Videoportret van de onderzoeker
Lezing voor kinderen
Lezing voor leraren
Leerlingen maken een mindmap over Indonesië en voormalig Nederlands-Indië.
Doel
- Leerlingen maken kennis met het huidige Indonesië en voormalig Nederlands-Indië.
- Leerlingen worden nieuwsgierig gemaakt naar het koloniale verleden van Nederland en Indonesië.
Duur
60 minuten
Werkvorm
Klassikaal en in viertallen
Benodigdheden
- (Versierde) doos
- Voorwerpen die met Indonesië te maken hebben (zoals kledingstuk, eten, muziekfragment, vlag)
- Google Maps
- Kaart waarop Indonesië en Nederland vergeleken worden
Per viertal:
- Een groot vel
- Post-its
Voorbereiding
Lees jezelf in over het onderwerp kolonialisme in Indonesië, zie hiervoor de bronnen op de vorige pagina. Vul een ‘magic box’ met voorwerpen die met Indonesië te maken hebben. Denk hierbij aan een kledingstuk, een hapje, een muziekfragment, een pop voor schaduwspel, een vlag van Indonesië op de buitenkant van de doos, etcetera.
Activiteit
Pak de ‘magic box’ erbij, laat één voor één zien welke voorwerpen erin zitten en vertel hierover. Al pratend komen de leerlingen erachter dat ze over Indonesië gaan leren.
Verdeel de klas vervolgens in viertallen en geef ieder groepje een stapeltje post-its. Vraag de leerlingen om hun associaties bij Indonesië op een post-it te schrijven. Laat tegelijkertijd de voorwerpen uit de magic box rondgaan. Tijdens het schrijven praten de leerlingen nog niet met elkaar. Als alle leerlingen in het groepje klaar zijn met schrijven, leggen ze de post-its voor zich neer en delen ze hun associaties met elkaar. Vervolgens geef je ieder groepje de opdracht om de post-its in categorieën te sorteren. Je kunt de leerlingen op weg helpen door een aantal categorieën op het bord te schrijven.
Laat klassikaal Google Maps zien op het digibord. Begin met de hele wereld in beeld en zoom langzaam steeds verder in op Indonesië. Bespreek klassikaal wat de leerlingen zien of herkennen op de kaart en wat ze misschien al weten over het land. Wat kwam er naar boven tijdens het mindmappen? Hebben de leerlingen wel eens Indonesisch gegeten of kennen ze andere dingen uit de cultuur? Zijn er leerlingen die op vakantie zijn geweest naar Indonesië, of kennen ze mensen die er wonen of hebben gewoond? Of zijn er leerlingen die zelf uit Indonesië komen, of die Indische of Molukse familieleden hebben? Hebben ze ideeën bij de natuur en geografie (eilanden) van Indonesië? En wat weten ze over de geschiedenis van Indonesië en de mensen die daar wonen? Laat ook de kaart zien waarop Indonesië en Nederland vergeleken worden. Hadden de leerlingen verwacht dat Indonesië zo groot is?
Afronding
Vertel dat Nederlands-Indië vroeger een kolonie was van Nederland. Wat betekent het volgens de leerlingen dat een land een kolonie is van een ander land? Wat kwamen Nederlanders in NederlandsIndië doen? Hoe denken ze dat dit was voor de kinderen die in Nederlands-Indië woonden? Sluit af met twee fragmenten (fragment 1 en fragment 2) uit een filmpje van Klokhuis over Nederlands-Indië en bespreek deze na. Laat ten slotte de leerlingen hun mindmap erbij pakken. Zijn er dingen die de leerlingen nog willen toevoegen aan de mindmap? Of zijn er juist dingen die ze willen veranderen nu ze meer hebben geleerd?
Leerlingen maken met behulp van lees-, kijk- en luistervragen kennis met historische bronnen over het Vincentius-weeshuis op Java.
Subthema
Duik het archief in
Doelen
- Leerlingen worden nieuwsgierig gemaakt naar het koloniale verleden van Nederland en Indonesië.
- Leerlingen maken kennis met het onderzoeksthema koloniale interventies in kinderlevens.
- Leerlingen komen in aanraking met historische bronnen.
Duur
45 minuten
Werkvorm
Klassikaal en in twee- of drietallen
Benodigdheden
- Printbestand ‘Foto’s van het Vincentius-weeshuis’
- Voorbeeldvideo ‘Beelden van het Vincentius-weeshuis’
- Losse videobestanden 1, 2, 3, 4, 5 en 6
Per groepje:
- Laptop of tablet
Voorbereiding
Print voor ieder groepje een set afbeeldingen. Zet de losse videobestanden 1 tot en met 6 klaar op de laptops of tablets. De video’s hebben geen geluid, dus het is niet nodig om koptelefoons te regelen.
Activiteit
Vertel de leerlingen dat ze in deze activiteit aan de slag zullen gaan met echte historische bronnen uit Nederlands-Indië die in archieven bewaard worden. Op deze foto’s en video’s zijn kinderen te zien die tussen 1870 en 1942 woonden in het Vincentius-weeshuis, dat werd gerund door Nederlandse katholieke broeders.
Verdeel de klas in twee- of drietallen en geef ieder groepje een setje foto’s. Geef ze even de tijd om deze te bekijken. Laat hierna klassikaal de voorbeeldvideo zien. Deze bestaat uit zes korte fragmenten van de langere videobestanden met nummers 1 tot en met 6. Kondig alvast aan dat de leerlingen hierna met hun groepje één video en één foto zullen uitkiezen om samen te bestuderen. Bij laatste blad gaat het om de foto’s waar kinderen op staan, dus de bovenste twee foto’s.
De leerlingen kijken goed naar de kinderen op de uitgekozen foto en video, en beantwoorden daarbij de volgende kijk- en luistervragen:
- Wat doen/beleven deze kinderen?
- Hoe zien de kinderen eruit? (jongens, meisjes, kleren, schoenen, haren)
- Zijn er volwassenen in de buurt van de kinderen?
- Wie denk je dat die volwassenen zijn?
- Waar zijn de kinderen? Zijn ze thuis, of op school?
- Vallen er andere dingen op?
Afronding
Bespreek de antwoorden op de kijkvragen klassikaal na. Wat viel de leerlingen op in de bronnen? Vertel dat jullie in dit project meer gaan leren over het Vincentius-weeshuis in de plaats Buitenzorg (nu Bogor) op het eiland Java in Nederlands-Indië (nu Indonesië), en de kinderen die daar woonden. Dit waren kinderen die geen ouders meer hadden of van wie een van de ouders dacht dat ze er beter (katholiek) werden opgevoed dan (vaak islamitisch) thuis. In dit soort weeshuizen en scholen in Nederlands-Indië kregen kinderen onderwijs en zorg, maar wel volgens de normen van de Nederlandse kolonisator. Die streefde ernaar om van deze kinderen gehoorzame en meewerkende onderdanen te maken die in de kolonie zouden werken voor Nederland. Hoe denken de leerlingen dat het leven was voor deze kinderen? Zijn de leerlingen het met elkaar eens? En zo niet, waarom niet?
Verbinding met het thema
Deze activiteit biedt informatie die als context dient voor het onderzoeksthema: koloniale interventies in kinderlevens. Leerlingen maken bij deze activiteit kennis met de specifieke kant van het kolonialisme waar het onderzoek van de onderzoekers over gaat. Behalve op geweld en onderdrukking steunde het bestuur van de kolonie namelijk ook op ‘zachtere’ vormen van kolonialisme. Die kregen ook vorm in opvoeding en onderwijs aan kinderen uit lokale bevolkingsgroepen. In scholen, maar ook in weeshuizen zoals het Vincentius-weeshuis, leerden kinderen uit lokale bevolkingsgroepen dat zij anders waren dan de Nederlanders. Die voelden zich als westerse, witte (en vaak ook nog christelijke) mensen meer waard dan de lokale inwoners met een donkerder huidskleur, andere leefen woonvormen en ook levensbeschouwing, namelijk islam. Kinderen in Nederlands-Indië waren dus belangrijk voor de Nederlandse koloniale overheid
Tip
De videofragmenten in deze activiteit komen uit een film van het Vincentius-weeshuis. Deze is ook in zijn geheel te beschikbaar, als er interesse is om meer te zien.
Aan de hand van stellingen denken de leerlingen na over het thema en vormen hierover een mening. Aan het eind van het project kijken ze of hun mening is veranderd.
Subthema
Vorm je eigen mening
Doelen
- Leerlingen denken na over wat kolonialisme inhoudt en de effecten daarvan, en vormen hier een mening over.
- Leerlingen leren een standpunt te formuleren en dit te delen met anderen.
- Leerlingen ervaren dat niet iedereen hetzelfde over een onderwerp hoeft te denken.
Duur
60 minuten
Werkvorm
Klassikaal
Benodigdheden
PowerPointpresentatie ‘Stellingen’
Voorbereiding
Neem de PowerPointpresentatie door en zorg dat je waar nodig bij elke stelling uitleg kunt geven.
Activiteit
Haal met de leerlingen op wat ze hebben gezien en besproken in de vorige activiteiten. Vertel in ieder geval (nogmaals) het volgende: Indonesië was tussen 1816 en 1949 een kolonie van Nederland. Rond 1900 vonden steeds meer Nederlanders dat er meer gedaan moest worden voor de bevolking van Nederlands-Indië. Het Nederlandse gezag heeft toen gezorgd dat er westerse ziekenhuizen, scholen en weeshuizen gebouwd werden. Veel van deze weeshuizen werden gerund door missionarissen, zoals de broeders in het Vincentius-weeshuis op het eiland Java. Een missionaris is iemand die het katholieke geloof onder mensen in andere landen probeert te verspreiden. In de weeshuizen woonden kinderen die geen ouders meer hadden of kinderen waarvan de ouders zelf (meestal de vader) of anderen vonden dat ze er een betere opvoeding konden krijgen dan thuis. De kinderen die in een weeshuis woonden, werden ook wel pupillen genoemd.
Deel 1: Een standpunt vormen
Deel het lokaal in tweeën: de kant waar leerlingen gaan staan als ze het eens zijn met de stelling, en de kant waar ze gaan staan als ze het ermee oneens zijn. Laat nu één voor één de stellingen in de PowerPoint op het digibord zien. Bij elke stelling kiezen leerlingen of ze aan de ‘eens’ of ‘oneens’ kant gaan staan. Bespreek na elke stelling waarom de leerlingen op die plek zijn gaan staan. Waarom zijn ze het ermee eens of oneens? Nu de leerlingen elkaars mening hebben gehoord, zijn er leerlingen die alsnog hun antwoord willen aanpassen? Waarom wel of niet? Vraag de leerlingen om bij elke stelling op te schrijven welk antwoord ze hebben gekozen.
Deel 2: Is je mening veranderd?
Aan het einde van het project, nadat de leerlingen alle activiteiten en eventueel hun eigen onderzoeken hebben uitgevoerd, projecteer je de stellingen nogmaals op het digibord. Opnieuw bedenken de leerlingen bij iedere stelling of ze het ermee eens zijn of niet, en verdelen ze zich over het lokaal. Het gaat er daarbij echt om hoe ze er nu over denken, niet wat ze eerder dachten. Bespreek weer na waarom ze op die plek zijn gaan staan: waarom zijn ze het ermee eens of oneens?
Afronding
Vraag de leerlingen na deel 2 om de antwoorden die ze hebben gegeven in deel 1 van de activiteit er weer bij te pakken en bespreek deze samen na. Zijn ze van gedachten veranderd? En zo ja, waarom? Vonden ze het deze keer gemakkelijker of juist moeilijker om een kant te kiezen bij de stellingen? Waarom?
Verbinding met het thema
Het gaat in de stellingen vooral om het verschil tussen Nederlanders (of Europeanen) en de lokale bevolking. Als westerse, witte mensen met een vaak christelijke levensbeschouwing voelden Nederlanders in Nederlands-Indië zich vaak beter dan de lokale bevolking. Dit gevoel van superieur te zijn aan of verder ontwikkeld te zijn dan de lokale bevolking, werkte door in de organisatie van de koloniale samenleving. Natuurlijk waren er voorzieningen voor onderwijs en ziekenzorg voordat de Nederlanders Nederlands-Indië koloniseerden. Maar als koloniale machthebbers bepaalden zij dat scholen en zorginstellingen van Europese snit moesten zijn omdat dat beter zou zijn. Leerlingen kunnen zich op basis van de stellingen de vraag stellen of dat per definitie zo was.
Leerlingen kijken kritisch naar verschillende soorten bronnen en bepalen of deze geschikt zijn voor het beantwoorden van een onderzoeksvraag.
Subthema
Bronkritiek
Doelen
- Leerlingen leren dat bronnen niet neutraal zijn, maar altijd gemaakt (geschreven, verteld, vervaardigd) vanuit een (iemands, een specifiek) gezichtspunt (perspectief).
- Leerlingen leren dat bronkritiek nodig is om een koppeling te maken tussen een bron en de betrouwbaarheid van de informatie in die bron.
- Leerlingen ontdekken dat niet iedere bron geschikt is om antwoord te geven op iedere vraag.
- Leerlingen leren om verschillen tussen bronnen te benoemen en vast te stellen.
- Leerlingen leren welke vragen je kunt stellen om een bron te beoordelen.
Duur
45 minuten
Werkvorm
Klassikaal en in viertallen
Benodigdheden
Voorbereiding
Print voor ieder groepje een leesblad.
Activiteit
Deel 1: Betrouwbaarheid van bronnen
In activiteit 1 ‘Kinderen in Nederlands-Indië’ hebben de leerlingen een aantal bronnen bestudeerd over Nederlands-Indië. Maar hoe weet je nou hoe betrouwbaar een bron is? Dit gaan de leerlingen samen onderzoeken.
Verdeel de klas in viertallen en geef ieder groepje een leesblad. Als iedereen in het groepje de teksten heeft gelezen, beantwoorden de leerlingen met hun groepje de volgende vragen: Hoe oud denken ze dat Evi is? Wat zijn haar hobby’s? Hoe goed doet Evi haar klusjes thuis? En hoe goed denken de leerlingen dat Evi oplet in de klas?
Bespreek de antwoorden op de vragen klassikaal na, eventueel met behulp van de eerste vier dia’s van de PowerPointpresentatie. Hoe betrouwbaar vinden de leerlingen de bronnen over Evi? Maakt het daarbij uit wat je over haar wil weten? En maakt het uit welke persoon er over Evi vertelt? Welke bronnen vinden ze betrouwbaar als je wil weten hoe oud Evi is? Of dat ze goed oplet in de klas? En welke bronnen zijn het meest betrouwbaar als je wilt ontdekken wat haar hobby’s zijn, of dat ze haar klusjes goed doet? Waarom? Is er daarbij nog een verschil tussen een feit en iemands mening? Kunnen de leerlingen andere bronnen bedenken die kunnen helpen met het beantwoorden van de vragen over Evi? Wat voor soort bronnen zijn dat?
Deel 2: Een historische bron beoordelen
De laatste vier dia’s in de presentatie (6 t/m 9) kunnen gebruikt worden om samen een historische bron te beoordelen die bij het thema past. Vertel aan de hand van dia 6 en 7 (en de informatie in het aantekeningenvenster) over verschillende soorten bronnen en dat er verschil is tussen primaire en secundaire bronnen. Daarna bespreek je met dia 8 en 9 hoe je de bron zou kunnen gebruiken om antwoord te geven op een vraag, rekening houdend met de betrouwbaarheid van de bron. Beantwoord klassikaal de kijkvragen bij deze bron (dia 8 en 9).
Afronding
Leg uit dat je eigenlijk pas kunt zeggen of een bron betrouwbaar is als je weet welke vraag je wilt beantwoorden. Ook kan het uitmaken wanneer en waarom de bron gemaakt is. Je kunt je ook afvragen of de maker een goede reden heeft om dingen mooier te laten lijken dan ze zijn, of zelfs om te liegen.
Verbinding met het thema
Bronkritiek
Historici geven altijd uitleg over hun bronnen: waar komen deze vandaan? Wie heeft de bron gemaakt? Wanneer en in welke omstandigheden? Is dat gebeurd met een specifiek doel? Is de bron om een specifieke reden bewaard? Zijn er meer van zulke bronnen of gaat het om een unieke bron? We noemen dit bronkritiek: een kritische weging van de bronnen waar je mee werkt. De antwoorden op deze vragen laten zien vanuit welk gezichtspunt (perspectief) een bron is gemaakt, welke belangen er voor de auteur bij het maken van de bron speelden, en welk doel de auteur ermee probeerde te realiseren. Met die informatie kan de historicus de betrouwbaarheid van een bron bepalen. Die is nooit absoluut – er zijn geen honderd procent betrouwbare bronnen.
Brontypen en hun informatiewaarde
Historici gebruiken voor hun onderzoek verschillende soorten bronnen: teksten (handgeschreven of gedrukt, (on)gepubliceerd), beeldmateriaal (schilderijen, posters, foto’s, films, etc.), materiële bronnen (kleding, eetgerei, vervoersmiddelen, muziekinstrumenten, etc.) en geluidsbronnen (interviews, opnames, radio-uitzendingen, etc.). En tegenwoordig is er nog een vijfde groep: digitale bronnen. Denk aan allerlei websites, of online petities, en ook bronnencollecties die regionale archieven of het Nationaal Archief beschikbaar maken. Tijdens hun onderzoek kijken historici ook naar de samenhang van tekstuele, visuele en materiële aspecten van hun bronnen. Bijvoorbeeld bij een foto, die misschien in een album wordt bewaard met een handgeborduurde kaft, ingeplakt tussen andere foto’s, met een onderschrift.
Bronnen worden gebruikt om een (stukje van een) antwoord te vinden op een onderzoeksvraag. Iedere bron geeft informatie die relevant is voor de vraag, maar de aard van de informatie is heel verschillend. Een reglement met voorschriften over de opvoeding van de pupillen van het Vincentiusweeshuis geeft de norm weer: hoe het zou moeten zijn of gaan. Het interview met een broeder die er werkte, laat juist zien hoe het er in de praktijk aan toe ging.
Tip
Het boek Indische sporen: bronnen voor lerarenopleiders (2008) behandelt verschillende bronnen en methodes om in het onderwijs over het koloniale verleden in Nederlands-Indië te gebruiken.
Leerlingen oefenen met het bestuderen van historische bronnen voor het beantwoorden van een onderzoeksvraag. Dit kan in een echt archief of met geprinte bronnen op school.
Subthema
Duik het archief in
Doelen
- Leerlingen maken kennis met verschillende soorten historisch bronmateriaal.
- Leerlingen ervaren een ‘historische sensatie’ door te grasduinen in de bronnen.
- Leerlingen leren historische bronnen te gebruiken voor het beantwoorden van een vraag.
- Leerlingen leren dat vragen kunnen helpen om meer kennis op te doen over het verleden.
Duur
60 minuten
Werkvorm
In viertallen en klassikaal
Benodigdheden
- Zipbestanden ‘Inhoud archiefmappen 1, 2, 3, 4, 5 en 6 (deze is niet nodig als de activiteit in het archief van Sint Agatha wordt gedaan)
- Uitlegblad ‘Spiekbriefje voor de leraar’
- Archiefmap per groepje (hoe ouder, hoe beter)
- (Optioneel) Laptop of tablet met internet voor vraag 4
- (Optioneel) Uitgebreidere digitale kaart van Buitenzorg en link naar Google Maps voor vraag 4
Voorbereiding
Het is mogelijk om als school een bezoek te brengen aan het erfgoedcentrum Nederlands Kloosterleven in Sint Agatha en deze activiteit daar op locatie uit te voeren met de originele (materiële) bronnen (stuur een mail naar info@erfgoedkloosterleven.nl of bezoek www.erfgoedkloosterleven.nl). Alle bronnen zijn echter ook als printbare bestanden beschikbaar op onze site (het bij benodigdheden genoemde bestand ‘Inhoud archiefmappen’), zodat de activiteit ook prima op school uit te voeren is.
Besluit van tevoren of je de vragenkaarten en bronnen wilt verdelen over de groepjes, of dat je ervoor kiest om met de hele klas dezelfde vraag (of een selectie vragen) te beantwoorden. Houd bij het verdelen van vraagkaarten en bronnen rekening met het leesniveau van de leerlingen. Vraag 4 en 6 vergen het minste leeswerk (niveau A), terwijl vraag 1 en 2 redelijk veel tekst hebben (niveau B). Vraag 3 en 5 zijn alleen geschikt voor goede lezers (niveau C).
Print voor ieder viertal de inhoud van een archiefmap en stop deze in een (genummerde) archiefmap. Als niet ieder groepje een verschillende vraag beantwoordt, zorg dan dat je de inhoud van minstens drie verschillende archiefmappen print voor het grasduinen (zie activiteit). De bronnen zijn opgeslagen in een zipbestand, dat na het downloaden nog moet worden uitgepakt. Klik hiervoor met de rechtermuisknop op het bestand en kies voor ‘alles uitpakken’ of ‘extract all’ (in Windows). De printbestanden kunnen dubbelzijdig worden afgedrukt.
Activiteit
In deze activiteit gaan de leerlingen op onderzoek uit in een (digitaal) archief over het Vincentiusweeshuis in Nederlands-Indië. Verdeel de archiefmappen met bronnen over het lokaal en laat de leerlingen tien minuten ‘grasduinen’ door de (digitale) bronnen uit het archief. De leerlingen kunnen zo zelf ontdekken welke bronnen er allemaal beschikbaar zijn en wat hun nieuwsgierigheid oproept. Leerlingen kunnen de vragen nog even negeren. Let op dat de bronnen van de verschillende archiefmappen niet gehusseld worden. Bespreek na afloop van het grasduinen wat de leerlingen is opgevallen en hoe ze het vonden om deze bronnen te zien. Wat voor soort bronnen zijn ze tegengekomen? Zijn er dingen waar ze meer over willen weten?
Verdeel de klas in viertallen en geef ieder groepje een vragenkaart en de bijbehorende archiefmap met bronnen. Met behulp van de zoektips gaan de groepjes in de bronnen op zoek naar een antwoord op hun vraag. Mochten leerlingen niet goed weten wat ze moeten doen, help ze dan op weg met behulp van het spiekbriefje voor de leraar. Het is ook goed om te noemen dat in de historische bronnen voor dit weeshuis vaak het woord gesticht wordt gebruikt. Hoewel dit woord nu een negatieve connotatie heeft, betekende dat toen niet veel meer of minder dan ‘instelling’ of ‘instituut’. De leerlingen zullen ook het woord missie tegenkomen, hiermee wordt de locatie aangeduid waar de missionarissen aan het werk zijn. In dit geval is de missie dus het Vincentius-weeshuis. Met congregatie wordt de kloostergemeenschap bedoeld.
Afronding
Laat ieder groepje hun bevindingen presenteren aan de klas. Bespreek de antwoorden op de vragen en de ervaring van de leerlingen. Wat viel ze op bij het zoeken? Vonden ze het moeilijk om de antwoorden te vinden? Waren ze verbaasd over de antwoorden die ze hebben gevonden? Waarom wel of niet? Wat hebben ze bijgeleerd over de kinderen in Nederlands-Indië? Vertel dat je bij het bestuderen van bronnen altijd maar een klein stukje van het hele verhaal krijgt te zien. Als je een vraag wilt beantwoorden is het dus altijd belangrijk om je af te vragen of je al genoeg bronnen hebt of dat je op zoek moet naar meer. Meestal kunnen de bronnen die je hebt geen volledig antwoord op je vraag geven, maar ze geven wel een beeld. Hadden de leerlingen genoeg informatie om hun vraag goed te beantwoorden? Wat voor bronnen kunnen de leerlingen nog meer bedenken die kunnen helpen om het antwoord te vinden?
Verbinding met het thema
Door in contact te komen met historische bronnen over de geschiedenis van een concreet weeshuis in Nederlands-Indië wordt de nieuwsgierigheid van de leerlingen naar het verleden geprikkeld. Op basis van vragen verzamelen leerlingen tijdens deze activiteit informatie uit bronnen. Over het weeshuis, de pupillen die hier gescheiden van hun ouders opgevoed werden door katholieke missionarissen en de manieren waarop zij werden klaargestoomd voor de plek die zij in de koloniale samenleving zouden moeten gaan innemen.
Concreet brononderzoek is essentieel voor dit thema, waarover in de Nederlandse koloniale geschiedenis nog maar weinig bekend is. Fysieke omgang met de bronnen (kijken en zo mogelijk ruiken en aanraken) betekent een verbinding leggen met (iets uit) het verleden. Het helpt leerlingen inzien dat wij vanuit onderzoek in zulke bronnen het verleden kunnen leren begrijpen, en ook meer te weten kunnen komen van mensen/kinderen die toen hebben geleefd. Die kennis over dat verleden wordt gestuurd door vragen. Zo krijgen leerlingen ook een eerste indruk van verschillen tussen bronnen en daarmee van de verschillende mogelijkheden die onderzoekers hebben om met die bronnen hun vragen te beantwoorden.
Tip
Bij de meeste vragen is er een tweede printbestand met extra materiaal. Hierin kan extra informatie worden gevonden om de vraag uitgebreider te beantwoorden. De Wikipedia pagina over Cicurug is extra materiaal voor vraag 6.
- Als verdiepende stap kan er een koppeling worden gemaakt met activiteit 3 ‘Kun je alle bronnen geloven?’. Tijdens het bestuderen van de bronnen nemen de leerlingen mee wat ze hebben geleerd over bronkritiek. Voor iedere bron bepalen ze of ze deze betrouwbaar vinden voor het beantwoorden van hun vraag. Hiervoor kun je gebruikmaken van het werkblad ‘(On)betrouwbare bronnen’. Bij het nabespreken kun je hierover doorvragen: hebben we iedereen in het weeshuis gehoord in de bronnen? Wie hebben we nog niet gehoord? Hoe volledig is het antwoord dat de leerlingen hebben gevonden? Welke bronnen zouden er nog meer nodig zijn om een volledig beeld te krijgen?
- Als je leerlingen al enige ervaring hebben met het beantwoorden van een onderzoeksvraag met behulp van bronnen, dan kun je de activiteit uitbreiden met de concepten hoofdvraag en deelvraag. Vertel dat de antwoorden op de vragenkaarten samen het antwoord op de 82 Kinderen redden? hoofdvraag Wat was het Vincentius-weeshuis? vormen. Laat hierbij duidelijk naar voren komen dat er niet één juist antwoord is op een deel- of hoofdvraag. De leerlingen zullen allemaal stukjes informatie vind
- De bronnen van deze activiteit zijn ook geschikt voor het beantwoorden van een eigen onderzoeksvraag van de leerlingen. Daarbij kan ook het extra materiaal per archiefmap gebruikt worden. Bespreek met de leerlingen dat het goed zou kunnen dat ze het antwoord op hun zelfbedachte vraag niet kunnen vinden in de aangeleverde bronnen. Je kunt de leerlingen eventueel adviseren om een vraag te bedenken die aansluit bij de onderwerpen in een bepaalde archiefmap. Vraag de leerlingen wat voor (soorten) bron(nen) er nodig zou(den) zijn om wel een antwoord te krijgen op hun vraag. Een uitgebreid online archief waar de leerlingen eventueel verder kunnen zoeken is www.delpher.nl.
Deze theateractiviteit is ontwikkeld door Stichting Kula Skoro. Theaterdocent José Tojo
heeft tijdens de uitvoering van dit project op Daltonbasisschool De Borgwal in Bemmel deze activiteit
begeleid. Neem contact op met Stichting Kula Skoro om te informeren of ze ook kunnen langskomen op jullie school.
Leerlingen beelden samen een verhaal uit over een groep Nederlandse jongeren die met donaties op bezoek gaat bij het Vincentius-weeshuis in Nederlands-Indië. Door acteren kunnen kinderen zich inleven in de ervaring van zowel de weeskinderen als de jongeren die geld hebben ingezameld.
Subthema
Vorm je eigen mening
Doelen
- Leerlingen komen in aanraking met de scheve verhouding tussen gever en ontvanger en denken na over mogelijke oplossingen om meer balans daarin te krijgen.
- Leerlingen krijgen een beter begrip over het ontstaan en in stand houden van beeldvorming.
- Leerlingen ontdekken dat goedbedoelde hulpacties vanuit Nederland toch negatieve effecten kunnen hebben in een ander land.
Duur
120 minuten (exclusief voorbereiding van de begeleiders)
Werkvorm
In drie groepen en klassikaal
Benodigdheden
- Script ‘Vincentius-weeshuis’
- Activiteitbeschrijving
- Lijst met benodigdheden
- Gymzaal of klaslokaal met voldoende ruimte
- Video met dansinstructies
- Video’s 1 en/of 2 over het experiment van Harlow.
Voorbereiding
Deze activiteit vergt veel voorbereiding en is te lang om hier in zijn geheel te beschrijven. In de activiteitbeschrijving online vind je de uitgebreide instructies en een samenvatting van het verhaal. We raden aan om deze activiteit uit te voeren met vier begeleiders. Dit kunnen andere leraren of assistenten zijn, maar eventueel ook ouders die het leuk vinden om mee te helpen. Meer informatie over de taakverdeling voor de begeleiders vind je in de activiteitbeschrijving. In het bestand ‘Lijst met benodigdheden’ vind je een uitgebreide lijst van de rekwisieten samen met tips voor het kiezen van een ruimte (gymzaal of klaslokaal). Zorg verder dat je een script hebt voor alle leerlingen en begeleiders.
Activiteit
Voor het instuderen van het verhaal verdeel je de groep in drieën. Iedere groep krijgt de opdracht om een ander stuk van het verhaal voor te bereiden. Eén groep bedenkt een inzamelingsactie, een andere groep bereidt een Engelse les voor en de derde groep studeert een dans in. Voor één leerling is er een speciale rol. Die speelt de directeur van het weeshuis en heeft wat meer tekst om in te studeren.
Bij het voorbereiden krijgen de leerlingen alvast de kans om zich in hun eigen rol in te leven. Pas tijdens de opvoering van het hele verhaal zullen ze doorkrijgen wat de andere groepen hebben gedaan en zullen ze ontdekken dat die misschien wel een andere ervaring hebben dan zij.
Verbinding met het thema
De onderzoekende activiteiten in dit project geven een goed beeld van historisch onderzoek. Leerlingen maken kennis met archiefonderzoek en het beoordelen van bronnen. Ook leren leerlingen meer over het specifieke thema van het onderzoek: weeshuizen in Nederlands-Indië. De uit de teksten gehaalde informatie kan voor de kinderen echter nog een wat vlak beeld opleveren. Waar voor geoefende onderzoekers een duidelijk beeld opdoemt over de omstandigheden in de weeshuizen en de motivatie van de verschillende mensen die daarbij betrokken waren, weten kinderen deze gelaagdheid waarschijnlijk nog niet uit de teksten te halen. Om een gelaagder beeld van de omstandigheden in de weeshuizen te krijgen en de omstandigheden aldaar beter invoelbaar te maken is theater erg geschikt. Daarbij is deze theateractiviteit zo gemaakt dat leerlingen ook meer inzicht krijgen in de spanning die bestaat tussen motieven en ervaringen van weldoeners en de ervaringen van hen die ontvangen. Het draagt daarmee dus bij aan kritische beschouwing van de geschiedenis zoals die in bronnen beschreven staan en is daarmee bij uitstek een activiteit die past bij een project over historisch onderzoek.
Hieronder vertellen leerkrachten Stijn Maresch en Dean van Holten en directeur Christine van Mullem van Daltonbasisschool De Borgwal in Bemmel over hun ervaringen in de klas.
“Samen met wetenschappers Marit, Maaike en Marleen hebben wij dit project ontwikkeld. Het thema betrof een weeshuis in Indonesië, het Vincentius-gesticht. De samenwerking met de drie onderzoekers verliep erg prettig. Ze zijn langsgekomen in de klas en hebben zelfs een uitje georganiseerd naar het Sint Agatha klooster, waar ze op een aangrijpende manier de leerlingen leerden om bronnenonderzoek te doen in archiefstukken.”
Prof. dr. Marit Monteiro kijkt mee terwijl leerlingen van De Borgwal in het Sint Agatha klooster de bronnen induiken. (Foto: Jimmy Israel)
“Wat de leerlingen het leukst vonden, waren de activiteiten zoals de theateractiviteit en het uitje naar het Sint Agatha klooster. Voorafgaand aan de uitvoer van het project vonden we het onderwerp erg theoretisch. Het was dus een uitdaging om de stof om te toveren tot concrete activiteiten waarmee de leerlingen op een actieve manier aan de slag konden gaan. Vooral de theateractiviteit was leuk omdat deze afwijkt van de reguliere lessen. Daarbij wist de theaterdocent de leerlingen enorm te enthousiasmeren. Het is dus gelukt door middel van de activiteiten om de vergaarde kennis over het thema toepasbaar en tastbaar te maken. Het deelnemen aan het project geeft ons als leerkrachten handvatten om onderzoekend leren ook in de reguliere lessen vaker toe te passen. Ook hebben wij ervaren dat het meerwaarde heeft om de gehele onderzoekcyclus samen met de leerlingen te doorlopen. De leerlingen worden nieuwsgierig gemaakt om vervolgens op basis van zowel hun voorkennis als de nieuwe stof met hun eigen onderzoek aan de slag te gaan.”
“Wat de leerlingen onder andere van het project hebben geleerd is enerzijds het uitpluizen van archieven en anderzijds het onderbouwen van hun eigen meningen. Tijdens het uitje naar het klooster hadden de wetenschappers negen archiefdozen meegenomen. Deze waren gevuld met handgeschreven reisverslagen met fonetische woorden en oude foto’s van de klaslokalen in het weeshuis. Dit had meerwaarde omdat dit andere bronnen zijn dan de leerlingen gewend zijn. Ondanks dat de leerlingen het een pittige uitdaging vonden, gingen ze met gerichte zoekvragen enthousiast aan de slag. Dit leidde tot interessante gesprekjes en vragen, zoals of de leerlingen wel of niet opgevoed zouden willen worden door een missionaris in een weeshuis. De leerlingen leerden hun eigen meningen te onderbouwen met de informatie uit de archieven en spiegelden dit aan hun eigen leefwereld. Dit is wat onderzoekend leren biedt, namelijk de stof leren toepassen en hierop reflecteren in plaats van een vooraf bepaald antwoord opgelegd krijgen. Ook konden de wetenschappers vanuit hun expertise antwoord geven op alle vragen van de nieuwsgierige leerlingen. Tot slot zijn de leerlingen op bezoek geweest bij de Radboud Universiteit en hebben ze een wetenschappelijke lezing bijgewoond van de wetenschappers. Dit is voor velen een ervaring voor het leven.”
Ga je aan de slag met een thema dan is het goed om de leidraad onderzoekend leren eerst te lezen. Aan de hand van de zeven stappen van onderzoekend leren laten we je zien hoe je een project in de klas kunt vormgeven. Daarnaast vind je in de leidraad ook hulpmiddelen die je helpen om de activiteiten uit te voeren in de klas.
Afleveringen en filmpjes
- Filmpje van Het Klokhuis over Indonesië
- Filmpje van Het Klokhuis over racisme
- De website indo-in-indonesie.com bevat tientallen korte filmpjes en geluidsopnamen waarin mensen van gemengd Aziatisch-Europese afkomst (indo’s) vertellen over hun jeugd en Europese opvoeding in koloniaal Nederlands-Indië
- Filmpje van NOS ter gelegenheid van 75 jaar bevrijding Nederlands-Indië (2020)
- Filmpje van SchoolTV over Max Havelaar en de dingen die hij heeft gezien in Nederlands-Indië
- Filmpje van SchoolTV over de geschiedenis van Indonesië
- Kind in Indië: een project waarvoor Indische mensen zijn geïnterviewd die hun jeugd in koloniaal Indonesië hebben doorgebracht
Online en educatieve initiatieven
- Boek (voor leraren): C. Achour-Vuurman (2008). Indische sporen: Bronnen voor lerarenopleiders
- Inclusief Indië, een initiatief van het Indisch Herinneringscentrum en voor iedereen die zich wil verdiepen in de geschiedenis van Nederlands-Indië en Indonesië
- Het Indisch Herinneringscentrum ontwikkelt ook lesmateriaal
- De Indische school: lesbrieven en educatief programma rond de Indische (cultuur)geschiedenis en (post)koloniale geschiedschrijving
(Populair)wetenschappelijk
- Suze Zijlstra (2021). Een verborgen Nederlands-Indische familiegeschiedenis
- Geertje Mak (2017). Huishouden in Nederlands Nieuw-Guinea (pdf)
- Artikel over kinderen van Nederlandse soldaten en Indo-Europese en Javaanse vrouwen in Nederlands-Indië/Indonesië die in weeshuizen terechtkwamen
Ontwikkeld door
Het project ‘Kinderen redden?’ is in het schooljaar 2021-2022 ontwikkeld door een team van onderzoekers van de Radboud Universiteit, basisschoolleraren en het WKRU.
Onderzoekers Radboud Universiteit
Marit Monteiro, Maaike Derksen en Marleen Reichgelt.
School
Daltonbasisschool De Borgwal in Bemmel: Christine van Mullem, Karen Hendriks, Gerda Siersema, Stijn Maresch en Dean van Holten.
Vanuit het Wetenschapsknooppunt hebben meegewerkt
Hanne Kause, Jan van Baren-Nawrocka & Sanne Dekker.
Ontdek ons nieuwste lesmateriaal
Verhalen uit de slavenregisters
Met behulp van dit lespakket gaan leerlingen uit groep 7 en 8 zelf op speurtocht…
Meer lezenHerinneringen aan de honger
Tijdens deze twee lessen kruipen leerlingen van groep 7 en 8 in de huid van…
Meer lezenTaalboekje ’Spelen met taal’
Ontdek hoe leuk taal kan zijn! Kinderen kunnen met dit taalboekje zelfstandig aan de slag…
Meer lezenNieuwsbrief
Samen met leraren en wetenschappers hebben we sinds 2009 een schat aan kennis verzameld die we graag met je delen. Je vindt ons lesmateriaal en alle verdiepende informatie over onderzoekend leren op deze website. Wil je weten wanneer er nieuw lesmateriaal beschikbaar komt? Of wanneer er activiteiten plaatsvinden waar je aan kunt deelnemen? Schrijf je dan in voor onze nieuwsbrief!
Veelgestelde vragen
Ja, bekijk hier al onze kindercolleges (~10 min) van topwetenschappers van de Radboud Universiteit. Je kunt uit een heleboel onderwerpen kiezen, variërend van kunstgeschiedenis tot het Higgsdeeltje. Ook kun je samen met je leerlingen videoportretten van wetenschappers bekijken. Daarin worden prijswinnende onderzoekers geïnterviewd door basisschoolleerlingen, waardoor zij hen persoonlijk leren kennen. Deze video’s zijn perfect om het stereotype beeld van wetenschappers te doorbreken en de afstand tot wetenschappers te verkleinen.
Wil je leerlingen uitdagen om hun onderzoeksvaardigheden te ontwikkelen? Bekijk dan hier al onze informatie en hulpmiddelen voor leraren. In onze uitgebreide leidraad ontdek je welke stappen leerlingen doorlopen bij het opzetten van een eigen onderzoek. Ook laten we zien hoe je dit als leraar praktisch kunt begeleiden. We raden aan om altijd klein te beginnen en de nieuwsgierigheid van leerlingen centraal te stellen. Wil je je inhoudelijk verder verdiepen in onderzoekend leren? Duik dan vooral in onze rijke database van publicaties en hulpmiddelen! Deze helpen je om zowel inhoudelijk als praktisch goed voorbereid te zijn.
Al ons lesmateriaal is gratis online beschikbaar. Je kunt dit downloaden en zelf printen. Bekijk hier welke materialen ook fysiek te bestellen zijn, zolang de voorraad strekt.
De lesmaterialen zijn geschikt voor alle leerlingen in groep 6, 7 en 8 van het basisonderwijs. Ze kunnen ook ingezet worden bij plusklassen. In sommige thema’s zit wat meer uitdaging. Soms vermelden wij op het lesmateriaal dat het meer voor groep 6/7 of juist groep 7/8 geschikt is. Kijk het materiaal eerst goed door, dan kun je vaak zelf goed inschatten of het aansluit bij het niveau van je klas.
Al onze lesmaterialen voor het basisonderwijs zijn op deze website te vinden. Bij elk thema is duidelijk uitgelegd hoe je het thema praktisch de klas in kunt brengen. Soms zijn het projecten die uit een aantal lessen bestaan. Deze projecten kun je heel goed gebruiken om leerlingen eigen onderzoek te laten doen. Voorbeelden van eigen onderzoek door leerlingen zijn in dat geval te vinden in het lesmateriaal. Heb je minder tijd beschikbaar? Kijk dan eens naar de lespakketten ‘Herinneringen aan de honger’, ‘Verhalen uit de slavenregisters’, of het boekje ‘Spelen met taal’. Deze lessen zijn in slechts een paar uur uit te voeren. Bovendien kosten ze jou als leraar heel weinig voorbereidingstijd.
Het lesmateriaal van het Wetenschapsknooppunt is ontwikkeld met geld vanuit de Radboud Universiteit, het Radboudumc en diverse subsidieverstrekkers zoals NWO. Zij vinden het belangrijk om de nieuwsgierigheid en onderzoekende houding van kinderen al op jonge leeftijd te stimuleren. Door het lesmateriaal gratis aan te bieden, kan iedereen er gebruik van maken en wordt wetenschap iets van iedereen.