Videoportret van de onderzoeker
Lezing voor kinderen
Doel
De leerlingen nieuwsgierig maken en prikkelen over de Nederlandse identiteit.
Werkvorm
Klassikaal spel
Benodigdheden
- Grote kist (er moet een persoon inpassen) met allerlei voorwerpen, waarvan sommige een duidelijke relatie hebben met de Nederlandse identiteit
- Nederlandse klederdracht, of iets dat daar sterk op lijkt, inclusief klompen
Duur
10 tot 15 minuten
Activiteit
De leraar haalt de voorwerpen één voor één uit de kist met de vragen: is dit voorwerp typisch Nederlands of niet? En waarom wel of niet? Er vindt steeds een kort gesprek met de hele groep plaats over de vraag waarom het voorwerp al dan niet typisch Nederlands is. Op een gegeven moment wordt ook een persoon uit de kist gehaald, in (min of meer) Nederlandse klederdracht en natuurlijk met klompen aan. Dit hoeft niet perse aan het eind, dan moet deze persoon er wat lang inzitten.
Afronding
Klassikale nabespreking: wat vinden de leerlingen nu eigenlijk typisch Nederlands? Vinden ze allemaal hetzelfde of zijn de meningen verschillend?
Tips
- Discussiepunten en vragen hoeven niet meteen beantwoord te worden. Ze kunnen ook op de vragenmuur worden geplakt, zodat er nog over kan worden nagedacht of onderzoek naar kan worden gedaan;
- Naast dit spel kan een aantal oud-Nederlandse spelletjes worden gedaan om in de sfeer te komen. Is te achterhalen waarom dit nou juist Nederlandse spelletjes zijn? Denk bijvoorbeeld aan koekhappen en spijkerpoepen. Houd rekening met eventuele extra materialen die beschikbaar moeten zijn.
Doelen
- De leerlingen maken kennis met het thema Nederlandse identiteit en het onderzoek hiernaar.
- De leerlingen oefenen het maken van aantekeningen terwijl ze luisteren (aandacht spreiden).
Werkvorm
Klassikaal
Benodigdheden
Lezing Typisch Nederlands door Lotte Jensen
Voorbereiding
Digibord klaarzetten met de lezing.
Duur
De opname van de lezing duurt ongeveer 45 minuten. De laatste 10 minuten is er een discussie met de leerlingen van de school waar de lezing plaatsvindt; dit kan desgewenst worden overgeslagen. Als de film zo nu en dan wordt stilgezet om vragen te beantwoorden, is er meer tijd nodig.
Activiteit
De lezing door Lotte Jensen wordt bekeken op het digibord. De leerlingen bekijken de opname en maken ondertussen aantekeningen in de vorm van een mindmap. De opname wordt regelmatig stilgezet zodat de leraar vragen kan beantwoorden en verdiepende vragen kan stellen.
Afronding
De leerlingen praten met elkaar, stellen vragen en beantwoorden elkaars vragen. Ze gebruiken hierbij hun mindmap. Deze kunnen ze na afloop van het gesprek nog verder aanvullen met nieuwe inzichten.
Tips
- De lezing kan ook worden gebruikt in de verdiepingsfase, als de leerlingen het eigen onderzoek hebben gedaan.
- Bekijk vooraf de lezing een keer zelf. Zo heb je gelegenheid om op het leerdoel gerichte, verdiepende vragen voor te bereiden.
Doelen
- De leerlingen leren teksten analyseren vergelijken.
- De leerlingen ontdekken dat volksliederen en het gevoel voor Nederlandse identiteit dat ze uitdrukken door de jaren heen sterk van elkaar verschillen.
- De leerlingen verwerven enige kennis over en krijgen waardering voor aspecten van cultureel erfgoed.
Werkvorm
Individueel, in groepjes van ongeveer vier/tafelgroepjes en klassikaal
Benodigdheden
- Hand-out met fragmenten uit het Wilhelmus (16e eeuw), Wien Neerlandsch bloed door d’aderen vloeit (1817) en het Koningslied (2013)
- Muziek het Wilhelmus, Wien Neerlandsch bloed* en het Koningslied
- Apparatuur om de muziek af te spelen
- Schrijfgerei
*In de video is de gezongen tekst ‘Met onbeklemde borst’ verkeerd ondertiteld.
Duur
60 minuten
Inleiding
De leerlingen krijgen een werkblad met daarop drie (volks)liederen. Het betreft twee Nederlandse volksliederen en het Koningslied uit 2013. Ze gaan naar alle drie de liederen luisteren, waarbij ze mogen meelezen en de delen die ze (enigszins) kennen meezingen. Daarna wordt kort klassikaal besproken wat ze hebben gehoord: waar gaan de liederen over?
Activiteit
De leerlingen luisteren nog een keer, maar nu strepen ze individueel aan welke woorden ze echt typisch Nederlands vinden. Dit doen ze voor elk volkslied. Dit wordt weer klassikaal besproken. Daarbij wordt ook besproken waarom ze die woorden typisch Nederlands vinden. Vervolgens gaan ze in hun tafelgroepje aan de slag met het invullen van een groot woordweb. Ze bedenken woorden de typisch Nederlands zijn en in een volkslied moeten komen. Daarna schrijven ze in hun groepje een stukje van een eigen volkslied. Dit mag op een bestaande melodie van een ander, zelfgekozen, lied.
Afronding
De leerlingen presenteren met hun groepje het lied dat ze zelf hebben gemaakt door een stukje voor te lezen of te zingen.
Tip
Als het lastig blijkt om individueel de typisch Nederlandse eigenschappen uit de volksliederen te halen, kan dit ook klassikaal worden gedaan.
Doelen
- De leerlingen leren gebruik te maken van eenvoudige historische bronnen en ze leren aanduidingen van tijd en tijdsindeling te hanteren.
- De leerlingen leren over belangrijke historische personen en gebeurtenissen uit de Nederlandse geschiedenis en kunnen die voorbeeldmatig verbinden met de wereldgeschiedenis.
- De leerlingen leren gebeurtenissen uit het verleden te verbinden en vergelijken met gebeurtenissen uit het heden.
- De leerlingen leren dat helden belangrijk waren om het gevoel van Nederlandse identiteit te behouden tijdens crisis en oorlog, maar ook om het gevoel te vergroten tijdens belangrijke gebeurtenissen.
Werkvorm
Twee- of drietallen
Benodigdheden
- Factsheets helden vroeger: Anne Frank, Antoni van Leeuwenhoek, Desiderius Erasmus, Johan Cruijff, Pim Fortuyn, Rembrandt van Rijn, Vincent van Gogh, Willem Drees, Willem van Oranje
- Lege factsheets voor het ontwerpen helden van nu
- Eventueel tablets of laptops met de factsheets
Duur
60 minuten
Inleiding
De leraar begint met een klassikale bespreking over helden. Enkele vragen kunnen zijn: Wat is een held? Wie is een held? Wat doet een held? Hoe word je een held? Kun je voorbeelden van een held noemen? Hierna kijkt de leraar samen met de leerlingen naar helden uit de geschiedenis. Kunnen zij al enkele helden noemen? Waarom zijn dat helden?
Activiteit
Laat de leerlingen in groepjes de factsheets bekijken en laat ze bespreken wat er op staat. Bespreek vervolgens alle kaarten klassikaal. Kunnen de leerlingen aangeven waarom dit een held is? Hierbij kan de leraar extra uitleg geven als de leerlingen de ‘heldendaad’ niet kunnen noemen.
Leg duidelijk uit dat het gaat om helden die ergens symbool voor staan. Ze vertegenwoordigen iets Nederlands. Vertel dat helden zorgen voor het Nederlandse gevoel: tijdens oorlog en crisis, maar ook bijvoorbeeld tijdens belangrijke evenementen of gebeurtenissen, zoals een voetbalwedstrijd of de Olympische Spelen.
Wanneer de factsheets zijn besproken, gaan de leerlingen in twee- of drietallen aan de slag met het maken van een eigen factsheet. Zij bedenken een belangrijke Nederlandse held van nu. Deze persoon moet dus belangrijk zijn voor het Nederlandse gevoel. Wie is typisch Nederlands? De leerlingen vullen een volledige factsheet in. Daarna proberen ze hun held te koppelen aan een held van vroeger.
Lukt dat?
Afronding
Ter afronding worden de factsheets van de leerlingen besproken. Ze presenteren hun held en vertellen wat deze persoon doet en waarom deze typisch Nederlands is. Daarna proberen ze de koppeling met een held van vroeger te maken. De leraar kan dit begeleiden en sturen.
Doelen
- De leerlingen kennen de stamboom van het Koningshuis. Zij weten wie er op de troon zat, wie de partner van de vorst was en welke nationaliteit deze had.
- De leerlingen kunnen verwoorden in hoeverre afkomst (nationaliteit) uitmaakt voor het gevoel van Nederlander zijn (identiteit).
Werkvorm
Klassikaal en in groepjes van vier
Benodigdheden
- Speelbord stamboom
- Kaartjes stamboomspel: koningen en koninginnen, namen, vlaggen en citaten
- Volledige stamboom
- Placemat
- Computer(s) of tablet(s) (optioneel)
Duur
60 minuten
Inleiding
De leraar legt klassikaal uit wat een stamboom is aan de hand van een voorbeeld, en vertelt de leerlingen dat ze aan de slag gaan met de stamboom van het koningshuis.
Activiteit
Op een tafel ligt een grote poster met daarop afgebeeld de echtelieden van de koningen/koninginnen. Alle deelnemers aan deze activiteit krijgen (een) kaartje(s). Op de kaartjes staat een portret van een koning/koningin, de naam van een koning of koningin en een vlag of citaat afgebeeld. Maak met z’n allen de stamboom kloppend door de kaartjes op de juiste plek op de poster te leggen: de koningen/koninginnen bij hun echtgenoot/echtgenote, de citaten en namen bij de koning/koningin en de vlaggen bij de juiste personen. Gebruik eventueel computer(s) of tablet(s) om informatie op te zoeken.
Afronding
Ter afronding wordt met een placemat een aantal vragen besproken. De leerlingen vullen in groepjes van vier de placemats in: iedere leerling schrijft het antwoord op een vraag voor zichzelf op in zijn/haar vak van de placemat. Na enkele minuten bespreekt het groepje samen de antwoorden. Wat gemeenschappelijk is, schrijven ze in het middelste vak op. Bespreek per vraag klassikaal na.
Mogelijke vragen:
- Hoe Nederlands is Amalia eigenlijk als bij al haar voorouders steeds één van de twee oorspronkelijk niet Nederlands was? Leg uit waarom je dat vindt.
- Wat maakt je Nederlander, je ouders of waar je geboren bent? Of is het nog iets anders? Leg uit waarom je dat vindt.
- Kun je tegelijk Nederlander zijn en nog een andere nationaliteit hebben? Leg uit waarom je dat vindt.
- Vind jij het belangrijk dat er een koning en een koningin zijn? Leg uit waarom je dat vindt.
Doelen
- De leerlingen leren hoe een inburgeringsexamen eruit ziet en wat voor soort vragen hierin worden gesteld.
- De leerlingen kunnen kritisch kijken naar een inburgeringsexamen en kunnen verwoorden of ze vinden dat iemand die Nederlander wil worden dit moet weten.
- De leerlingen kunnen reflecteren op de vraag welke informatie en kennis een (nieuwe) Nederlander nodig heeft om aan te kunnen sluiten bij de Nederlandse samenleving.
- De leerlingen ontdekken dat niet iedereen dezelfde informatie en kennis belangrijk vindt om Nederlander te worden.
Werkvorm
Individueel, in groepjes van vier en klassikaal
Benodigdheden
Inburgeringsexamen
Duur
60 minuten
Inleiding
De kennis van de leerlingen wordt opgehaald: weten ze wat een inburgeringsexamen is? Wie moet dat maken en waarom? Wat vinden ze ervan dat het inburgeringsexamen bestaat?
Activiteit
De leerlingen maken eerst individueel een inburgeringsexamen van tien vragen. Deze vragen worden besproken en de goede antwoorden worden doorgenomen. De leerlingen bekijken nu het examen in groepjes van vier. Ze geven met een kruis en een vinkje aan welke vraag ze een goede vraag voor het inburgeringsexamen vinden en welke niet. Ze bespreken ook waarom ze dat vinden. Als alle groepjes klaar zijn, volgt er een klassikale terugblik op de vragen en wordt bekeken welke vragen moeten blijven en welke weg moeten. Dan gaan de leerlingen in de groepjes aan de slag met het maken van een nieuw examen. Zij maken per groepje vier vragen waarvan zij vinden dat die echt in het examen moeten staan. Het moeten dus vragen zijn waarvan de leerlingen vinden dat (nieuwe) Nederlanders het antwoord erop moeten weten.
Afronding
Als alle groepjes klaar zijn, kunnen ze de vragen (en antwoorden) aan elkaar presenteren. Bij een aantal vragen wordt stilgestaan: zijn we het er allemaal over eens dat iedere Nederlander dit zou moeten weten? Waarom wel en waarom niet? In deze discussie gaat het erom duidelijk te maken dat het niet vanzelfsprekend is dat iedereen hetzelfde denkt over wat je als Nederlander zou moeten weten.
Tips
- Uit de vragen die de leerlingen bedacht hebben, kan een nieuw examen worden samengesteld dat bijvoorbeeld aan een andere klas of aan andere leraren wordt voorgelegd. Welke vragen zijn goed gemaakt en welke minder? En wat betekent dat?
- Je kunt ook zelf een examen samenstellen voor de inleiding of het gegeven examen uitbreiden. Bijvoorbeeld met vragen van onderstaande bronnen.
- Je kunt leerlingen ook een online versie van het inburgeringsexamen laten maken. Zoals dit online inburgeringsexamen.
- Meer informatie over inburgeren: www.inburgeren.nl en ind.nl.
Doelen
- De leerlingen denken verder na over typisch Nederlandse dingen.
- De leerlingen kunnen met een voorwerp, een locatie en de naam van een bekende Nederlander een toneelstukje maken.
- De leerlingen kunnen zich inleven in een bepaalde rol/type persoon.
Werkvorm
Klassikaal en in groepjes van vier/tafelgroepjes
Duur
45 minuten
Inleiding
Voor in de klas maak je een podium vrij. Om op te warmen gaan leerlingen toeristen in Nederland uitbeelden. Ze mogen hun vinger opsteken als ze iets willen uitbeelden en zichzelf durven laten zien. Probeer een veilige sfeer te scheppen en probeer ook de leerlingen die dit spannend vinden erbij te betrekken. Laat ze bijvoorbeeld met iemand samen uitbeelden. Bij elke opdracht mogen om de beurt een aantal leerlingen dit op verschillende manieren uitbeelden/laten zien:
- Je bent een Japanner in Amsterdam.
- Je bent een Duitser in Madurodam.
- Je bent een Fransman op de kaasmarkt.
- Je bent een Amerikaan die tussen de bloembollen staat.
Activiteit
De klas wordt in zes groepjes verdeeld. Elk groepje krijgt een typisch Nederlands voorwerp, een locatie en de naam van een bekende Nederlander. Hiermee moeten ze een kort toneelstukje bedenken (5 minuten voorbereiden) waarin de drie elementen duidelijk naar voren komen. Tijdens het bedenken moeten ze goed samenwerken en de rollen verdelen.
Afronding
De toneelstukjes worden voor de hele klas opgevoerd. Tijdens het opvoeren kijkt de rest van de groep of ze het voorwerp, de locatie en de bekende Nederlander in het toneelstukje kunnen herkennen.
Doelen
- De leerlingen kennen vier verschillende tekstsoorten.
- De leerlingen kunnen aangeven wat er allemaal belangrijk is bij de lay-out van een tekst.
Werkvorm
Klassikaal en in tweetallen
Voorbereiding en benodigdheden
- Werkblad Begrijpend lezen per twee leerlingen
- Zorgen dat de computers beschikbaar zijn
Duur
40 minuten
Inleiding
De leraar maakt een koppeling tussen het project “Typisch Nederlands” en het onderwerp van begrijpend lezen zoals dat op het werkblad staat. Wat zijn typisch Nederlandse dingen? Daarna worden de drie opdrachten van het werkblad kort besproken.
Activiteit
De leerlingen maken de drie opdrachten van het werkblad in tweetallen.
Afronding
De opdrachten worden met de leerlingen besproken. De groepjes mogen hun krantenbericht voorlezen. De verschillende krantenberichten worden daarna opgehangen in de groep, zodat andere leerlingen de lay-out goed kunnen zien.
Doelen
- De leerlingen leren zich op een niet-talige/lichamelijke manier uitdrukken;
- De leerlingen werken aan hun gevoel voor ritme;
- De leerlingen leren waarnemingen (geluid) met beweging na te bootsen.
Werkvorm
Klassikaal en in groepjes van vier/tafelgroepjes
Voorbereiding en benodigdheden
- Bekijk het filmpje ‘Perpetuum Jazzile’
- Maak ruimte voor een kringactiviteit
Duur
30 tot 45 minuten
Inleiding
Als iets typisch Nederlands is, dan is het wel praten over het weer. Begin met een inleidend gesprek over het weer. Praten de leerlingen zelf vaak over het weer? En in welke situaties doen ze dat? Is praten over het weer eigenlijk wel zo typisch Nederlands? Geef aan dat de leerlingen een storm gaan nabootsen met behulp van hun lichaam.
Activiteit
De leerlingen staan in een kring. De leraar zit er bij en doet een beweging/geluid voor en in een wave gaat dit geluid met de klok mee: via de leerlingen de kring rond. De leerlingen blijven het geluid maken, tot de leraar een nieuw geluid begint, waarna weer een wave ontstaat. Dit zijn de bewegingen: eerst in de handen wrijven, dan in de vingers knippen en daarna op de knieën slaan. Spring nu af en toe met de hele groep tegelijk. Dan weer op de knieën slaan, erna in de vingers knippen en later in de handen wrijven. Tenslotte een boog met de handen maken alsof de zon schijnt. Dit geheel van bewegingen vormt de storm.
Oefen dit een paar keer met de leerlingen. Splits ze daarna op in groepjes en laat ze hun eigen storm maken. De storm mag niet langer dan 2 minuten duren en er moet een duidelijk begin en eind aan zitten. De meest veelbelovende stormen kunnen eventueel weer met de hele klas worden gedaan.
Afronding
Vinden de leerlingen dat het geluid klonk als een onweersbui of woeste storm? Wanneer de mogelijkheid er is, neem het geluid dan op en laat het de leerlingen horen.
Bekijk hieronder de verschillende uitgewerkte onderzoeksplannen voor het thema Typisch Nederlands. Deze kun je als voorbeeld gebruiken voor in de klas of als inspiratie.
Uitwerking van alle onderzoeksvragen
- Wie kunnen beter het eerste couplet van het volkslied zingen: kinderen die op voetbal zitten of kinderen die niet op voetbal zitten?
- Spreken kinderen op onze school hetzelfde dialect als hun ouders?
- Waarom dragen boeren en boerinnen in Nederland klompen?
- Proeven kinderen het verschil tussen normale fabriekskaas en ambachtelijke kaas?
- Kunnen volwassenen beter vragen over Michiel de Ruyter beantwoorden dan kinderen?
Ga je aan de slag met een thema dan is het goed om de leidraad onderzoekend leren eerst te lezen. Aan de hand van de zeven stappen van onderzoekend leren laten we je zien hoe je een project in de klas kunt vormgeven. Daarnaast vind je in de leidraad ook hulpmiddelen die je helpen om de activiteiten uit te voeren in de klas.
Video’s en informatie over Typisch Nederlands
- Video Fast Facts over ‘De ideale Nederlander’
- Het Klokhuis over de geschiedenis van de republiek
- Het Klokhuis over het koningshuis
- Het Klokhuis over de Nederlandse geschiedenis
- Lotte Jensen over haar onderzoek bij Radio 1 Vandaag
- Filmpje van Schooltv over de vraag ‘hoe onstaat de verbinding met culturele identiteit?’
- Filmpje van SchoolTV over ‘Wat is typisch Nederlands?’ – Column van Rob Wijnberg over de Nederlandse identiteit
- Filmpje van SchoolTV: Andere regio, andere identieit – Wat voor verschillen herkennen jongeren?
Lotte Jensen bij de Universiteit van Nederland:
Ontwikkeld door
Het project ‘Typisch Nederlands’ is ontwikkeld door een team waarin onderzoekers van de Radboud Universiteit samenwerkten met scholen en het WKRU. Het projectteam Typisch Nederlands bestond uit de volgende personen:
Onderzoekers Radboud Universiteit
Lotte Jensen en Nina Geerdink.
Scholen
Basisschool de Peppels, Boxmeer: Katinka van Kempen en Marleen Nieuwhart.
Basisschool Roncalli, Velp: Remco Ulrich, Jorma van Braambeek Boulogne, Esther van Dalen en Dean Siebenheller.
Vanuit het Wetenschapsknooppunt hebben meegewerkt
Jan van Baren-Nawrocka, Sanne Dekker & Marieke Peeters.
Ontdek ons nieuwste lesmateriaal
Verhalen uit de slavenregisters
Met behulp van dit lespakket gaan leerlingen uit groep 7 en 8 zelf op speurtocht…
Meer lezenHerinneringen aan de honger
Tijdens deze twee lessen kruipen leerlingen van groep 7 en 8 in de huid van…
Meer lezenTaalboekje ’Spelen met taal’
Ontdek hoe leuk taal kan zijn! Kinderen kunnen met dit taalboekje zelfstandig aan de slag…
Meer lezenNieuwsbrief
Samen met leraren en wetenschappers hebben we sinds 2009 een schat aan kennis verzameld die we graag met je delen. Je vindt ons lesmateriaal en alle verdiepende informatie over onderzoekend leren op deze website. Wil je weten wanneer er nieuw lesmateriaal beschikbaar komt? Of wanneer er activiteiten plaatsvinden waar je aan kunt deelnemen? Schrijf je dan in voor onze nieuwsbrief!
Veelgestelde vragen
Ja, bekijk hier al onze kindercolleges (~10 min) van topwetenschappers van de Radboud Universiteit. Je kunt uit een heleboel onderwerpen kiezen, variërend van kunstgeschiedenis tot het Higgsdeeltje. Ook kun je samen met je leerlingen videoportretten van wetenschappers bekijken. Daarin worden prijswinnende onderzoekers geïnterviewd door basisschoolleerlingen, waardoor zij hen persoonlijk leren kennen. Deze video’s zijn perfect om het stereotype beeld van wetenschappers te doorbreken en de afstand tot wetenschappers te verkleinen.
Wil je leerlingen uitdagen om hun onderzoeksvaardigheden te ontwikkelen? Bekijk dan hier al onze informatie en hulpmiddelen voor leraren. In onze uitgebreide leidraad ontdek je welke stappen leerlingen doorlopen bij het opzetten van een eigen onderzoek. Ook laten we zien hoe je dit als leraar praktisch kunt begeleiden. We raden aan om altijd klein te beginnen en de nieuwsgierigheid van leerlingen centraal te stellen. Wil je je inhoudelijk verder verdiepen in onderzoekend leren? Duik dan vooral in onze rijke database van publicaties en hulpmiddelen! Deze helpen je om zowel inhoudelijk als praktisch goed voorbereid te zijn.
Al ons lesmateriaal is gratis online beschikbaar. Je kunt dit downloaden en zelf printen. Bekijk hier welke materialen ook fysiek te bestellen zijn, zolang de voorraad strekt.
De lesmaterialen zijn geschikt voor alle leerlingen in groep 6, 7 en 8 van het basisonderwijs. Ze kunnen ook ingezet worden bij plusklassen. In sommige thema’s zit wat meer uitdaging. Soms vermelden wij op het lesmateriaal dat het meer voor groep 6/7 of juist groep 7/8 geschikt is. Kijk het materiaal eerst goed door, dan kun je vaak zelf goed inschatten of het aansluit bij het niveau van je klas.
Al onze lesmaterialen voor het basisonderwijs zijn op deze website te vinden. Bij elk thema is duidelijk uitgelegd hoe je het thema praktisch de klas in kunt brengen. Soms zijn het projecten die uit een aantal lessen bestaan. Deze projecten kun je heel goed gebruiken om leerlingen eigen onderzoek te laten doen. Voorbeelden van eigen onderzoek door leerlingen zijn in dat geval te vinden in het lesmateriaal. Heb je minder tijd beschikbaar? Kijk dan eens naar de lespakketten ‘Herinneringen aan de honger’, ‘Verhalen uit de slavenregisters’, of het boekje ‘Spelen met taal’. Deze lessen zijn in slechts een paar uur uit te voeren. Bovendien kosten ze jou als leraar heel weinig voorbereidingstijd.
Het lesmateriaal van het Wetenschapsknooppunt is ontwikkeld met geld vanuit de Radboud Universiteit, het Radboudumc en diverse subsidieverstrekkers zoals NWO. Zij vinden het belangrijk om de nieuwsgierigheid en onderzoekende houding van kinderen al op jonge leeftijd te stimuleren. Door het lesmateriaal gratis aan te bieden, kan iedereen er gebruik van maken en wordt wetenschap iets van iedereen.