Deze activiteit is een variant op de zogenaamde ‘kaarsenproef’. Omdat bij die proef vuur een rol speelt, vinden we het hoedenexperiment geschikter voor jonge kinderen en voor het werken in een circuit. Voor degenen die toch het kaarsenexperiment willen doen, is een beschrijving ervan opgenomen in de documentatie van de workshop ‘Kennis, ervaring en creativiteit’, tijdens de Winterschool 2014 van het WKRU (zie Bronnen).
Subthema’s/verbinding met het projectthema
Denk- en wereldbeelden: verschil oud - jong
Doelen
- De leerlingen worden zich ervan bewust dat sterk gewortelde ideeën (en daarmee ook denkbeelden) een rol kunnen spelen bij de manier waarop een bepaald probleem wordt opgelost.
- De leerlingen worden zich ervan bewust dat het hebben van bepaalde ideeën, afhankelijk kan zijn van leeftijd.
Werkvorm
Eerst wordt het experiment individueel uitgevoerd, daarna volgt een korte nabespreking in het groepje: zou er een verschil zijn tussen kinderen en volwassenen bij het oplossen van het probleem?
De activiteit zelf
Bij dit experiment gaat iedere leerling individueel de oplossing zoeken voor een probleem: hoe maak je van een aantal losse materialen een hoed? De ene helft van de leerlingen krijgt deze materialen in een papieren tas aangereikt, bij de andere helft ligt de papieren tas leeg bij de materialen. Er zal tussen deze groepen een verschil ontstaan tussen hoe snel ze inzien dat de papieren tas het enige voorwerp is waarvan ze een hoed kunnen maken. De leerlingen die de materialen in de tas krijgen aangereikt zullen gemiddeld meer tijd nodig hebben om te begrijpen dat de tas óók een van de materialen is die ze ervoor kunnen gebruiken.
Deze activiteit laat zien dat ideeën die eenmaal sterk in je hoofd zitten (de functie van de tas als drager van de materialen) een belemmering kunnen zijn om in een andere richting te gaan denken. Tijdgenoten van David van Goorle hadden ook moeite om hun ideeën aan te passen, omdat hun ideeën al eeuwenoud waren. Maar er zijn ook uitzonderingen: David zelf bijvoorbeeld. Misschien
heeft dat met zijn leeftijd te maken?
Voorbereiding en benodigdheden
Materialen: voldoende afgezonderde werkplekken, afhankelijk van het aantal leerlingen per groepje (de leerlingen mogen elkaar niet zien); per leerling een papieren tas; diverse kleine materialen, zoals kleine stukjes stof, elastiekjes, post-its, paperclips, enzovoort; deze materialen moeten te klein zijn om er een hoed van te kunnen maken; 5 opdrachtenkaartjes waarop staat: ‘Maak van de spullen die voor je liggen zo snel mogelijk een hoed’; een stopwatch. Richt de werkplekken zo in dat de leerlingen elkaar niet kunnen zien. Geef de helft van de leerlingen de kleine materialen in de papieren tas; geef de andere helft de kleine materialen en leg de papieren tas ernaast. Leg bij elke deelnemer een opdrachtenkaartje neer.
Duur
10 minuten per groepje
Activiteit
De leraar vertelt de leerlingen dat ze een experiment gaan uitvoeren en dat ze daarbij niet mogen praten of bij elkaar kijken. De opdracht staat op het kaartje op hun eigen werkplek. De leraar wijst de werkplekken toe en start de tijd. De leerlingen gaan aan de slag met het experiment. Als ze de opdracht voltooid hebben, steken ze hun hand op. De leerkracht noteert de tijd (en de conditie: spullen in of buiten de tas). Wanneer alle leerlingen klaar zijn, mogen ze bij elkaar kijken naar het resultaat.
Afronding
De leraar bespreekt met de leerlingen de verschillende condities. Daarna bekijken ze de resultaten. Welke groep was eerder klaar: de groep met de materialen in de tas of de groep met de materialen en de tas ernaast?
Uit onderzoek is gebleken dat het moeilijker is om de tas te zien als een voorwerp dat je kunt gebruiken voor het maken van de hoed wanneer de spullen in de tas zitten. De tas wordt dan vooral als omhulsel gezien dat de andere spullen bij elkaar houdt. De mensen die de materialen dus in de tas krijgen aangereikt, zullen waarschijnlijk meer tijd nodig hebben voor de opdracht. Bij volwassenen is dat ook gebleken.
Andersom geldt dat de mensen die de tas en de andere materialen los aangeboden krijgen, veel eerder zien dat ze ook de tas kunnen gebruiken om een hoed van te maken. Zij zijn sneller klaar, ook dat is gebleken bij onderzoek onder volwassenen.
Bespreek ter afronding de resultaten van de kinderen. Zouden die afwijken van de resultaten van volwassenen? Denken wij verschillend?
Bronnen
Materialen kaarsenexperiment. WKRU Winterschool 2014, Workshop 3: Kennis, ervaring en creativiteit.
Tips
In de activiteit wordt steeds de link naar volwassenen gelegd. Om een echte vergelijking te kunnen maken kan de klas gezamenlijk een plan maken om hetzelfde experiment bij volwassenen te doen, bijvoorbeeld leraren en/of ouders. Dit is meteen een vingeroefening in onderzoekend leren.
Zet alles ruim op tijd klaar en zorg ervoor dat de leerlingen de materialen weer terugleggen zoals ze
lagen. De afrondingsfase is bij dit experiment heel belangrijk; die roept de meeste vragen op en is daarom ook goed bruikbaar als verkenningsactiviteit.