elkaar gebruiken, want dan kun je eventueel een ander ‘besmetten’ via de lepel. De bekers die ‘besmet’ zijn met zetmeel worden blauw van kleur. De bekers zonder zetmeel zijn lichtbruin (kleur van jodium). Tot slot tel je hoeveel leerlingen na het spel zetmeel in hun beker hebben.
Afronding
Spreek de activiteit na. Hoe verliep de besmetting? Wat heeft deze activiteit te maken met de het thema?
Verbinding met het thema
Deze activiteit bootste mens-tot-mens besmetting na: de bekers staan symbool voor de mensen, het zetmeel voor de aanwezigheid van een ziektekiem: een parasiet, bacterie of virus. Dit deel van de activiteit laat zien hoe de verspreiding van een infectieziekte van mens-tot-mens over een groep verloopt: de verspreiding is redelijk vlot maar lang niet iedereen raakt besmet. Elke leerling met een met zetmeel “besmette” beker heeft namelijk ‘maar’ twee klasgenoten kunnen besmetten. Weten hoe een ziektekiem zich verspreidt is van belang voor het nemen van de juiste voorzorgsmaatregelen. Griep (influenza) verspreidt zich van mens-tot-mens. Verspreiding van griep ga je bijvoorbeeld tegen door ervoor te zorgen dat een gezond iemand niet besmet raakt (bijvoorbeeld door je eigen handen altijd goed te wassen), dat iemand na besmetting niet ziek wordt (bijvoorbeeld door een griepvaccinatie te nemen), en een ziek iemand het virus niet doorgeeft. Dat laatste doe je door ‘netjes’ te niezen en hoesten: in een zakdoek te niezen of hoesten en die na gebruik weg te gooien (zo vliegt het virus niet door de lucht, maar verdwijnt het netjes in een zakdoek) en na het hoesten of niezen je handen te wassen.
Wil je met dit thema onderzoekend leren in de klas? Zie dan onze leidraad onderzoekend leren voor informatie hoe je dat kunt aanpakken. Hieronder staan filmpjes ter inspiratie bij de verschillende stappen van onderzoekend leren.
Kinderlezing | Infecties onder de loep | Van der Meer & Netea |
402. Stappen 1 en 2.Introductie en verkenning
403. Vieze plekken swappen
404. Hypotheses bespreken
405. Post-its voor de wetenmuur bij stap 2
406. Terugblik op de kweekjes van de vieze plekken
407. Opdracht uitvoeren Is het bedorven of niet
408. Opdracht bespreken Is het bedorven of niet
409. Post-its voor de wetenmuur na bederven en conserven
410. Terugblik op de wetenmuur
Overige video’s (deze staan eerder al bij de activiteiten genoemd):
- 411. Woordweb: Vaccineren
- 412. Reacties van de kinderen tijdens de presentatie van professor Netea deel 1
- 413. Reacties van de kinderen tijdens de presentatie van professor Netea deel 2
- 414. Vragen van de kinderen aan professor Netea
- 415. Gesprek met professor Netea over het conserveren van eten
- 416. Post-its voor de wetenmuur na het bezoek van professor Netea
417. Stap 3. Onderzoek opzetten
418. Wat mag je in het onderzoek veranderen?
419. Wat is een goede onderzoeksvraag?
420. Bespreken van de onderzoeksopzet
421. Stap 4. Onderzoek uitvoeren
422. Onderzoek uitvoeren: ‘Hoe lang duurt het voordat vruchten bedorven zijn?’
423. Onderzoek uitvoeren: ‘Wat bederft eerder pindakaas met of zonder stukjes?’
424. Stap 5. Concluderen
425. Stap 6. Presenteren
426. Onderzoek presenteren: ‘Brood in de zon en in de schaduw’
427. Onderzoek presenteren: ‘Waarmee worden je handen schoner, met een appel of met water?’
428. Onderzoek presenteren: ‘Kan een schimmelkaas verder schimmelen? Zo ja, waar dan het snelst?’
429. Stap 7. Verdiepen
430. Terugblik op vragen van de wetenmuur bij stap 7
431. Wat hebben de kinderen geleerd van het project?
432. Wat vonden de kinderen van het project?
433. Evaluatie en opbrengst van het project door leraren
434. Tips voor leraren die ook met dit project aan de slag willen
Ontwikkeld door
Dit project in het schooljaar 2012-2013 ontwikkeld door een team van onderzoekers van de Radboud Universiteit, basisschoolleraren en het WKRU. Het projectteam bestond uit de volgende mensen:
Onderzoekers Radboud Universiteit
Mihai Netea, Marije Oosting, Leo Joosten en Jos van der Meer.
Scholen
Basisschool De Triangel: Anneke Bruisten en Sanne Ahsmann.
Basisschool de Arnhorst: Wendy Beukema.
HAN pabo
Melinda Olthuis en Özlem Özyilmaz (studenten).
Vanuit het Wetenschapsknooppunt hebben meegewerkt
Winnie Meijer & Marieke Peeters.
Nieuwsbrief
Samen met leraren en wetenschappers hebben we sinds 2009 een schat aan kennis verzameld die we graag met je delen. Je vindt ons lesmateriaal en alle verdiepende informatie over onderzoekend leren op deze website. Wil je weten wanneer er nieuw lesmateriaal beschikbaar komt? Of wanneer er activiteiten plaatsvinden waar je aan kunt deelnemen? Schrijf je dan in voor onze nieuwsbrief!
Veelgestelde vragen
Het lesmateriaal van het Wetenschapsknooppunt is ontwikkeld met geld vanuit de Radboud Universiteit, het Radboudumc en diverse subsidieverstrekkers zoals NWO. Zij vinden het belangrijk om de nieuwsgierigheid en onderzoekende houding van kinderen al op jonge leeftijd te stimuleren. Door het lesmateriaal gratis aan te bieden, kan iedereen er gebruik van maken en wordt wetenschap iets van iedereen.