Medicijn voor kinderen

Ontdek hoe een nieuwe oplosbare pil kinderen met hiv kan helpen en wat voor onderzoek komt kijken bij het ontwikkelen van zo’n pil.

Hier staan verschillende activiteiten beschreven om op een onderzoekende manier met het thema aan de slag te gaan. Alle activiteiten staan ook beschreven in het boekhoofdstuk dat je via de knop kunt downloaden en eventueel kunt printen. In het boekhoofdstuk staat bovendien een inhoudelijke paragraaf, waarin het onderzoek naar dit thema uitgebreid wordt beschreven.

Tijdsduur: zie activiteiten

Videoportret van de onderzoekers

Lezing voor kinderen

Lezing voor leraren

In deze activiteit stimuleren leerlingen de werking van hiv-medicatie tegen viruscellen in het bloed door een tikspelletje.

Subthema’s

  • De juiste dosis
  • Resistentie

Doelen

  • Leerlingen leren dat hiv-cellen zich kunnen vermenigvuldigen en dat hierbij het afweersysteem van de patiënt beschadigd raakt.
  • Leerlingen leren dat hiv-medicijnen de vermenigvuldiging van viruscellen afremmen.
  • Leerlingen leren dat de dosis van een medicijn hoog genoeg moet zijn om effect te hebben.
  • Leerlingen ontdekken dat een virus resistent kan worden voor een bepaald medicijn.

Duur
60 minuten

Werkvorm
Klassikaal

Benodigdheden

  • Ruimte waarin leerlingen kunnen rennen
  • Stevig gekleurd papier (A5, kan ook dubbelgevouwen A4 zijn) om de verschillende rollen mee aan te duiden. Je hebt vier blauwe, zestien groene, zestien gele, zestien rode en zestien witte vellen nodig.
  • Printblad ‘Rollen’ (enkelzijdig geprint)
  • Tape of andere markering

Voorbereiding op het thema
Als voorbereiding op dit project raden we aan om het met de klas te hebben over hiv en hoe je besmet kunt raken. Dit is belangrijk om angst en vooroordelen te voorkomen. Hiervoor zijn deze video van SchoolTV over hiv of het boek ‘Brenda heeft een draakje in haar bloed’ van Hijltje Vink een goed startpunt.

Voorbereiding activiteit
Er zijn in deze activiteit vijf rollen: afweercellen, viruscellen, afgezwakte viruscellen, resistente viruscellen en medicijnen. Markeer aan de zijkant van de ruimte met tape een tik-vrij vak van twee bij twee meter waar leerlingen zelf de rollen kunnen pakken. Leg hier de stapels gekleurde vellen klaar en hang bij iedere stapel een afbeelding van de juiste rol. Zo is het vanuit het veld direct zichtbaar waar welke rollen liggen. De verdeling van kleuren is als volgt: afweercellen: wit; viruscellen: groen; afgezwakte viruscellen: geel; resistente viruscellen: rood; medicijnen: blauw.

Activiteit 
In deze activiteit simuleren de leerlingen samen een hiv-besmetting met behulp van een tikspelletje. Ze beelden de situatie binnenin een lichaam uit: er zijn afweercellen, viruscellen en medicijndeeltjes. Het spel bestaat uit vier rondes, waarbij er in elke ronde steeds een nieuw concept wordt geïntroduceerd.

Ronde 1: Een patiënt is besmet met hiv
Leg uit dat jullie in deze ronde simuleren hoe het hiv-virus zich verspreidt in het lichaam van een patiënt. Het hiv-virus bestaat uit viruscellen, die het lichaam van de patiënt zijn binnengedrongen en zich verplaatsen via het bloed. De viruscellen kunnen zich vermenigvuldigen. Ze kunnen namelijk de afweercellen, die het virus proberen uit te schakelen, gebruiken als kopieermachine. De afweercel gaat daarna kapot. Er komen daardoor steeds meer viruscellen en steeds minder afweercellen in het bloed. De patiënt heeft de afweercellen nodig om zich te beschermen tegen andere infecties. Als er te weinig afweercellen in het bloed zitten, kan de patiënt doodgaan aan deze infecties.

In deze ronde komen alleen de rollen ‘viruscel’ en ‘afweercel’ voor. Laat de helft van de klas, uitgaande van een klas van twintig à dertig leerlingen, observeren vanaf de zijkant. De andere leerlingen doen mee met het tikspel. Wijs twee leerlingen aan die starten als viruscellen en geef ze allebei een groen vel. De overgebleven leerlingen starten als afweercellen en krijgen ieder een wit vel. Leg onderstaande regels uit en laat de leerlingen de simulatie uitvoeren.

Basisregels:

  • Alle cellen bevinden zich in het bloed en kunnen vrij bewegen (rondrennen).
  • Alle viruscellen (groen) kunnen afweercellen (wit) tikken. Als een afweercel getikt is, dan vermenigvuldigt de viruscel zich en gaat de afweercel dood. De aangetikte leerling loopt naar het tik-vrije vak en haalt daar een groen vel voor de rol ‘viruscel’.
  • Maak twee vakken: een vak waarin getikt mag worden en een tik-vrij vak waarin groene vellen liggen.
  • Het spel eindigt wanneer er geen afweercellen meer over zijn

In deze ronde zal al snel blijken dat er alleen nog maar viruscellen overblijven. Vraag aan de leerlingen die hebben geobserveerd wat ze denken dat dit betekent. Het juiste antwoord is dat het virus zich ongehinderd heeft kunnen vermenigvuldigen en alle afweercellen heeft vernietigd. Omdat deze cellen nodig zijn om te overleven, overleeft de patiënt deze ronde niet.

Ronde 2: Medicijnen brengen het virus onder controle
In de vorige ronde hebben de leerlingen ervaren dat, als er niets gedaan wordt om het virus terug te dringen, het virus zijn vrije gang kan gaan in het lichaam van de patiënt. Vertel dat er gelukkig medicijnen tegen hiv bestaan die de vermenigvuldiging van de viruscellen afremt. Hierdoor gaan er minder afweercellen kapot. Dat gaan jullie in deze ronde simuleren.

Deze rollen komen voor:

  • Viruscellen (groen)
  • Afweercellen (wit)
  • Medicijnen (blauw)
  • Afgezwakte viruscellen (geel)

Verdeel opnieuw de rollen. De helft van de groep observeert vanaf de zijlijn, vier leerlingen zijn medicijndeeltjes, twee leerlingen zijn viruscellen en de rest van de leerlingen zijn afweercellen. Naast de basisregels zijn er ook twee nieuwe regels. Leg deze uit en laat de leerlingen weer de simulatie uitvoeren.

Extra regels:

  • De medicijnen (blauw) kunnen de viruscellen (groen) tikken. Als een viruscel getikt is door een medicijn, dan wordt deze afgezwakt en kan die zich niet meer vermenigvuldigen. De aangetikte leerling loopt naar het tik-vrije vak en haalt daar een geel vel voor de rol ‘afgezwakt virus’. Een afgezwakt virus kan geen afweercellen meer tikken. De leerling blijft rondlopen tussen de andere leerlingen.
  • Het spel eindigt wanneer er geen afweercellen meer over zijn, of wanneer alle viruscellen afgezwakt zijn.

Bespreek met de leerlingen die hebben geobserveerd wat er deze keer gebeurde in het spel. De leerlingen hebben gezien dat de medicijnen snel genoeg hun werk konden doen en dat de viruscellen afgezwakt waren voor ze alle afweercellen kapot hebben gemaakt. Het virus is onder controle en de patiënt heeft deze ronde overleefd.

Ronde 3: De dosis medicijnen is te laag
Deze ronde is precies als de vorige ronde, maar deze keer heeft de patiënt niet voldoende medicijnen ingenomen. De dosis medicijnen is te laag. Nu speelt maar één leerling de rol van medicijn, drie leerlingen zijn viruscellen en de rest van de leerlingen zijn afweercellen. Verdeel de rollen en laat de leerlingen de simulatie uitvoeren. Het zal niet lukken om de viruscellen genoeg af te zwakken en ze verspreiden zich alsnog door het hele lichaam. De patiënt overleeft deze ronde niet.

Ronde 4: Viruscellen worden resistent
Vertel dat als een patiënt te weinig medicijnen gebruikt of vaak het medicijn vergeet te nemen, het kan zijn dat de viruscellen hiervan leren. Ze worden dan niet meer verzwakt door de medicijnen en kunnen zich blijven vermenigvuldigen. De viruscellen zijn dan resistent geworden. In deze ronde zijn er naast afweercellen, medicijnen en viruscellen ook resistente viruscellen in het lichaam van de patiënt.

In deze ronde komen alle rollen voor. Verdeel de rollen als volgt: de helft van de leerlingen observeert, één leerling is een viruscel (groen), één leerling is een resistente viruscel (rood), vier leerlingen zijn medicijnen (blauw) en de rest van de leerlingen zijn afweercellen (wit). In deze ronde komen er weer twee regels bij. Leg de nieuwe regels uit en laat de leerlingen een laatste keer de simulatie uitvoeren.

Extra regels:

  • Een resistente viruscel (rood) kan niet getikt worden door medicijnen.
  • Een resistente viruscel kan wel afweercellen tikken en daardoor nieuwe resistente viruscellen maken. De aangetikte leerling loopt naar het tik-vrije vak en haalt daar een rood vel voor de rol ‘resistente viruscel’.

Bespreek na wat er gebeurde. Hoewel er in principe genoeg medicijnen in het spel waren om de patiënt gezond te krijgen, net als in ronde 2, winnen de viruscellen toch. De resistente viruscellen konden zich blijven vermenigvuldigen en de patiënt overleeft deze ronde ook niet.

Afronding
Bespreek de simulatie na met de leerlingen. In rondes twee en drie hebben de leerlingen kunnen zien dat de dosis van de medicijnen erg belangrijk is. Als een patiënt genoeg medicijnen neemt, dan blijft het virus onder controle. Neemt een patiënt te weinig medicijnen, dan is de dosis te laag en lukt het niet om het virus onder controle te krijgen. Noem ook dat de medicijnen die er nu bestaan tegen hiv er helaas niet voor kunnen zorgen dat de viruscellen verdwijnen uit het lichaam. Er zullen altijd afgezwakte viruscellen achterblijven. Als een patiënt stopt met medicijnen nemen, dan kunnen de viruscellen weer aansterken en zich toch weer gaan vermenigvuldigen. Wel kunnen mensen gewoon oud worden met een klein aantal viruscellen. Bovendien zorgen de medicijnen ervoor dat een patiënt niet meer besmettelijk is. Om de ziekte onder controle te houden, moet een patiënt dus zijn of haar hele leven medicijnen blijven nemen. Dit is niet zonder risico’s. In ronde vier hebben de leerlingen ervaren dat als iemand te weinig verschillende of een te lage dosis medicijnen neemt, het virus resistent kan worden. Leg uit dat dit de reden is dat hiv-patiënten altijd meerdere verschillende medicijnen tegelijk nemen. Hierdoor is er een kleinere kans dat het virus resistent wordt.

Verbinding met het thema
Het hiv-virus kan zich niet zelf vermenigvuldigen. Het vermenigvuldigt zich doordat het zich in het lichaam laat opnemen in de afweercellen en die cellen gebruikt om zich te laten vermenigvuldigen. De afweercel gaat daarna dood. We kunnen hiv (nog) niet genezen, maar er zijn wel medicijnen ontwikkeld die de vermenigvuldiging van het virus in het lichaam remmen. We noemen deze antiretrovirale medicijnen. Deze medicijnen remmen de verschillende stappen die nodig zijn voor de vermenigvuldiging van het virus. Daardoor gaan er minder afweercellen kapot, waardoor het afweersysteem weer beter gaat werken en mensen met hiv minder snel ziek worden. Tijdens het vermenigvuldigen kan het virus zichzelf ook veranderen, zodat het ongevoelig wordt voor een specifiek medicijn. Dat noemen we resistentie. Dit effect kan worden tegengegaan door meerdere medicijnen tegelijk te nemen. Mensen met hiv moeten tenminste twee, meestal drie, verschillende medicijnen, iedere dag, gedurende hun hele leven, gebruiken.

Tip
Markeerpionnen zijn ook erg geschikt om de verschillende rollen mee aan te geven, in plaats van gekleurd papier. Deze zijn verkrijgbaar in de juiste kleuren en niet heel duur in de aanschaf.

Leerlingen experimenteren met concentraties en ontdekken dat de juiste dosis van een medicijn afhangt van hoe groot je bent.

Subthema
De juiste dosis

Doelen

  • Leerlingen leren dat de concentratie van een medicijn in je bloed wordt bepaald door de dosis die je neemt.
  • Leerlingen ontdekken dat kinderen een lagere dosis nodig hebben om dezelfde concentratie van een medicijn in het bloed te krijgen dan volwassenen.
  • Leerlingen leren dat je verhoudingen kunt gebruiken om concentraties te berekenen.

Duur
60 minuten

Werkvorm
In drie- of viertallen

Benodigdheden

  • Groot glas of maatbeker van minstens 300 ml (doorzichtig, niet gekleurd)
  • Sticker

Per groepje:

  • Kan met water
  • Gekleurde limonadesiroop
  • Groot waterglas van 250 ml (doorzichtig, niet gekleurd)
  • Klein waterglas van 150 ml (doorzichtig, niet gekleurd)
  • Shotglas van 50 ml (doorzichtig, niet gekleurd)
  • Maatbeker voor het water
  • Kleine maatcilinder of spuitje (van ongeveer 10 ml) voor de siroop
  • Staafje of lepel om te mengen
  • Werkblad ‘De juiste verhouding’

Voorbereiding
Vul van tevoren de maatbeker of het grote glas met 300ml water en voeg hier 15 ml limonadesiroop aan toe. Plak een sticker met de tekst ‘voorbeeld’ op het glas en zet het op een centrale plek in het lokaal. Dit glas representeert de juiste dosis medicijn (in dit geval limonadesiroop) voor een volwassene.

Activiteit
In deze activiteit onderzoeken de leerlingen wat de juiste hoeveelheid limonadesiroop is voor drie verschillende formaten glazen. Het doel is dat ieder glas uiteindelijk precies dezelfde kleur limonade heeft als het voorbeeld.

Verdeel de klas in drie- of viertallen en geef ieder groepje de kan met water, limonadesiroop en de drie verschillende maten glazen. Ieder groepje vult nu hun glazen met water, waarbij ze nog wat ruimte overlaten voor de limonadesiroop. Hierna proberen de leerlingen om in ieder glas dezelfde kleur (concentratie) limonade te krijgen als het voorbeeld. Laat ze zelf onderzoeken hoe ze dit het beste kunnen doen. Bespreek na wat de leerlingen hebben ontdekt. Hoe hebben de leerlingen het aangepakt? Hadden alle drie de glazen evenveel limonadesiroop nodig? Hoe zou dat komen?

Laat de leerlingen hun glazen leeggooien. Het voorbeeld blijft wel staan. Deel vervolgens de werkbladen, maatbekers en maatcilinders of spuitjes uit. Vertel dat er in het voorbeeld 300 ml water en 15 ml limonadesiroop zit. Laat de groepjes aan de hand van het werkblad ontdekken hoeveel siroop ze nodig hebben voor ieder van de drie glazen. Opnieuw vullen ze de drie verschillende glazen. Deze keer meten ze ook hoeveel water er in ieder glas gaat. Met behulp van de verhoudingstabel rekent ieder groepje vervolgens uit hoeveel limonadesiroop er exact in de glazen moet om dezelfde concentratie te krijgen als het voorbeeld. Uiteindelijk meten ze voor ieder glas de juiste hoeveelheid limonadesiroop af en voegen dit toe aan het water. Als hun berekeningen goed zijn, heeft ieder glas nu exact dezelfde kleur gekregen als het voorbeeld.

Afronding
Leg uit dat de leerlingen met behulp van de verhoudingstabel hebben uitgerekend welke verhouding tussen het water en de limonadesiroop nodig was om de juiste kleur te krijgen. Deze verhouding wordt ook wel de concentratie genoemd. Hoe meer limonadesiroop, hoe donkerder de kleur en hoe groter de concentratie siroop. Vertel dat dit ook zo werkt met medicijnen. Als je een medicijn inneemt, dan komen de medicijndeeltjes uiteindelijk terecht in je bloed. Via je bloed worden de medicijndeeltjes verder verspreid door je lichaam. Hoe meer medicijndeeltjes er in je bloed zitten, hoe hoger de concentratie deeltjes in je bloed. En deze concentratie moet precies goed zijn. Om hetzelfde effect van de medicijnen te krijgen, moet je daarom rekening houden met hoe groot iemand is. Een kind heeft namelijk minder bloed dan een volwassene en heeft daarom ook minder van een medicijn nodig om hetzelfde effect te krijgen.

Verbinding met het thema
Omdat kinderen kleiner zijn dan volwassen mensen, kunnen kinderen met hiv niet zomaar dezelfde tabletten als volwassenen krijgen. Er moet daarom voor kinderen met hiv voor ieder medicijn worden onderzocht welke dosis er wel gegeven moet worden. Een dosis is de hoeveelheid van het medicijn. Kinderen krijgen dus een lagere dosis dan volwassen mensen en niet alle kinderen moeten dezelfde dosis hebben. Kinderen van een jaar oud die ongeveer vijf kilogram wegen krijgen vaak een lagere dosis dan kinderen van 10-11 jaar die ongeveer dertig kilogram wegen. Ook als je langer en zwaarder bent, moet je meer van een medicijn nemen. In hun onderzoek hebben David Burger en Angela Colbers de bloedconcentraties van het middel dolutegravir in het bloed van kinderen vergeleken met die van volwassen mensen. Hiermee hebben ze de juiste dosis bepaald voor verschillende leeftijdsgroepen.

Tips

  • Als er niet voldoende materialen zijn, kun je de leerlingen ook in grotere groepjes verdelen.
  • De grootte van de glazen hoeft niet exact overeen te komen met wat er bij ‘Benodigdheden’ staat. Het gaat erom dat bekend is hoeveel water in een glas is gedaan, zodat er met verhoudingstabellen gerekend kan worden. Zorg wel voor verschillende groottes, zodat de leerlingen kunnen oefenen met verschillende doses.

Leerlingen onderzoeken met een blind experiment welke smaak het beste werkt om de bitterheid van een medicijn te maskeren.

Subthema
De smaak van medicijnen

Doelen

  • Leerlingen leren dat er aan medicijnen vaak een smaak wordt toegevoegd om een onprettige smaak te maskeren.
  • Leerlingen ontdekken dat meningen over wat een goede smaak voor medicijnen is kunnen verschillen.
  • Leerlingen maken kennis met een blind experiment.
  • Leerlingen ervaren dat de uitkomsten van een experiment kunnen variëren en het daarom belangrijk is om veel proefpersonen te hebben in een onderzoek.

Duur
60 minuten

Werkvorm
In viertallen

Benodigdheden

  • Kurkumapoeder
  • Yoghurt
  • Twee smaken vla, bijvoorbeeld vanille en frambozen. Zorg dat de vla geen stukjes heeft.

Per groepje:

  • Drie kommetjes of bekertjes
  • Drie theelepeltjes
  • Blinddoek

Voorbereiding
Zet voor ieder groepje drie kommetjes of bekertjes klaar. Vul één met een bodem yoghurt, één met een bodem vanillevla en één met een bodem frambozenvla. Voeg vervolgens aan ieder kommetje een halve theelepel kurkumapoeder toe en roer dit goed door. Pas op met het kurkumapoeder, dit kan lastig te verwijderen vlekken maken. Hierom adviseren wij deze voorbereidende stap zelf te doen.

Activiteit
Vraag de leerlingen of ze al eens medicijnen gebruikt hebben. Hadden die medicijnen een smaak? Zo ja, welke? En vonden de leerlingen deze smaak lekker of hadden ze liever iets anders gehad? Waarom? Vertel dat medicijnen vaak onprettig smaken. Om die onprettige smaak te maskeren, wordt er veelal een prettigere smaak aan het medicijn toegevoegd. Welke smaak zou volgens de leerlingen  geschikt zijn om toe te voegen aan een bitter medicijn? Zijn de leerlingen het eens? Zouden ze een andere keuze maken voor een medicijn dat je één keer neemt, dan voor een medicijn dat je elke dag neemt voor een hele lange tijd? Waarom wel/niet?

Vertel dat jullie met de klas in deze activiteit gaan onderzoeken welke smaak mensen het meest geschikt vinden: frambozenvla, vanillevla of yoghurt. In plaats van een echt medicijn, gebruiken jullie kurkumapoeder dat een bittere smaak heeft. Leg uit dat ieder groepje straks op zoek gaat naar proefpersonen (binnen of buiten de school). Ze leggen iedere proefpersoon uit dat ze onderzoeken welke smaak mensen het beste vinden voor een medicijn. Daarna wordt de proefpersoon geblinddoekt en proeft een hapje van ieder mengsel op een theelepel. Vervolgens stellen de leerlingen de proefpersoon twee vragen:

  • Hoe lekker vind je iedere smaak? (1 = heel vies, 2 = beetje vies, 3 = neutraal, 4 = beetje lekker, 5 = heel lekker)
  • Welke smaak vind je het best als je dit als medicijn een jaar lang elke dag moet innemen?

Benadruk dat de proefpersonen een blinddoek dragen, zodat ze van tevoren niet weten welke smaak ze krijgen. Vraag de leerlingen waarom ze denken dat dit is. Vertel dat de resultaten van het onderzoek hierdoor eerlijker zullen zijn. Als je al weet wat je eet, dan kan dat invloed hebben op wat je proeft en wat je lekkerder vindt. Als jij het idee hebt dat je vanillevla lekkerder vindt dan yoghurt en je weet wat je proeft, dan kan het zijn dat je de vanillevla lekkerder blijft vinden, terwijl je bij blind proeven toch yoghurt lekkerder blijkt te vinden.

Verdeel de klas nu in viertallen en geef ieder groepje drie kommetjes met de verschillende smaken, drie lepeltjes en een blinddoek. Laat ieder groepje eerst nadenken hoe ze de resultaten willen opschrijven. Ook verdelen ze onderling de rollen. Eén leerling legt het onderzoek uit aan de proefpersoon en stelt de vragen. Twee leerlingen helpen samen de proefpersoon met de blinddoek en het nemen van de hapjes. De laatste leerling zorgt ervoor dat alle resultaten worden opgeschreven. Vertel de groepjes dat ze tussen de proefpersonen door de lepeltjes moeten afwassen. Als ieder groepje minstens vijf proefpersonen heeft gevonden, verwerken ze met hun groepje de resultaten. Als een groepje er niet uitkomt, kun je ze op weg helpen. Ze kunnen voor iedere smaak berekenen wat het gemiddelde cijfer is dat proefpersonen hebben gegeven. Ook kunnen ze tellen hoe vaak iedere smaak is gekozen voor het medicijn.

Afronding
Bespreek de resultaten van de verschillende groepjes klassikaal. Welke smaak vinden de proefpersonen het lekkerst? Komt dit overeen met de smaak die proefpersonen kiezen voor het medicijn, als ze weten dat ze het een jaar lang iedere dag moeten proeven? Hoe denken de leerlingen dat dit komt? Heeft ieder groepje dezelfde resultaten? Zo nee, hoe zou dat kunnen? Leg uit dat het bij een experiment toevallig zo kan zijn dat de proefpersonen dezelfde mening hebben. Misschien heeft een groepje net alle vanille-liefhebbers in de school gevonden, terwijl een ander groepje de yoghurt-fanaten heeft gevraagd. In dat geval zijn de resultaten van de twee groepjes natuurlijk erg verschillend. Vertel dat dit de reden is dat de resultaten van een onderzoek het meest betrouwbaar zijn als er zo veel mogelijk proefpersonen zijn gevraagd. Daarom is het ook goed om de resultaten van alle groepjes samen te voegen en dan te kijken wat eruit komt. Voeg nu klassikaal de resultaten van de groepjes samen. Wat komt er uit als lekkerste smaak? En welke smaak vinden de proefpersonen geschikt voor een medicijn dat je een jaar gebruikt?

Verbinding met het thema
De acceptatie van een medicijn is onder andere afhankelijk van de geur, smaak en hoeveelheid die je moet nemen. Smaak is vaak een probleem bij medicijnen. Smaak kan beïnvloed worden door de echte smaak, de geur en ook het uiterlijk van het medicijn. Om de smaak van een medicijn goed te kunnen onderzoeken, is het het beste om dat te doen zonder dat de personen die het medicijn innemen het zien, en ook zonder dat degene die het medicijn geeft weet welk medicijn het precies is. We noemen dat dubbelblind onderzoek. Als maar één van de twee partijen (de onderzoeker of de proefpersoon) niet weet welk medicijn het is, noemen we dat enkelblind. Als de smaak onprettig is voor kinderen, dan kan het zijn dat het middel steeds snel wordt uitgespuugd, waardoor er niet genoeg van het medicijn wordt opgenomen in het lichaam. De nieuwe pil van het hiv-medicijn dolutegravir, dat David Burger en Angela Colbers hebben onderzocht, heeft een aardbeiensmaak. Ze hebben in het onderzoek bij ieder ziekenhuisbezoek aan de ouders en de kinderen gevraagd of ze een probleem hadden met de smaak van het medicijn. Ze deden dat voor het nieuwe en ook voor het ‘oude’ medicijn. Er waren maar weinig kinderen die het nieuwe drankje vies vonden (minder dan 10%), en ze wenden er ook een beetje aan. Er waren iets meer kinderen die het ‘oude’ medicijn niet lekker vonden (14%). Er zat dus geen groot verschil tussen de twee medicijnen, maar het was voor de onderzoekers belangrijk om te weten dat de meeste kinderen (ook) het nieuwe medicijn niet vies vonden.

Leerlingen onderzoeken met een vragenlijst welke bijwerkingen het meest acceptabel zijn bij een hiv-medicijn dat levenslang (chronisch) gebruikt moet worden.

Subthema
Bijwerkingen

Doelen

  • Leerlingen leren dat je bij het nemen van een medicijn altijd de werking afweegt tegen de bijwerkingen.
  • Leerlingen ontdekken dat mensen verschillen in welke bijwerkingen ze vervelend of juist acceptabel vinden.
  • Leerlingen doen ervaring op met het afnemen van een vragenlijst, waarbij de leerlingen hun onderzoek meerdere keren moeten ‘verkopen’ en uitleggen.
  • Leerlingen oefenen met het berekenen van percentages.
  • Leerlingen oefenen met het trekken van een conclusie en het presenteren van hun resultaten.

Duur
60 minuten, daarnaast tijd om de vragenlijst af te nemen bij proefpersonen

Werkvorm
Individueel, in viertallen en klassikaal

Benodigdheden
Per leerling: Werkblad ‘Vragenlijst’

Voorbereiding
Print voor iedere leerling een vragenlijst.

Activiteit
Vertel dat ieder medicijn naast het gewenste effect ook ongewenste effecten kan hebben. Een hooikoortstabletje zorgt er bijvoorbeeld voor dat je ogen minder tranen als je in aanraking komt met pollen, maar je kunt er ook slaperig van worden. Zo’n ongewenst effect heet een bijwerking en kan soms behoorlijk vervelend zijn. Leg uit dat je bij het nemen van een medicijn daarom een afweging maakt tussen wat je wilt dat een medicijn doet en de bijwerkingen die je erbij krijgt.

Laat de leerlingen zich voorstellen dat ze voor de rest van hun leven een hiv-medicijn moeten gebruiken dat goed werkt, maar wel een onprettige bijwerking heeft. Welke bijwerking zouden ze dan het meest accepteren? Het krijgen van pukkeltjes of huiduitslag op je gezicht, wekelijks last hebben van diarree (ongeveer 3 keer per week) of wekelijks last hebben van misselijkheid (ongeveer 3 keer per week)? Waarom vinden ze die bijwerking minder erg dan de andere twee? Vraag de leerlingen of ze denken dat iemands voorkeur voor een bepaalde bijwerking kan afhangen van of iemand een jongen of meisje is. En zou het kunnen afhangen van iemands leeftijd? Vertel dat jullie dit met de klas gaan onderzoeken. Deel de vragenlijsten uit en geef iedere leerling de opdracht om op zoek te gaan naar ongeveer vijf personen in hun omgeving. Ze kunnen verschillende familieleden, buren, leraren en/of mensen op straat vragen, zolang ze ervoor zorgen dat ze uiteindelijk mensen van verschillende leeftijden en genders hebben. Leerlingen stellen de vragen aan de personen die willen meewerken en vullen zelf de vragenlijst in, zodat de proefpersonen niet beïnvloed worden door eerdere antwoorden.

Als alle leerlingen de kans hebben gehad om antwoorden van hun proefpersonen te verzamelen, leg je uit dat de leerlingen met de vragenlijst twee verschillende variabelen hebben onderzocht: gender (jongen/meisje) en leeftijd. Deze variabelen zouden allebei invloed kunnen hebben op iemands mening over bijwerkingen. De leerlingen hebben dus eigenlijk resultaten verzameld voor twee verschillende onderzoeksvragen:

  • Vinden jongens/mannen andere bijwerkingen acceptabel dan meisjes/vrouwen?
  • Is er een verband tussen hoe oud je bent en welke bijwerking je acceptabel vindt

Laat de leerlingen de resultaten voor iedere onderzoeksvraag apart verwerken en twee tussenconclusies trekken. Daarna trekken ze een overkoepelende conclusie. In de overkoepelende conclusie staat dan welke variabele meer invloed heeft op de voorkeur dan de andere. Verdeel de klas in viertallen. Eerst bedenken de leerlingen met hun groepje hoe ze de resultaten willen verwerken. Vervolgens voegt ieder viertal hun vragenlijsten samen en verwerken ze de resultaten. Als een groepje er niet uitkomt, kun je ze op weg helpen. Ze kunnen berekenen hoeveel (procent) van de vrouwen kiest voor acne/huiduitslag, hoeveel (procent) voor diarree en hoeveel (procent) voor misselijkheid. Hierna berekenen ze de percentages voor de mannen. Ook kunnen ze voor iedere leeftijdscategorie de hoeveelheden of percentages van de antwoorden berekenen. Als de leerlingen de percentages weergeven in een cirkel- of staafdiagram, kunnen ze duidelijk zien wat het verschil is tussen de genders en de leeftijdsgroepen.

Afronding
Bespreek klassikaal de resultaten van de verschillende groepjes. Zit er een verschil tussen de genders en de voorkeuren voor een bepaalde bijwerking? En zijn er verschillen te zien bij de leeftijden? Hoe zou dat kunnen komen? De leerlingen hebben ervaren dat iedereen andere bijwerkingen wel of niet accepteert. Leg uit dat hierdoor hetzelfde medicijn dus niet voor iedereen even geschikt is. Zelfs als een medicijn goed werkt tegen een ziekte, kan het toch zijn dat een patiënt een ander medicijn moet gebruiken vanwege de bijwerkingen.

Verbinding met het thema
Vragenlijstonderzoek komt veel voor in de wetenschap. Het is een goede methode om meningen van mensen in kaart te brengen en daar conclusies uit te trekken. David Burger en Angela Colbers hebben in hun onderzoek ook gebruikgemaakt van vragenlijsten om de bijwerkingen van dolutegravir en efavirenz bij kinderen in kaart te brengen. Het verschil in de ernst en aantal bijwerkingen bij kinderen was niet heel groot tussen de twee medicijnen. Bij dolutegravir werden er wel minder bijwerkingen gemeld, dat is eerder ook gezien bij volwassenen. In deze activiteit onderzoeken leerlingen, met een vragenlijstonderzoek, de bijwerkingen die bij hiv-medicatie voorkomen en waar ieder kind met hiv die chronisch deze tabletten slikt mee te maken zou kunnen krijgen.

Tips

  • Bij het bespreken van de onderzoeksvragen en het analyseren van de vragenlijsten, kun je eventueel gebruikmaken van de PowerPointpresentatie ‘Vragenlijsten analyseren’.
  • Als leerlingen al enige ervaring hebben met verwerken van resultaten, dan kunnen ze ook op zoek gaan naar verbanden tussen de variabelen. Ze kunnen bijvoorbeeld berekenen welk percentage van de mensen die het liefst de bijwerking diarree accepteert een vrouw is. Of hoeveel procent van de mensen die acne/huiduitslag als voorkeur heeft onder de achttien jaar is. Onderzoekers kijken ook naar dit soort verbanden bij het beoordelen van de bijwerkingen van een nieuw medicijn. Ze beantwoorden de vraag: hoe erg is het dat een bepaalde bijwerking voorkomt? Met deze informatie kunnen ze patiënten beter informeren over het gebruik van (nieuwe) medicijnen.
  • Door de resultaten van de verschillende groepjes te printen en op te hangen, ontstaat de mogelijkheid om het te hebben over replicatie (herhaling van het onderzoek). Leg uit dat verschillende onderzoekers vaak hetzelfde experiment doen om uit te vinden of de resultaten elke keer hetzelfde zijn en dus of de conclusie van het onderzoek klopt. Zijn de conclusies van de verschillende groepjes vergelijkbaar?
  • Lees meer over variabelen en het doen van eerlijk onderzoek in de Leidraad onderzoekend leren. Bij Stap 3 ‘Onderzoek opzetten’ vind je de ‘Oefening eerlijk onderzoek’ waarin leerlingen leren ontdekken hoe je een eerlijk onderzoek kunt opzetten.

Hieronder vertellen Heidi Verweij en Bas Meijsen, leraren van Kindcentrum TOON in Nijmegen, over hun ervaringen in de klas.

“Toen wij hoorden dat wij met het thema hiv-medicatie aan de slag zouden gaan op school, vonden we het in eerste instantie lastig voor te stellen hoe we het onderzoek goed naar de klas konden vertalen. Door de kinderlezing van David Burger en Angela Colbers, tijdens de uitreiking van Radboud Science Awards, kregen wij een beter beeld van het onderwerp en zagen we dat het juist interessant is voor leerlingen om hiermee aan de slag te gaan. Dat werd bevestigd toen wij in de voorbereidingen met de onderzoekers de activiteiten vormgaven en zagen hoe enthousiast zij waren. Die samenwerking was echt heel sterk.”

“Met onderzoeker Annabelle Dufourcq samenwerken is heel verhelderend en verrijkend. Fantaserende dieren is een onderwerp dat ook in de belevingswereld van kinderen voorkomt, maar niet op dít niveau. De uitdaging in dit project ligt daarom in de abstractie van het onderwerp. Het vergt een andere manier van kijken naar dieren en hen niet als instrumenten te zien, terwijl we als volwassenen geneigd zijn dat wel te doen. Een doel van het onderzoek van Annabelle Dufourcq is het veranderen van dat denkbeeld in de maatschappij, wat een ambitieus doel is. Wat ik zelf het leukst vond aan dit project ontwikkelen, is dat het nodig is je hoofd ‘aan’ te zetten en je echt te verplaatsen in de leerlingen. Het was een interessante uitdaging te bedenken hoe de leerlingen ook de ontdekkingsdrift krijgen om weer iets nieuws te leren aan de hand van het thema.”

De leerlingen van Kindcentrum TOON krijgen een rondleiding door het laboratorium van de Radboudumc apotheek. (Foto: Heidi Verweij) 

“De leerlingen waren het meest enthousiast bij de activiteit op de kinderboerderij, waar zij mochten rondlopen en onderzoeken. De context was daardoor meteen anders dan in een klaslokaal. Eenmaal buiten de instructieruimte, vlogen ze erop uit en gingen zij druk aan de slag met clipboards om hun observaties te noteren en zich af te vragen of zij het wel goed hadden geregistreerd. Hun enthousiasme kwam op gang, omdat zij in deze activiteit zelf de regie hebben in het bepalen van welke dieren zij gingen bekijken, hoelang zij de observaties uitvoerden en op welke manier dit gebeurde. Daarbij werden ze ook uitgedaagd te reflecteren over het innerlijke leven van de dieren die zij zagen.”

“Bij de IMC Weekendschool werken we ook met competenties. In dit project kwam de competentie bewustzijn van jezelf en anderen aan bod, waarin ‘de ander’ deze keer het dier was. Ook moesten zij samenwerken en goed luisteren tijdens activiteit 2 ‘In de huid van dieren’, waarin zij goed op elkaar moesten letten. Tot slot leerden de leerlingen vragen stellen. In dit geval was het mooi dat Annabelle Dufourcq zelf aanwezig was om deze te beantwoorden. Uiteraard kregen ook wij als lerarenteam de nodige vragen en het was voor ons belangrijk goed te blijven aansluiten op de inhoud.”

“Alles wat buiten school en buiten het reguliere lesprogramma gebeurt, is inspirerend. We zijn veel bezig met vernieuwen, waaronder het opzetten van onderzoekend leren met de plusgroep. Dit project past daardoor erg goed in onze werkwijze. De activiteiten zijn wisselend van karakter en het verdient wel aandacht om geschikte ruimtes te vinden voor elke soort activiteit. Zo vonden de leerlingen activiteit 1 ‘Het virus onder controle’ erg leuk en daar heb je veel ruimte voor nodig. Voor de onderzoekende activiteiten heb je weer een ruimte nodig waar de leerlingen met elkaar in gesprek kunnen gaan, tijdens het overleggen kunnen ze namelijk erg enthousiast zijn. Bij Kindcentrum TOON werken wij met open leerpleinen en dan is dat al gauw storend voor de andere klassen. Daarnaast loont het de tijd te nemen voor het verzamelen van de materialen voor activiteit 2 ‘De juiste dosis’.”

“Het was leuk te zien hoe enthousiast de leerlingen waren tijdens de activiteiten. Ook was het mooi om mee te maken dat de leerlingen erg geïnspireerd raakten door de omgeving van de Radboud Universiteit tijdens het bijwonen van de Radboud Science Awards en het laboratoriumbezoek aan de apotheek van het Radboudumc. Veel leerlingen hebben geen mensen in hun omgeving die in het ziekenhuis of op de universiteit werken. Eén van onze doelen is leerlingen te inspireren hun ambities na te jagen als zij daar in de toekomst willen werken; sommige leerlingen hebben namelijk wel de capaciteit, maar niet de juiste rolmodellen en zo’n bezoekmoment motiveert hen daar naartoe te groeien.”

“In dit project leren leerlingen projectmatig te werken op een onderzoekende manier. De voorberei – ding als leraar is even een investering, maar het geeft wel een mooi resultaat; je ziet bij de leerlingen meer enthousiasme, omdat de leerstof op een andere manier gegeven wordt. Andere competenties die de leerlingen gebruiken in dit project zijn onder andere taalgebruik en woordenschat. De onderzoekers konden de, soms best lastige, begrippen goed uitleggen en het geheel op een begrijpelijk niveau brengen. Dat was voor ons een interessante en positieve verrassing. Juist omdat de begrippen zo goed uitgelegd waren, vragen leerlingen ook door en niet alleen over het onderwerp hiv-medicatie, maar ook over verwante thema’s als seksualiteit en geloof. Dat maakt dat je als leraar boven de stof moet staan om het goed uit te kunnen leggen. Het vergt dat je je goed moet inlezen in het onderwerp en van tevoren al moet nadenken in de breedte.”

Ga je aan de slag met een thema dan is het goed om de leidraad onderzoekend leren eerst te lezen. Aan de hand van de zeven stappen van onderzoekend leren laten we je zien hoe je een project in de klas kunt vormgeven. Daarnaast vind je in de leidraad ook hulpmiddelen die je helpen om de activiteiten uit te voeren in de klas.

Het project ‘Medicijn voor kinderen’ is in het schooljaar 2022-2023 ontwikkeld door een team van onderzoekers van de Radboudumc, basisschoolleraren en het WKRU.

Onderzoekers Radboudumc
David Burger, Angela Colbers, Lisanne Bevers, Anne Kamphuis en Rafaella L’homme.

Scholen
Kindcentrum TOON in Nijmegen: Bas Meijsen en Heidi Verweij.

Vanuit het Wetenschapsknooppunt hebben meegewerkt
Hanne Kause, Jan van Baren-Nawrocka & Sanne Dekker.

Ontdek ons nieuwste lesmateriaal

Verhalen uit de slavenregisters

Met behulp van dit lespakket gaan leerlingen uit groep 7 en 8 zelf op speurtocht…

Meer lezen

Herinneringen aan de honger

Tijdens deze twee lessen kruipen leerlingen van groep 7 en 8 in de huid van…

Meer lezen

Taalboekje
’Spelen met taal’

Ontdek hoe leuk taal kan zijn! Kinderen kunnen met dit taalboekje zelfstandig aan de slag…

Meer lezen

Nieuwsbrief

Samen met leraren en wetenschappers hebben we sinds 2009 een schat aan kennis verzameld die we graag met je delen. Je vindt ons lesmateriaal en alle verdiepende informatie over onderzoekend leren op deze website. Wil je weten wanneer er nieuw lesmateriaal beschikbaar komt? Of wanneer er activiteiten plaatsvinden waar je aan kunt deelnemen? Schrijf je dan in voor onze nieuwsbrief!

Veelgestelde vragen

Hebben jullie ook kindercolleges over wetenschap?

Ja, bekijk hier al onze kindercolleges (~10 min) van topwetenschappers van de Radboud Universiteit. Je kunt uit een heleboel onderwerpen kiezen, variërend van kunstgeschiedenis tot het Higgsdeeltje. Ook kun je samen met je leerlingen videoportretten van wetenschappers bekijken. Daarin worden prijswinnende onderzoekers geïnterviewd door basisschoolleerlingen, waardoor zij hen persoonlijk leren kennen. Deze video’s zijn perfect om het stereotype beeld van wetenschappers te doorbreken en de afstand tot wetenschappers te verkleinen.

Hoe kan ik de kritische en onderzoekende houding van mijn leerlingen stimuleren?

Wil je leerlingen uitdagen om hun onderzoeksvaardigheden te ontwikkelen? Bekijk dan hier al onze informatie en hulpmiddelen voor leraren. In onze uitgebreide leidraad ontdek je welke stappen leerlingen doorlopen bij het opzetten van een eigen onderzoek. Ook laten we zien hoe je dit als leraar praktisch kunt begeleiden. We raden aan om altijd klein te beginnen en de nieuwsgierigheid van leerlingen centraal te stellen. Wil je je inhoudelijk verder verdiepen in onderzoekend leren? Duik dan vooral in onze rijke database van publicaties en hulpmiddelen! Deze helpen je om zowel inhoudelijk als praktisch goed voorbereid te zijn.

 

Is het lesmateriaal alleen online beschikbaar?

Al ons lesmateriaal is gratis online beschikbaar. Je kunt dit downloaden en zelf printen. Bekijk hier welke materialen ook fysiek te bestellen zijn, zolang de voorraad strekt.

Voor wie zijn de lesmaterialen?

De lesmaterialen zijn geschikt voor alle leerlingen in groep 6, 7 en 8 van het basisonderwijs. Ze kunnen ook ingezet worden bij plusklassen. In sommige thema’s zit wat meer uitdaging. Soms vermelden wij op het lesmateriaal dat het meer voor groep 6/7 of juist groep 7/8 geschikt is. Kijk het materiaal eerst goed door, dan kun je vaak zelf goed inschatten of het aansluit bij het niveau van je klas.

Hoe breng ik wetenschap de klas in?

Al onze lesmaterialen voor het basisonderwijs zijn op deze website te vinden. Bij elk thema is duidelijk uitgelegd hoe je het thema praktisch de klas in kunt brengen. Soms zijn het projecten die uit een aantal lessen bestaan. Deze projecten kun je heel goed gebruiken om leerlingen eigen onderzoek te laten doen. Voorbeelden van eigen onderzoek door leerlingen zijn in dat geval te vinden in het lesmateriaal. Heb je minder tijd beschikbaar? Kijk dan eens naar de lespakketten ‘Herinneringen aan de honger’, ‘Verhalen uit de slavenregisters’, of het boekje ‘Spelen met taal’. Deze lessen zijn in slechts een paar uur uit te voeren. Bovendien kosten ze jou als leraar heel weinig voorbereidingstijd.

 

Waarom is al jullie lesmateriaal gratis?

Het lesmateriaal van het Wetenschapsknooppunt is ontwikkeld met geld vanuit de Radboud Universiteit, het Radboudumc en diverse subsidieverstrekkers zoals NWO. Zij vinden het belangrijk om de nieuwsgierigheid en onderzoekende houding van kinderen al op jonge leeftijd te stimuleren. Door het lesmateriaal gratis aan te bieden, kan iedereen er gebruik van maken en wordt wetenschap iets van iedereen.