Lezing voor leraren
Doelen
De leerlingen maken kennis met het onderwerp ‘Netwerken in het brein’ en met de verschillende hersengebieden.
Werkvorm
Een plenaire bijeenkomst voor alle klassen van de bovenbouw; enkele leerlingen worden naar voren gehaald. Afsluiting individueel in de eigen klas.
Voorbereiding en benodigdheden
- Een print van de hersengebieden op groot formaat;
- Een groot formaat mikado-spel;
- Een willekeurige getallenreeks (kan ter plekke worden bedacht);
- Mensa (IQ) puzzels vergroot geprint op verschillende niveaus (afhankelijk van de deelnemende klassen);
- Iets om te proeven.
Duur
Activiteit 20 minuten, afsluiting 30 minuten
Inleiding/ oriëntatie
Om te beginnen noemt de leraar een willekeurige getallenreeks. De leerlingen wordt gevraagd deze te onthouden. Hierna volgt het toneelstukje. Aan de hand van de prints van de hersengebieden
worden de verschillende gebieden en hun functies benoemd.
Activiteit
Per hersengebied wordt een activiteit gedaan, waarbij het hersengebied en de hersenfunctie worden benoemd. Bij sommige activiteiten worden enkele leerlingen gevraagd om te assisteren (aangegeven met*). Door middel van de activiteiten maken de leerlingen kennis met de verschillende hersengebieden. De bijbehorende activiteiten staan genoemd in onderstaande tabel:
Activiteit | Hersenfunctie | Hersengebied |
---|---|---|
Onthouden van een getallenreeks (is bij de start door de leraar genoemd, aan het eind wordt deze teruggevraagd). | Geheugen | Hippocampus |
Geblinddoekt iets proeven: voor sommigen is dit eng of spannend, anderen voelen juist opwinding. | Emotie/voelen | Amygdala |
Mikado: je moet heel precies bewegen om een stokje te pakken te krijgen. | Bewegen/motoriek | Cerebellum |
Breinpuzzel oplossen: dit gaat niet vanzelf, je voelt je hersenen als het ware kraken. | Denken | Cortex |
Doorgeven van een moeilijk woord: ook in de hersenstam wordt informatie doorgegeven tussen de verschillende delen (cellen). Ook daar kan het fout gaan. | Aansturen van verschillende activiteiten tussen hersendelen | Hersenstam |
Afronding
Ter afronding wordt in de klas de mindmap geïntroduceerd. Aan de hand van een voorbeeld wordt uitgelegd hoe de leerlingen zelf een mindmap kunnen maken. Tijdens deze les maken de kinderen daar een begin mee. In de loop van het project wordt de mindmap steeds verder aangevuld.
Online bijlagen
Bronnen
Suggesties voor gratis mindmap-software zijn te vinden bij
Tips
Bij deze activiteiten komt wel het een en ander kijken. Bereid ze dus ruim van tevoren goed voor en zorg dat ook alle betrokken collega’s enige kennis hebben van de hersengebieden. De mindmaps kunnen op papier gemaakt worden of op de computer. Zie Bronnen voor suggesties voor gratis software.
Doelen
De leerlingen worden geprikkeld en nieuwsgierig gemaakt naar het nieuwe project.
Werkvorm
Schoolviering, centraal met de hele school. Afronding klassikaal per klas.
Voorbereiding en benodigdheden
Ter voorbereiding gaat het team een toneelstuk schrijven en instuderen over hoe je een onderzoeksvraag moet bedenken. De leerlingen ervaren zo op speelse wijze dat ons leven vol zit met vragen en dat je veel van die vragen ook echt kunt onderzoeken. Om de voorbereidingstijd enigszins te beperken wordt het toneelstuk grotendeels geïmproviseerd uitgevoerd. De voorbeelden die worden gegeven sluiten aan bij het thema.
Duur
Voorbereiding 60 minuten, uitvoering 30 minuten
Activiteit
Op het toneel worden situaties in de klas nagespeeld. De (nagespeelde) leerlingen komen al vragen stellend het klaslokaal binnen. De leraar, die later binnenkomt, bespreekt dan met de leerlingen welke vragen je kunt onderzoeken en hoe. Zo is de vraag ‘Kun je plaatjes goed onthouden?’ geen goede onderzoeksvraag, maar als je hem verandert in ‘Kunnen leerlingen beter plaatjes of woorden onthouden?’, ontstaat er wel een onderzoekbare vraag.
Afronding
In de klas wordt nagepraat over de viering en de onderzoeksvragen. Kunnen de leerlingen al een goede onderzoeksvraag bedenken?
Tips
Verdieping van het thema (zie paragraaf 4.1) en van de onderzoeksvragen (zie ook Bronnen) door de leraren die ook het toneelstuk voorbereiden is aan te raden. Gebruik bij het toneelstuk je eigen fantasie en kijk naar wat aansluit bij de belevingswereld van de leerlingen.
Doelen
De leerlingen leren de verschillende onderdelen van het brein kennen en kunnen de functies van die onderdelen benoemen.
Werkvorm
Klassikale les met behulp van het digibord.
Voorbereiding en benodigdheden
Voor deze activiteit is het belangrijk de eigen kennis over de hersenen op peil te brengen. Dit kan met behulp van paragraaf 4.1 en met de informatie die bij Bronnen wordt genoemd. Op basis hiervan wordt de les inhoudelijk voorbereid. Hoofdstuk 1 van de lesmodule ‘Kijk in je brein’ kan hierbij als leidraad worden gebruikt, evenals het filmpje ‘Hoe werken je hersenen?’ van Schooltv.
Duur
Voorbereiding 45 mintuten, uitvoering 60 minuten
Activiteit
Na de inhoudelijke les en het bekijken van het filmpje van Schooltv is het goed om nog eens stil te staan bij de hersendelen die in het filmpje de revue passeerden. Die kunnen namelijk de subthema’s vormen voor het eigen onderzoek van de leerlingen, verderop in het project. Laat hierbij plaatjes van de verschillende hersendelen zien op het digibord.
Cortex: dit gedeelte van de hersenen richt zich op het denken. De cortex bestaat uit vier kwabben, die er samen voor zorgen dat de informatie die binnenkomt wordt ontvangen, geanalyseerd en geïnterpreteerd.
Cerebellum: dit zijn de kleine hersenen; ze regelen de coördinatie van het bewegen.
Amygdala: dit deel van de hersenen legt verbanden tussen de informatie die via verschillende zintuigen binnenkomt en koppelt deze aan emoties.
Hersenstam: deze bestuurt de regeling van de vitale levensfuncties, zoals temperatuur, hartslag, ademhaling en bloeddruk.
Hippocampus: dit hersendeel is vooral betrokken bij het opslaan van nieuwe herinneringen.
Afronding
Ter afronding kan het filmpje ‘Zoek het uit’ van Klokhuis bekeken worden.
Online bijlagen
Bronnen
Deze activiteit betreft het bekijken van een aantal filmpjes. Het is teveel om ze allemaal in één keer te laten zien. Verspreid deze activiteit daarom over de duur van het hele project.
Doelen
- Verbreden en verdiepen van kennis over de hersenen;
- Het onderwerp ‘hersenen’ warm houden;
- Vragen oproepen voor de vragenmuur.
Werkvorm
Klassikaal.
Voorbereiding en benodigdheden
Bekijk de webpagina van Klokhuis over de hersenen en kies en bekijk een aantal beschikbare filmpjes. Filmpjes 1, 2 en 9 zijn in ieder geval geschikt.
Duur
Circa 30 minuten per filmpje: 15 minuten voor het bekijken van het filmpje en 15 minuten voor vragen en gesprek.
Activiteit
Bekijk met de hele klas de filmpjes op het digibord. Zet het filmpje stil als er vragen zijn en ga met de leerlingen in gesprek. Ook wanneer je iets zelf belangrijk vindt, zet je het filmpje stil en ga je er door middel van vragen over in gesprek.
Bronnen
Het Klokhuis over Hersenen
Tip
Laat bij het eerste filmpje een app zien (helaas alleen voor iPad/iPhone) waarmee je in de hersenen kunt kijken. Dit is een erg leuke activiteit om ergens in het project in te passen.
Doelen
De leerlingen verdiepen hun kennis over het brein, met name over de verschillende onderdelen van het brein en hun werking, doordat ze de verschillende onderdelen gaan ervaren.
Werkvorm
Carrousel in subgroepjes van vijf tot zeven leerlingen. Er kunnen maximaal tien groepjes meedoen, er is geen minimum.
Voorbereiding en benodigdheden
Deze activiteit vergt veel voorbereiding, begin daar dus op tijd mee. Neem de beschrijving van de workshop goed door (zie Online bijlagen) en kijk of de workshop zoals beschreven ook op jouw school uitvoerbaar is. Pas de worskhop waar nodig aan, rekening houdend met de specifieke omstandigheden en het niveau van de leerlingen. Verzamel tijdig de benodigde materialen. Het kan handig zijn extra hulp van enkele ouders of stagiaires in te roepen, afhankelijk van het aantal beschikbare leraren. Zij kunnen de groepjes begeleiden en bij de verschillende onderdelen staan.
Duur
Voorbereiding minimaal 60 minuten (afhankelijk van de beschikbare materialen), activiteit minimaal
120 minuten.
Inleiding/oriëntatie
De leerlingen krijgen instructie over de te volgen route en over het verband van de activiteit met het thema ‘hersenen’. (Voor de route zie de workshopomschrijving bij Online bijlagen).
Activiteit
De leerlingen maken in groepjes een (speur)tocht langs de verschillende hersengebieden. Elk gebied bevindt zich in een aparte ruimte; daar wordt een activiteit uitgevoerd die samenhangt met de functie van dat hersengebied. Gaandeweg kunnen legoblokjes worden verdiend door vragen goed te beantwoorden. Elk goed antwoord levert legoblokjes op, elk fout antwoord duploblokjes. Aan het eind bouwen de leerlingen hiermee de hersenen na.
Afronding
De workshop wordt per klas nabesproken; de kinderen presenteren hun zelfgebouwde hersenen aan elkaar.
Online bijlagen
Workshopomschrijving ‘Mastermind’
Tips
Laat maximaal tien groepjes meedoen. Als je er méér klassen bij betrekt, worden de groepjes te groot.
Deze opdracht is bedacht door Dirk Schubert, onderzoeker van het Radboudumc.
Doelen
- De leerlingen ervaren hoe de verbindingen in het brein werken en wat daarin mis kan gaan.
Werkvorm
Groepjes van tenminste twaalf. Het kan ook klassikaal: dan zijn steeds tien leerlingen actief bezig, terwijl de anderen toekijken.
Voorbereiding en benodigdheden
- Een blinddoek;
- Vier blokjes, liefst identiek, van een handzaam formaat (makkelijk met één hand snel op te pakken);
- Zet twee tafels aan weerzijden van een ruimte waar vier leerlingen ruim tussen passen (zie afbeelding ). Leg drie blokjes klaar op tafel A en één op tafel B.
Duur
45 minuten (30 minuten indien het Klokhuisfilmpje al is bekeken)
Inleiding/oriëntatie
Bekijk met de leerlingen het eerste Klokhuisfilmpje over de hersenen. Als dit al is gebeurd, vraag de leerlingen dan wat ze nog weten over de verbindingen in de hersenen. Hoe zat het ook alweer met de verbindingen tussen bijvoorbeeld onze handen en onze hersenen?
Activiteit
Negen leerlingen gaan in drie rijtjes van drie tussen de tafels staan (zie afbeelding). De tiende leerling staat alleen (de hand) en wordt geblinddoekt. De twee overige leerlingen staan ten opzichte van het groepjes achter de tafels. De leerlingen houden elkaars handen of pols vast in de richting van de pijlen. De drie leerlingen van de ‘cortex’ houden alledrie de arm van de geblinddoekte leerling vast, waarbij ze hun handen niet te dicht bij elkaar plaatsen.
De leerling achter tafel A plaatst nu een blokje op plek 1, 2 of 3 en zorgt ervoor dat de leerling achter tafel B dit duidelijk kan zien. Die leerling plaatst het andere blokje op dezelfde plaats op zijn of haar eigen tafel, tafel B. Door nu zachtjes in elkaars hand of arm te knijpen gaat er een signaal van de ogen, via het middenbrein en cortex, naar de hand. Als dit goed gaat, laat dan enkele verbindingen door elkaar lopen door leerlingen de instructie te geven om de hand van een ander kind te pakken, of door de leerling achter tafel A drie blokjes neer te laten leggen.
Afronding
Leg samen met de leerlingen het verband tussen de activiteit en de verbindingen in de hersenen. Is nu duidelijk geworden hoe die verbinding werkt en waarom het mis kan gaan? Gebruik hierbij de schematische afbeelding van het spel (zie Online bijlagen).
Online bijlagen
Schematische weergave van het spel
Tips
De activiteit kan iets moeilijker worden gemaakt door de leerlingen zelf te laten uitzoeken hoe ze het signaal van de ogen naar de hand krijgen.
Deze activiteit omvat drie op elkaar aansluitende lessen, waarin de werking van het brein opnieuw actief wordt ervaren.
Doelen
De leerlingen leren dat er vijf hersengebieden zijn en dat elk hersengebied een eigen functie heeft.
Werkvorm
Actieve werkvorm (drama) in verschillende samenstellingen.
De activiteit zelf (per les)
De nadruk ligt op de functies van de hersengebieden. Deze worden uitvergroot in een spel.
Les 1. Cerebellum (bewegen) en hersenstam (controle essentiële lichaamsfuncties)
Voorbereiding en benodigdheden
- Afbeeldingen van de hersengebieden (zie Online bijlagen, workshop Mastermind).
- Afbeeldingen waarop meerdere mensen staan, bijvoorbeeld mensen die haast hebben, mensen die iets tillen of hardlopers die klaar staan voor de start. Zie Online bijlagen voor voorbeelden. Je kunt ook zelf foto’s zoeken.
Duur
45-60 minuten
Inleiding
Vertel de leerlingen dat de volgende drie dramalessen gaan over ons brein. Aan de hand van de afbeeldingen worden de vijf hersengebieden en hun functies nog eens in herinnering gebracht. Bij deze activiteit richten we ons op drie hersenfuncties:
- Cerebellum (bewegen) en hersenstam (controle essentiële lichaamsfuncties);
- Cortex (denken) en hippocampus (geheugen);
- Amygdala (emoties).
Deze les start met het cerebellum en de hersenstam. Een van de essentiële functies van de hersenstam is het voelen van beweging en zwaartekracht.
Warming-up
De leerlingen lopen rond door de ruimte zonder elkaar aan te raken of te praten. Je noemt iets waar de leerlingen een bepaalde beweging bij kunnen maken, bijvoorbeeld een sport, activiteit of stemming. De leerlingen beelden dit uit. Denk bijvoorbeeld aan schaatsen, moe zijn, stoer doen, angstig zijn, zwemmen, haast hebben, iets heel zwaars dragen, ziek zijn, iets kwijt zijn, iets vergeten zijn, dansen.
De leerlingen zijn verdeeld over de ruimte. Op een bepaald moment blijven ze stilstaan en bewegen niet meer. Je noemt nu dezelfde dingen op als hiervoor. De leerlingen beelden die dingen uit alsof zij een standbeeld zijn. Telkens wanneer je een nieuwe beweging of houding noemt, tel je af van vijf naar nul. In die tijd kunnen de leerlingen hun houding bepalen en neerzetten.
Instructie
Je legt de leerlingen uit dat ze straks in groepjes van vier of vijf gaan werken. Zij krijgen een foto waar meerdere mensen op staan. Deze mensen beelden iets uit. De leerlingen proberen nu samen een standbeeld te vormen waarbij ze zo goed mogelijk uitbeelden wat er op de foto staat.
Activiteit
De leerlingen zijn verdeeld in groepjes en hebben een foto gekregen. Zij voeren de opdracht die gegeven is in ongeveer 10 minuten uit.
Afsluiting
De groepjes laten het ‘standbeeld ‘ zien dat ze samen bij de foto hebben gemaakt. De andere groepjes proberen te raden wat ze uitbeelden. Vraag ter evaluatie wat de leerlingen van de les vonden.
Les 2. Cortex (denken) en hippocampus (geheugen)
Duur
45-60 minuten
Inleiding
Je vertelt de leerlingen dat deze les gaat over denken en het geheugen. Ze leren daarover door middel van drama. Vertel ook dat de cortex staat voor denken en de hippocampus voor het geheugen.
Warming-up
De leerlingen zitten in een kring. Kies twee leerlingen uit en vraag hen even op de gang te wachten. Voordat ze gaan, kijken zij eerst goed rond in de kring. Terwijl zij op de gang wachten, veranderen de andere leerlingen enkele dingen: ze wisselen van plaats, iemand trekt zijn vest of zijn schoenen uit, iemand doet zijn haren in een staart of juist los, enzovoort. De leerlingen die op de gang stonden, moeten nu gaan raden wat er veranderd is (maximaal drie pogingen per leerling).
Instructie
Vraag de leerlingen of zij Memory kennen. Dat spel gaan ze nu spelen, maar daarbij zijn zij zelf de kaarten! Vraag wederom twee leerlingen om even naar de gang te gaan. Zij gaan straks het spel tegen elkaar spelen. De andere leerlingen maken tweetallen. Samen spreken zij een houding of een gebaar af dat zij precies hetzelfde kunnen uitbeelden. Daarna gaat elk van de twee op een andere plaats in de klas staan. Nu mogen de leerlingen die op de gang stonden om de beurt de naam van een leerling opnoemen. De leerling die wordt genoemd maakt de houding of het gebaar dat hij of zij had afgesproken. Als er twee ‘kaarten’ (leerlingen) zijn ‘omgedraaid’, zijn er twee opties:
- er is een match, de speler krijgt een punt;
- er is geen match, de andere speler is aan de beurt.
Wanneer de groep groot is. kun je ervoor kiezen de klas in tweeën te splitsen.
Activiteit
De leerlingen spelen het ‘Levend Memory-spel’, zoals hierboven beschreven.
Afsluiting
Vraag de leerlingen ter evaluatie wat ze van de les vonden.
Is er nog tijd over? Speel dan een versie van ‘Ik ga op reis en neem mee…’. Daarbij noemen de leerlingen geen voorwerp, maar ze maken een bepaalde beweging of nemen een bepaalde (stilstaande) houding aan om een voorwerp uit te beelden. De anderen moeten goed opletten, want ze moeten de beweging of houding van hun voorganger(s) goed onthouden, omdat ze die in de volgende ronde goed na moeten doen! Ook hierbij kun je de groep in tweeën splitsen.
Les 3. Amygdala (emoties)
Voorbereiding en benodigdheden
Kaartjes met daarop een locatie en kaartjes met daarop een emotie (zie Online bijlagen)
Stoelen voor ‘de emotiebus’
Duur
60 minuten
Inleiding
Vertel de leerlingen dat ze deze les gaan werken met emoties door middel van drama. Leg uit dat de amygdala staat voor emoties.
Warming-up
Vraag de leerlingen op te noemen welke emoties zij kennen. Daarna gaan ze in een grote kring staan en neemt elk kind een emotie in gedachte. Wie durft, mag naar voren stappen en een emotie uitbeelden. De andere leerlingen doen dit na.
Instructie
Vertel de leerlingen dat zij in groepjes van vier een toneelstukje gaan maken en opvoeren. Ieder groepje krijgt drie kaartjes. Op kaartje 1 staat een plaats, op kaartje 2 en 3 staat een emotie. Met de kaartjes maken de kinderen nu een klein toneelstukje, dat circa 30-60 seconden duurt. Daarbij moeten ze de locatie en de twee emoties verwerken die op hun kaartjes staan.
Activiteit
De leerlingen voeren de opdracht uit die ze kregen bij de instructie. Ze laten hun toneelstukjes aan elkaar zien. Kunnen de andere kinderen raden welke plaats en welke emoties er op hun kaartjes stonden? De leerlingen noemen eventueel tips en tops.
Afsluiting
Vertel de kinderen dat ze de volgende situatie gaan uitbeelden: drie leerlingen en één buschauffeur zitten in een bus. Elke keer dat er iemand instapt, laat die persoon daarbij een bepaalde emotie zien. De andere passagiers en de buschauffeur nemen deze emotie over. Wanneer alle plaatsen in de bus bezet zijn, stapt degene die het langste in de bus zit er steeds uit voordat er een nieuw iemand instapt. Wie zelf niet weet welke emotie hij of zij kan uitbeelden, kan de emotiekaartjes uit de kern van de les erbij gebruiken.
Online bijlagen
Fotoblad dramales 1
Locatie- en emotiekaartjes
Bronnen
Nooij, Holger de, (2012). Kijk op spel: drama voor de pabo, Noordhoff Uitgevers B.V.
Tips
- Zorg dat er voldoende tijd is om deze activiteit uit te voeren.
- Heb je een grote klas, splits die bij enkele opdrachten dan in tweeën. Een van de leerlingen kan als spelleider optreden.
Doelen
De leerlingen krijgen een basisinzicht in erfelijkheid door eigenschappen binnen hun familie te vergelijken.
Werkvorm
Individueel
Voorbereiding en benodigdheden
Bestudeer eerst zelf goed hoe een genetische stamboom in elkaar zit. Door zelf een stamboom te
maken, weet je het beste waar de leerlingen tegenaan kunnen lopen.
- Een A3-vel per leerling. A4 kan ook, maar A3 werkt prettiger.
- Betekenis van de symbolen op het digibord projecteren of als print uitdelen
Duur
30 minuten
Inleiding/oriëntatie
Leg de leerlingen uit wat overerving is of bekijk samen een filmpje over overerving, bijvoorbeeld het filmpje over oogkleur van het Erfocentrum (zie Bronnen).
Geef uitleg over de symbolen van de stamboom. Je kunt de symbolen zonder tekst gebruiken (zie Online bijlagen) en de leerlingen naar de betekenis ervan laten raden.
Activiteit
De leerlingen kiezen een eigenschap die ze zelf ook hebben. Dat mag een uiterlijk kenmerk zijn, maar ook bijvoorbeeld een gedragseigenschap, zoals ‘ik ben altijd vrolijk’ of ‘ik lees graag’, enzovoort. Het hoeft niet per se een erfelijke eigenschap te zijn. Het gaat er juist om dat de kinderen gaan inzien dat sommige eigenschappen erfelijk zijn en andere niet. Vervolgens maken de leerlingen een stamboom van hun familie, waarbij ze de ‘vakjes’ inkleuren van de familieleden die de genoemde eigenschap hebben.
Afronding
Bespreek samen de stambomen van de leerlingen. Wat valt op? Welke eigenschappen zijn duidelijk erfelijk en welke minder?
Online bijlagen
De symbolen van een erfelijke stamboom (beschikbaar met en zonder tekst).
Bronnen
Filmpje ‘Erfocentrum over overerving van de oogkleur’
Tips
Je kunt hier een klein onderzoekje aan verbinden. Geef de leerlingen wat meer tijd en laat ze thuis door middel van observatie of door vragen nagaan welke familieleden de gekozen eigenschap hebben. Zo kunnen ze hun stamboom uitbreiden.
Doelen
- De leerlingen maken op een actieve manier kennis met genetica;
- De leerlingen leren elkaar instructies te geven en te helpen.
Werkvorm
Zelfstandige werkvorm. De leraar geeft instructie aan een klein groepje; in de eigen werktijd en pauzes kunnen deze leerlingen deze instructie aan de anderen doorgeven.
Voorbereiding en benodigdheden
Probeer de activiteit eerst zelf uit, zodat je zeker weet dat je de goede instructies geeft. Zet de volgende benodigdheden op een tafel. Zorg dat die tafel op een plek staat waar de leerlingen bij kunnen en die de leraar goed in het oog kan houden:
- Water;
- Zout;
- Afwasmiddel;
- 70% alcohol (te verkrijgen bij de drogist);
- (Maat)beker;
- Doorzichtig glas of bekertje;
- Theelepel en eetlepel;
- Roerstaafje.
Duur
Eerste instructie: 10 minuten, daarna per groepje nog 10 minuten.
Inleiding/oriëntatie
Kies een aantal leerlingen uit die het leuk vinden om de instructies aan anderen door te geven. Geef hen het werkblad ’Isoleer je eigen DNA’ en laat ze zelf de instructies volgen. Als dit goed gaat, kunnen zij de instructies doorgeven aan andere leerlingen. Maak zonodig een rooster, zodat ieder kind de gelegenheid krijgt om deze activiteit te doen. Je kunt ze natuurlijk ook zelf verantwoordelijk maken.
Activiteit
Onder begeleiding van de instructeurs isoleren de leerlingen hun DNA door zorgvuldig en stap voor stap de instructies op te volgen (die instructies staan ook op het werkblad):
- Doe zoveel zout bij het water in de (maat)beker totdat het niet meer oplost.
- Neem hieruit drie eetlepels zout water en doe die in het bekertje.
- Spoel je mond met het zoute water (niet doorslikken!).
- Spuug het water terug in het bekertje.
- Doop de achterkant van de theelepel in het afwasmiddel.
- Roer eventjes rustig door het zoute water.
- Schep voorzichtig met een theelepel een laagje van 2 cm alcohol in het bekertje. De alcohol zal op het zoute water blijven liggen.
- Roer voorzichtig met het roerstaafje door de alcohol.
- Er ontstaat nu een soort web van witte sliertjes: dat is nu je DNA!
Afronding
Het is niet noodzakelijk deze activiteit af te ronden. Als je iets gezamenlijks wilt doen, kun je samen bespreken wat er nu precies gebeurt (dit staat ook op het werkblad):
- De wangslijmcellen in je mond laten makkelijk los door het zoute water;
- Het afwasmiddel zorgt ervoor dat de cellen kapot gaan;
- Door de alcohol plakt het DNA aan elkaar.
Online bijlagen
Werkblad ’Isoleer je eigen DNA’.
Tip
De leerlingen die de instructie geven, kunnen van deze activiteit ook een demonstratie geven aan jongere klassen.
Bekijk hieronder de verschillende uitgewerkte onderzoeksplannen voor het thema Netwerken in het brein. Deze kun je als voorbeeld gebruiken voor in de klas of als inspiratie.
Uitwerking van alle onderzoeksvragen
Ga je aan de slag met een thema dan is het goed om de leidraad onderzoekend leren eerst te lezen. Aan de hand van de zeven stappen van onderzoekend leren laten we je zien hoe je een project in de klas kunt vormgeven. Daarnaast vind je in de leidraad ook hulpmiddelen die je helpen om de activiteiten uit te voeren in de klas.
Let op: In het boek staan mogelijk meer links dan op de website. De reden hiervoor is dat sommige links inmiddels niet meer bestaan en daarom van de website zijn verwijderd.
Ontwikkeld door
Dit project in het schooljaar 2013-2014 ontwikkeld door een team van onderzoekers van het Radboudumc, basisschoolleraren, pabo studenten en het WKRU. Het projectteam bestond uit de volgende mensen:
Onderzoekers Radboudumc
Hans van Bokhoven en Arjan de Brouwer.
Scholen
Montessorischool De Binnenstad, Arnhem: Gertjan Goeree.
De Roncallischool, Velp: Remco Ulrich en Esther van Dalen; met bijdragen van Bianca Laagland
HAN Pabo studenten
Mathijs Zwanenburg en Jill Gagliardi
Vanuit het Wetenschapsknooppunt hebben meegewerkt
Jan van Baren-Nawrocka & Marieke Peeters.
Nieuwsbrief
Samen met leraren en wetenschappers hebben we sinds 2009 een schat aan kennis verzameld die we graag met je delen. Je vindt ons lesmateriaal en alle verdiepende informatie over onderzoekend leren op deze website. Wil je weten wanneer er nieuw lesmateriaal beschikbaar komt? Of wanneer er activiteiten plaatsvinden waar je aan kunt deelnemen? Schrijf je dan in voor onze nieuwsbrief!
Veelgestelde vragen
Het lesmateriaal van het Wetenschapsknooppunt is ontwikkeld met geld vanuit de Radboud Universiteit, het Radboudumc en diverse subsidieverstrekkers zoals NWO. Zij vinden het belangrijk om de nieuwsgierigheid en onderzoekende houding van kinderen al op jonge leeftijd te stimuleren. Door het lesmateriaal gratis aan te bieden, kan iedereen er gebruik van maken en wordt wetenschap iets van iedereen.